ECLI:NL:RBSGR:2007:BB7382

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
293784- 07-1945
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming tijdelijke voogd en ondertoezichtstelling van een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 18 september 2007 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en de benoeming van een tijdelijke voogd voor een minderjarige, geboren in 1993. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om ondertoezichtstelling van de minderjarige, die feitelijk bij zijn stiefvader verblijft. De rechtbank heeft kennisgenomen van eerdere beschikkingen en rapporten, waaruit blijkt dat de ontwikkeling van de minderjarige wordt bedreigd door zorgen over zijn sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling, evenals zijn fysieke gezondheid. De minderjarige gaat regelmatig niet naar school en voelt zich sociaal geïsoleerd. De rechtbank heeft de minderjarige op 11 september 2007 in raadkamer gehoord en heeft op basis van de bevindingen van de Raad besloten om de stiefvader tot voogd te benoemen en de minderjarige onder toezicht te stellen van de Stichting Bureau Jeugdzorg.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag van de moeder is geschorst op grond van artikel 1:253 van het Burgerlijk Wetboek. De stiefvader is benoemd tot voogd voor de periode dat het ouderlijk gezag geschorst is, en de minderjarige is onder toezicht gesteld van Bureau Jeugdzorg voor een jaar. De rechtbank heeft overwogen dat er een gezagsvacuüm is ontstaan, aangezien de moeder onvindbaar is en de vader onbekend is. De stiefvader heeft aangegeven dat hij het goed vindt om hulp te krijgen bij de opvoeding, maar hij wenst zelf de zorg voor de minderjarige te blijven dragen.

De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek, waarbij is vastgesteld dat de huidige opvoedingssituatie niet onhoudbaar is, maar dat er wel reden tot zorg is. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er kan binnen twee maanden na de uitspraak hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Familie- en Jeugdrecht
Meervoudige kamer
ONDERTOEZICHTSTELLING EN BENOEMING (TIJDELIJKE) VOOGD
zaaknummer: 293784
rekestnummer: 07-1945
datum uitspraak: 18 september 2007
BESCHIKKING op de verzoekschriften van de Raad voor de Kinderbescherming, regio [...] en [...], locatie [...] (hierna te noemen: de Raad).
De verzoekschriften hebben betrekking op de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats], op [datum] 1993,
kind van:
[de moeder] (hierna te noemen: de moeder),
wonende te [adres],
doch feitelijk verblijvende op een onbekend adres,
die het ouderlijk gezag alleen uitoefent,
en die thans gehuwd is met:
[de stiefvader] (hierna te noemen: de stiefvader),
wonende te [adres].
De minderjarige verblijft feitelijk bij de stiefvader.
PROCESGANG
Bij beschikking d.d. 11 september 2007 van de kinderrechter in deze rechtbank is de behandeling van de verzoeken van de Raad d.d. 14 augustus 2007 strekkende tot ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarige, alsmede tot benoeming van de stiefvader tot voogd over de minderjarige, doorverwezen naar de meervoudige kamer.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder genoemde beschikking d.d. 11 september 2007.
Op 15 september 2007 is behandeling ter terechtzitting voortgezet. Verschenen zijn:
- de heer [A] namens de Raad;
- mevrouw [B] namens de stichting Bureau Jeugdzorg [...], vestiging [...] (hierna te noemen: Bureau Jeugdzorg);
- de stiefvader.
De minderjarige is reeds op 11 september 2007 in raadkamer gehoord.
BEOORDELING
Uit het rapport van de Raad blijkt het volgende.
De Raad is van mening dat de ontwikkeling van [de minderjarige] wordt bedreigd; er zijn zowel zorgen omtrent zijn sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling als om zijn fysieke gezondheid. [de minderjarige] gaat regelmatig niet naar school en raakt daardoor sociaal geïsoleerd; stiefvader is de enige volwassene die hij regelmatig ziet. Bij de Raad bestaat de impressie dat de minderjarige zich door zijn omgeving - met name door stiefvader - onbegrepen voelt. Hij maakt een sombere indruk die waarschijnlijk mede het gevolg is van de plotselinge verdwijning en afwezigheid van moeder, wat een traumatische en ingrijpende gebeurtenis in het leven van [de minderjarige] moet zijn. [de minderjarige] geeft aan zorgen te hebben onder andere over zijn moeder en zijn identiteit en afkomst; stiefvader - die [de minderjarige] sinds lange tijd (mede) opvoedt - weigert tot op heden statusvoorlichting te geven aan de minderjarige. [de minderjarige] kampt voorts met gezondheidsklachten, waarmee door stiefvader volgens de Raad niet altijd even adequaat wordt omgegaan.
De Raad is van mening dat hulpverlening is geïndiceerd in de vorm van een ondertoezichtstelling nu stiefvader de zorgen omtrent [de minderjarige] onvoldoende onderkent en hulpverlening in het vrijwillig kader ontoereikend is gebleken. De Raad adviseert de rechtbank om [de minderjarige] voor de duur van een jaar onder toezicht te stellen van Bureau Jeugdzorg.
Moeder was als enige belast met het gezag over [de minderjarige]. De vader van [de minderjarige], die waarschijnlijk in [land] woont maar verblijft op een voor de Raad onbekend adres, is geheel buiten beeld. Nu de moeder onvindbaar is, is er sprake van een gezagsvacuüm. De Raad verzoekt stiefvader met de (tijdelijke) voogdij over [de minderjarige] te belasten en daarmee de feitelijke situatie juridisch te formaliseren.
Mevrouw [B] heeft namens Bureau Jeugdzorg verklaard dat zij voorstaat dat niet de stiefvader maar Bureau Jeugdzorg met de voogdij over [de minderjarige] wordt belast, zodat belangrijke beslissingen over de minderjarige makkelijker genomen kunnen worden.
De stiefvader heeft met betrekking tot de ondertoezichtstelling verklaard dat hij het op zich goed vindt dat hij hulp krijgt bij de opvoeding en verzorging van de minderjarige. Bureau Jeugdzorg heeft voorafgaand aan de zitting aangegeven dat het de laatste tijd beter gaat, aldus stiefvader.
Ten aanzien van de voogdij is hij het eens met het voorstel van de Raad om hem met de tijdelijke voogdij te belasten. Hij wil niet dat Bureau Jeugdzorg wordt belast met de voogdij omdat hij het geen prettig idee vindt dat [de minderjarige] dan zomaar bij hem kan worden weggehaald. Stiefvader heeft verklaard dat hij van [de minderjarige] houdt en dat hij hem beschouwt als zijn eigen kind. Hulp van Bureau Jeugdzorg is welkom, maar hij wenst wel zelf voor de minderjarige te blijven zorgen.
Voor wat betreft het verzoek te voorzien in de voogdij over [de minderjarige], overweegt de rechtbank als volgt.
Uit artikel 1:253q van het Burgerlijk Wetboek (BW) blijkt dat, wanneer beide ouders die (gezamenlijk) het gezag over hun minderjarige kinderen uitoefenen op één der in artikel 1:246 BW genoemde gronden daartoe onbevoegd is, de rechter een voogd benoemt. Conform artikel 1:253r BW is het bepaalde in artikel 1:253q BW van overeenkomstige toepassing, indien één of beide ouders al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen of - zoals in casu het geval is - het bestaan of de verblijfplaats van één of beide ouders onbekend is. Gedurende de tijd waarin één van voornoemde omstandigheden zich voordoet, is het gezag van die ouder geschorst, zo blijkt uit artikel 1:253r BW. Nu naast de moeder ook de vader van [de minderjarige] in het geheel niet in beeld is, wordt derhalve thans niet in het ouderlijk gezag over [de minderjarige] voorzien.
De rechtbank zal conform het verzoek van de Raad stiefvader belasten met de (tijdelijke) voogdij over de minderjarige. [de minderjarige] maakt sinds jonge leeftijd deel uit van het gezin van de stiefvader en wordt ook thans nog door hem verzorgd. Hoewel de opvoedingssituatie momenteel complex is en er ook reden is tot zorg, is vooralsnog niet gebleken dat de huidige situatie onhoudbaar is geworden.
Daarnaast acht de rechtbank, gelet op het bovenstaande en gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, de in artikel 1:254 lid 1 Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig, zodat zij het daartoe strekkende verzoek van de Raad zal toewijzen. Stiefvader moet binnen het kader van een ondertoezichtstelling de ruimte worden gegund tezamen met Bureau Jeugdzorg te zorgen voor het opheffen/afwenden van de bedreigde situatie waarin [de minderjarige] zich thans bevindt.
De rechtbank zal derhalve beslissen als na te melden.
BESLISSING
De rechtbank:
verstaat dat het ouderlijk gezag van de moeder ingevolge het bepaalde in artikel 1:253 van het Burgerlijk Wetboek is geschorst;
benoemt op grond van het bepaalde in artikel 1:253r juncto 1:253q van het Burgerlijk Wetboek voor de periode dat het ouderlijk gezag zal zijn geschorst, de stiefvader tot voogd;
stelt de minderjarige van 18 september 2007 tot 18 september 2008 onder toezicht van de Stichting Bureau Jeugdzorg [...], zijnde een stichting zoals bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven te 's-Gravenhage door mrs. M. Kramer (voorzitter), C. Wapenaar en
M. Dam, kinderrechters, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 september 2007 in tegenwoordigheid van mr. B. Laterveer als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen twee maanden na de dag van deze uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te 's-Gravenhage.