ECLI:NL:RBSGR:2007:BB7382
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Benoeming tijdelijke voogd en ondertoezichtstelling van een minderjarige
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 18 september 2007 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en de benoeming van een tijdelijke voogd voor een minderjarige, geboren in 1993. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om ondertoezichtstelling van de minderjarige, die feitelijk bij zijn stiefvader verblijft. De rechtbank heeft kennisgenomen van eerdere beschikkingen en rapporten, waaruit blijkt dat de ontwikkeling van de minderjarige wordt bedreigd door zorgen over zijn sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling, evenals zijn fysieke gezondheid. De minderjarige gaat regelmatig niet naar school en voelt zich sociaal geïsoleerd. De rechtbank heeft de minderjarige op 11 september 2007 in raadkamer gehoord en heeft op basis van de bevindingen van de Raad besloten om de stiefvader tot voogd te benoemen en de minderjarige onder toezicht te stellen van de Stichting Bureau Jeugdzorg.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag van de moeder is geschorst op grond van artikel 1:253 van het Burgerlijk Wetboek. De stiefvader is benoemd tot voogd voor de periode dat het ouderlijk gezag geschorst is, en de minderjarige is onder toezicht gesteld van Bureau Jeugdzorg voor een jaar. De rechtbank heeft overwogen dat er een gezagsvacuüm is ontstaan, aangezien de moeder onvindbaar is en de vader onbekend is. De stiefvader heeft aangegeven dat hij het goed vindt om hulp te krijgen bij de opvoeding, maar hij wenst zelf de zorg voor de minderjarige te blijven dragen.
De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek, waarbij is vastgesteld dat de huidige opvoedingssituatie niet onhoudbaar is, maar dat er wel reden tot zorg is. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er kan binnen twee maanden na de uitspraak hoger beroep worden ingesteld.