ECLI:NL:RBSGR:2008:BC3479

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/33458
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit tot afwijzing asielaanvraag op basis van taalanalyse en contra-expertise

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, op 25 januari 2008 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres, een Burundese vrouw, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie. Eiseres had haar aanvraag ingediend op 6 april 2002, maar deze was door verweerder op 2 augustus 2005 afgewezen. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, wat leidde tot een eerdere vernietiging van het besluit door de rechtbank op 28 februari 2006. Na een nieuwe afwijzing op 3 augustus 2007, heeft eiseres opnieuw beroep aangetekend.

De rechtbank heeft in haar beoordeling de taalanalyse van het Bureau Land en Taal (BLT) van 7 april 2006 en een contra-expertise van de Taalstudio van 2 augustus 2007 in overweging genomen. De taalanalyse concludeerde dat eiseres niet te herleiden was tot de spraak- en cultuurgemeenschap van Burundi, terwijl de contra-expertise juist concludeerde dat eiseres waarschijnlijk uit Burundi afkomstig was. De rechtbank oordeelde dat de contra-expertise voldoende concrete aanknopingspunten bood voor twijfel aan de taalanalyse van BLT.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de deskundigheid van zowel de taalanalist als de contra-expert niet in geschil was. De rechtbank oordeelde dat de taalanalyse van BLT onvoldoende draagkrachtig was om de afwijzing van de asielaanvraag te onderbouwen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het besluit van 3 augustus 2007 vernietigd en verweerder opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Vreemdelingenkamer
Nevenzittingsplaats Arnhem
Registratienummer: AWB 07/33458
Datum uitspraak: 25 januari 2008
Uitspraak
Ingevolge artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
inzake
[eiseres],
geboren op [datum] 1979,
v-nummer [nummer],
van Burundische nationaliteit,
eiseres,
gemachtigde mr. M. Stoetzer-van Esch,
tegen
de Staatssecretaris van Justitie,
Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verweerder.
Het procesverloop
Bij besluit van 2 augustus 2005 heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 6 april 2002 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen.
Op 30 augustus 2005 heeft eiseres beroep ingesteld tegen dit besluit.
Bij uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Arnhem, van 28 februari 2006 is het besluit van 2 augustus 2005 vernietigd en is verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen.
Bij besluit van 21 december 2006 heeft verweerder de aanvraag van eiseres wederom afgewezen. Dit besluit is door verweerder ingetrokken.
Bij besluit van 3 augustus 2007 heeft verweerder de aanvraag van eiseres wederom afgewezen.
Op 27 augustus 2007 heeft eiseres beroep ingesteld tegen dit besluit.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 17 januari 2008. Eiseres is verschenen bij gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. F.M. Ticheler.
De beoordeling
1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8:69 van de Awb, dient de rechtbank het bestreden besluit — de motivering waarop dit besluit berust daaronder begrepen — te toetsen aan de hand van de tegen dat besluit aangevoerde beroepsgronden.
2. Ter staving van zijn asielaanvraag heeft eiseres, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren gebracht. Eiseres is afkomstig uit Burundi. De moeder van eiseres is Tutsi en haar vader Hutu. Eind 2001 is de vader van eiseres overleden. Naar aanleiding hiervan kreeg de moeder van eiseres problemen met de familie van de vader van eiseres. De moeder van eiseres werd door de familie van de vader onder druk gezet om haar kinderen en haar bezittingen af te staan. De moeder van eiseres weigerde dit te doen. Als gevolg van deze ruzie is de moeder van eiseres op 24 maart 2003 vermoord. Eiseres heeft daarop haar land van herkomst verlaten.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen en heeft daaraan het volgende, kort samengevat, ten grondslag gelegd. Eiseres is toerekenbaar niet in het bezit van documenten ter onderbouwing van haar identiteit en reis. De door eiseres overgelegde documenten zijn niet (allemaal) echt bevonden, zodat daarmee niet de identiteit en herkomst van eiseres kan worden vastgesteld. In het verweerschrift van 16 oktober 2007 heeft verweerder voorts gesteld dat niet langer wordt getwijfeld aan de echtheid van de door eiseres overgelegde nationaliteitsverklaring afgegeven door de Burundische ambassade te Brussel, echter eiseres heeft met dit document haar herkomst niet aannemelijk gemaakt. Voorts ontbeert het asielrelaas van eiseres positieve overtuigingskracht. Verweerder wijst in dit verband naar de taalanalyse van het Bureau Land en Taal (hierna: BLT) van 7 april 2006. Uit deze taalanalyse blijkt dat eiseres eenduidig niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap van Burundi. Verweerder is van oordeel dat het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig is.
4. Hiermee kan eiseres zich niet verenigen en daartoe wordt het volgende, kort samengevat, aangevoerd. Eiseres betwist de conclusie van de taalanalyse van het BLT van 7 april 2006. Eiseres heeft in dit verband een contra-expertise laten uitvoeren door de Taalstudio. In het rapport van deze contra-expertise van 2 augustus 2007 wordt geconcludeerd dat eiseres waarschijnlijk afkomstig is uit Burundi. Eiseres is van oordeel dat het rapport een concreet aanknopingspunt is voor twijfel aan de taalanalyse van BLT, zodat niet langer van de conclusies van dat rapport kan worden uitgegaan.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. Ingevolge artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f van de Vw 2000 wordt bij het onderzoek naar de aanvraag mede betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen. Verweerder heeft aan eiseres tegengeworpen dat zij geen reis- en of identiteitsdocumenten heeft overgelegd. De rechtbank wijst in dit verband naar de uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Arnhem van 28 februari 2006, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder zich in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen, zodat de oprechtheid van het asielrelaas op voorhand is aangetast en afbreuk wordt gedaan aan de geloofwaardigheid van dat relaas.
Ten aanzien van de door eiseres overgelegde nationaliteitsverklaring afgegeven door de Burundische ambassade te Brussel van 1 juni 2006, overweegt de rechtbank nog als volgt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres met deze nationaliteitsverklaring enkel heeft aangetoond dat de Burundische autoriteiten haar de Burundese nationaliteit toekennen. Eiseres heeft daarmee haar gestelde herkomst echter niet aannemelijk gemaakt.
7. Verweerder heeft in het kader van de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas een drietal taalanalyses laten uitvoeren door BLT. Nu verweerder, gelet op het verweerschrift, zich ter onderbouwing van het besluit enkel nog beroept op de conclusies van de taalanalyse van 7 april 2006, zullen de taalanalyses van 24 juni 2003 en 8 augustus 2003 bij de beoordeling buiten beschouwing worden gelaten. In het rapport van de taalanalyse van 7 april 2006 heeft BLT geconcludeerd dat eiseres eenduidig niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap van Burundi. De taalanalist (KIR 1) komt tot deze conclusie op basis van de gegevens dat eiseres Swahili spreekt met een tongval die haar eenduidig buiten Burundi plaatst, zij geen actieve kennis van het Kirundi heeft, zij slechts enkele woorden Kirundi kent en deze niet correct kan uitspreken en dat zij elementaire woorden in het Kirundi niet kent. Ter onderbouwing van de stelling dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij afkomstig is uit Burundi heeft verweerder voorts gewezen op het algemeen ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse zaken van 17 januari 2005 inzake Burundi (hierna: het ambtsbericht) waarin is opgenomen dat het haast ondenkbaar is dat iemand die stelt afkomstig te zijn uit Burundi geen Kirundi spreekt.
8. Eiseres heeft een contra-expertise laten uitvoeren door de Taalstudio. In het rapport van deze taalanalyse van 2 augustus 2007 wordt geconcludeerd dat eiseres waarschijnlijk uit Burundi komt. De contra-expert, de heer Juvénal Ndayiragije, professor in de linguïstiek, werkzaam bij de University of Toronto, heeft onder meer geconcludeerd dat in het Swahili van eiseres elementen voorkomen van de variant van het Swahili dat in Burundi wordt gesproken. Het Swahili van eiseres bevat in het oog springende kenmerken van de variant van het Swahili dat gesproken wordt in Bujumbura, waar eiseres vandaan stelt te komen. Er bestaan, naar het oordeel van de contra-expert, dan ook geen redenen om op basis van de opname een mogelijke band met de spraakgemeenschap van Bujumbura uit te sluiten. Daarnaast wordt in de contra-expertise geconcludeerd dat het Swahili van eiseres Franse uitdrukkingen bevat die zich in het Kirundi en het Swahili van Bujumbura geworteld hebben. Tevens concludeert de contra-expert dat eiseres voldoende concrete informatie en details kan geven over haar herkomstomgeving. Voorts heeft de contra-expert gemotiveerd gesteld dat de onjuiste uitspraak van eiseres van woorden in het Kirundi het gevolg is van de fonologie van het Swahili als eerste taal tijdens het zich geleidelijk eigen maken van het Kirundi als tweede taal. Ten slotte heeft de contra-expert gesteld dat niet alle in Burundi geboren en getogen Burundezen Kirundi spreken, zoals in een groot aantal contra-expertises van vergelijkbare gevallen op is gewezen. Elke Burundese taalkundige weet dit. Het tegendeel veronderstellen is, op zijn zachtst gezegd, het negeren van feiten, aldus de contra-expert.
9. De rechtbank stelt allereerst vast dat de deskundigheid van de taalanalist en de contra-expert niet in geschil is. De rechtbank is voorts, gelet op de inhoud van de contra-expertise, van oordeel dat de inhoud van de contra-expertise een concreet aanknopingspunt vormt voor twijfel aan de taalanalyse van BLT. De rechtbank acht daarbij allereerst van belang dat in de contra-expertise uitgebreid gemotiveerd is weergegeven op basis waarvan het Swahili van eiseres te plaatsen is binnen de spraakgemeenschap van Bujumbura. Daarentegen ontbeert de taalanalyse van BLT elke onderbouwing voor de conclusie dat eiseres Swahili spreekt met een tongval die haar buiten Burundi plaatst.
10. Voorts is in de taalanalyse van BLT gesteld dat eiseres niet in staat is concrete en gedetailleerde informatie te verschaffen over haar beweerde herkomstomgeving. Door BLT is niet aangegeven welke informatie ontbreekt. In de contra-expertise is uiteengezet welke informatie eiseres over haar omgeving en culturele achtergrond heeft gegeven. De contra-expert, die aangeeft te zijn geboren in Burundi en zijn contra-expertise heeft geschreven tijdens een verblijf in Bujumbura, vermeldt dat eiseres laat blijken een goede geografische kennis te hebben van Bujumbura en Buyenzi. De contra-expert geeft daarbij nog aan dat de vragensteller geen blijk heeft gegeven van ontevredenheid over de antwoorden van eiseres tijdens de bandopname. De rechtbank is dan ook van oordeel dat zonder nadere motivering niet kan worden gesteld dat de informatie die eiseres gegeven heeft onvoldoende concreet of onvolledig is.
11. Voorts is de conclusie van BLT dat eiseres niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap van Burundi met name gebaseerd op de conclusie dat eiseres geen actieve kennis heeft van het Kirundi. Verweerder verwijst in dit verband nog naar het ambtsbericht waarin is opgenomen dat het haast ondenkbaar is dat iemand die stelt afkomstig te zijn uit Burundi geen Kirundi spreekt. In de contra-expertise is deze conclusie door de contra-expert weersproken. De contra-expert heeft in dit verband opgemerkt dat elke Burundese taalkundige weet dat niet alle in Burundi geboren en getogen Burundezen Kirundi spreken. Het tegendeel beweren is naar het oordeel van de contra-expert het negeren van de feiten. De contra-expert voegt daar nog aan toe dat er in realiteit veel wijken zijn in Bujumbura waar mensen die Swahili spreken geen zin in het Kirundi kunnen vormen en dan in het bijzonder zij die niet naar school zijn gegaan waar les in Kirundi wordt gegeven. Eiseres is een van hen.
12. De rechtbank merkt in dit verband allereerst op dat verweerder in het besluit heeft overwogen dat niet wordt gesteld dat eiseres geen enkele kennis heeft van het Kirundi, maar dat zij geen actieve kennis heeft van het Kirundi. Voorst wijst de rechtbank op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 20 september 2007 (200703094/1). In deze uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat in het ambtsbericht is vermeld dat nauwelijks denkbaar is dat personen van Burundese nationaliteit geen Kirundi spreken, geen afbreuk doet aan de conclusie van de contra-expert (in die zaak) dat uit het Swahili taalgebruik van de vreemdeling eenduidig kan worden afgeleid dat zij uit Burundi afkomstig is. BLT heeft zich niet op het standpunt gesteld dat de vreemdeling in het geheel geen Kirundi spreekt. Daar komt bij dat aan bedoelde passage uit het ambtsbericht, gegeven haar context, niet zonder meer de betekenis toekomt die de staatssecretaris daaraan hecht, aldus de Afdeling.
Gelet hierop en op de omstandigheid dat de contra-expert in het onderhavige geval uitgebreid gemotiveerd heeft geconcludeerd dat het Swahili taalgebruik van eiseres te plaatsen is in de spraakgemeenschap van Bujumbura en verweerder niet heeft gesteld dat eiseres geen enkele kennis heeft van het Kirundi, is de rechtbank van oordeel dat niet zonder meer van de conclusie van BLT in de taalanalyse kan worden uitgegaan.
13. De stelling van verweerder dat de conclusie van de contra-expertise minder stellig is dan die in de taalanalyse van BLT, kan niet tot een ander oordeel leiden. De rechtbank overweegt daartoe dat door de contra-expert in zijn taalanalyse is aangegeven dat het door technische oorzaken onmogelijk is een uitgesproken oordeel als conclusie te geven over de herkomst van eiseres, omdat de opname van het vraaggesprek niet optimaal was. De contra-expert merkt in dit verband op dat een groot deel van het relaas van eiseres niet hoorbaar is of buitengewoon moeilijk te horen. Nu verweerder niet gemotiveerd heeft betwist dat deze technische gebreken aan de door hem ter beschikking gestelde bandopname kleven, is de rechtbank van oordeel dat de gevolgen daarvan niet ten nadele van eiseres mogen worden uitgelegd.
14. Ten slotte merkt de rechtbank ten aanzien van de reactie van BLT van 15 oktober 2007 nog op dat deze geen afbreuk kan doen aan hetgeen hiervoor is overwogen. Daartoe acht de rechtbank van belang dat niet bekend is door wie deze reactie is opgesteld en dat derhalve onbekend is of deze reactie is opgesteld door een deskundige. Aan deze reactie kan dan ook niet de door verweerder gewenste waarde worden gehecht.
15. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat in de contra-expertise van de Taalstudio van 2 augustus 2007 voldoende concrete aanknopingspunten aanwezig zijn voor twijfel aan de inhoud van de taalanalyse van BLT van 7 april 2006, zodat die taalanalyse als een onvoldoende draagkrachtige onderbouwing van het besluit van 27 augustus 2007 kan gelden. Het beroep van eiseres is derhalve gegrond wegens schending van het motiveringsvereiste (artikel 3:46 van de Awb). Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Er bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het besluit van 3 augustus 2007;
draagt verweerder op binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als de rechtspersoon die dit bedrag dient te betalen aan eiseres
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Linschoten, voorzitter, en mr. R.M.H. Pennings en mr. A.M. Overbeeke, rechters, en in het openbaar uitgesproken door de voorzitter op 25 januari 2008 in tegenwoordigheid van mr. W.E.M. van Erp als griffier.
de griffier
de voorzitter?