ECLI:NL:RBSGR:2007:BC3832
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- J.M. Janse van Mantgem
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met ongewenstverklaring
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 24 september 2007 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een ongewenstverklaring van de verzoeker. De verzoeker, geboren in 1970 en van Afghaanse nationaliteit, was ongewenst verklaard door de staatssecretaris van Justitie bij besluit van 18 december 2006. Dit besluit volgde op een lange procedure waarin de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd van de verzoeker was ingetrokken. De verzoeker had in 1997 Nederland binnengekomen en had sindsdien verschillende aanvragen gedaan voor een verblijfsvergunning, die uiteindelijk in 2001 werd omgezet naar een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. Echter, er waren aanwijzingen dat artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag op hem van toepassing was, wat leidde tot de intrekking van zijn vergunning.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen het belang van de verzoeker om de behandeling van zijn beroep tegen de ongewenstverklaring af te wachten, zwaarder laten wegen dan het belang van de verweerder om de verzoeker op korte termijn uit te zetten. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verweerder enige jaren de tijd heeft genomen voor het nemen van het besluit tot intrekking van de verblijfsvergunning en dat er geen blijk van spoed was bij de uitzetting. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, het besluit tot ongewenstverklaring geschorst en de uitzetting van de verzoeker verboden totdat er op het beroep is beslist.
De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de verweerder in de proceskosten van de verzoeker moet worden veroordeeld, en heeft de Staat der Nederlanden aangewezen als rechtspersoon die het griffierecht moet vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier M.J.E. de Jong.