ECLI:NL:RBSGR:2008:BD0582

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/8359
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en zicht op uitzetting in relatie tot vingerafdrukken en nationaliteitsonderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 1 april 2008 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduring van een vrijheidsontnemende maatregel, waarbij eiser, een Tanzaniaanse nationaliteit, in bewaring was gesteld. Eiser had eerder al beroep ingesteld tegen de oplegging van deze maatregel, maar deze waren ongegrond verklaard. De rechtbank moest nu beoordelen of er zicht op uitzetting was, gezien het feit dat de Tanzaniaanse autoriteiten geen vingerafdrukken van eiser hadden ontvangen, wat noodzakelijk was voor het verkrijgen van een laissez-passer. De verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, had geweigerd om de vingerafdrukken te verstrekken op basis van een lijst van landen waar deze gegevens wel naartoe konden worden gestuurd. Tanzania stond niet op deze lijst, waardoor de autoriteiten geen laissez-passer konden afgeven. De rechtbank oordeelde dat er onder deze omstandigheden geen reëel zicht op uitzetting was en dat de voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel in strijd was met de wet. Het beroep werd gegrond verklaard, de bewaring werd opgeheven en eiser kreeg recht op schadevergoeding van € 1750,-- voor de dagen dat hij in bewaring was gehouden. Daarnaast werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 644,--. Deze uitspraak werd gedaan door mr. O.L.H.W.I. Korte, voorzitter, en bekendgemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 96 en artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 08/8359
V-nr.: [nummer]
inzake:
[eiser], geboren op [geboortedatum] 1980, van (gestelde) Tanzaniaanse nationaliteit, verblijvende in het Detentiecentrum Zeist te Soesterberg, eiser,
gemachtigde: mr. N.C. Blomjous, advocaat te Amsterdam
tegen:
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. J.P. Lamfers-van den Bos, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Op 19 juli 2007 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in bewaring gesteld. Eerdere beroepen tegen de oplegging dan wel de voortduring van deze maatregel zijn door deze rechtbank en zittingsplaats ongegrond verklaard, laatstelijk bij uitspraak van
27 december 2007.
Bij beroepschrift van 7 maart 2008 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel. Daarbij is opheffing van de maatregel tot bewaring gevorderd alsmede toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 20 maart 2008. Eiser is aldaar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verschaffen. Verweerder heeft bij brief van 26 maart 2008 de gevraagde informatie verschaft. Eiser heeft bij brief van 28 maart 2008 gereageerd. Met toestemming van beide partijen heeft de rechtbank het onderzoek vervolgens gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Eiser heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd.
De Tanzaniaanse autoriteiten hebben verzocht om de dactyloscopische gegevens van eiser. Verweerder weigert deze af te geven op grond van de ter zake gemaakte afspraken. De Tanzaniaanse autoriteiten hebben vervolgens medegedeeld dat zij bij gebreke aan vingerafdrukken geen laissez-passer zullen afgeven. Er is dan ook geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn.
Verweerder heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd.
Er is een lijst met landen waar vingerafdrukken heen kunnen worden gestuurd ter ondersteuning van een nationaliteitsonderzoek. Deze lijst is tot stand gekomen naar aanleiding van het debat met de Tweede Kamer over de verschaffing van gegevens van ex-asielzoekers aan herkomstlanden met het oog op de uitzetting. Deze lijst is neergelegd in Kamerstukken. Tanzania komt op deze lijst niet voor. Om deze reden zijn de vingerafdrukken van eiser niet verstrekt aan de Tanzaniaanse autoriteiten. Conform de werkafspraken met de Tanzaniaanse ambassade wordt naar aanleiding van een presentatie in persoon de nationaliteit van een vreemdeling al dan niet vastgesteld. In het onderhavige geval is een presentatie in persoon wel voorgesteld, maar hebben de Tanzaniaanse autoriteiten dit voorstel afgewezen. Wel bestaat er nog steeds zicht op de uitzetting van eiser aangezien de Tanzaniaanse autoriteiten hebben medegedeeld dat de aanvraag om afgifte van een laissez-passer nog steeds in onderzoek is.
De rechtbank overweegt het volgende.
Het onderhavige beroep is het derde beroep tegen de toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel. Thans dient te worden beoor¬deeld of de voortgezette toepassing daarvan gerechtvaardigd is te achten.
Niet is in geschil dat verweerder geen vingerafdrukken verstrekt aan de Tanzaniaanse autoriteiten. Evenmin is in geschil dat de Tanzaniaanse autoriteiten hebben medegedeeld dat zij zonder deze vingerafdrukken niet zullen overgaan tot de afgifte van een laissez-passer ten behoeve van eiser. Onder deze omstandigheden is er naar het oordeel van de rechtbank geen reëel zicht op de uitzetting van eiser binnen een redelijke termijn. De omstandigheid dat de Tanzaniaanse autoriteiten hebben medegedeeld dat de aanvraag om afgifte van een laissez-passer nog in onderzoek is, doet hier niet aan af. Gelet op de eerdere mededeling van de Tanzaniaanse autoriteiten is het voorzienbaar dat niet zal worden overgegaan tot afgifte van een laissez-passer.
Hieruit volgt dat voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met de wet. Derhalve wordt het beroep gegrond verklaard en wordt de opheffing van de bewaring bevolen, ingaande 1 april 2008. Hetgeen partijen overigens hebben aangevoerd zal de rechtbank buiten beschouwing laten.
De rechtbank ziet op grond van het voorgaande aanleiding gebruik te maken van de bevoegdheid om schadevergoeding toe te kennen als bedoeld in artikel 106 van de Vw 2000 en wel tot een bedrag van € 70,-- per dag dat eiser in een Huis van Bewaring aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest sinds de dag van de indiening van het onderhavige beroep, voor 25 dagen, derhalve in totaal tot € 1750,--.
Gelet op het voorgaande is er voorts aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,--, als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 322,--, wegingsfactor 1).
III. BESLISSING
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt dat de bewaring ingaande 1 april 2008 wordt opgeheven;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van de schade, groot € 1750,-- (zegge: zeventienhonderdenvijftig euro), te betalen aan eiser;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag groot € 644,-- (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier van deze rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan op 1 april 2008 door mr. O.L.H.W.I. Korte, voorzitter, in tegenwoordigheid van L. Fernández Ferreiro, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.