ECLI:NL:RBSGR:2008:BG7476

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/758 WAO
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot terugkomen op ingetrokken beroep inzake arbeidsongeschiktheid WAO

In deze zaak heeft eiser een beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, waarin de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser werd vastgesteld. Eiser had eerder een beroep ingesteld dat hij introk, maar verzocht nu om terug te komen op die intrekking. De rechtbank oordeelde dat een verzoek tot terugkomen alleen kan worden gehonoreerd als er sprake is van een niet verwijtbare misvatting over de reikwijdte van het bestreden besluit. De rechtbank concludeerde dat eiser zich voldoende rekenschap had gegeven van de reikwijdte van het besluit en dat er geen sprake was van een misvatting. Daarom werd het verzoek afgewezen en het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding, aangezien de kosten van medisch advies al waren vergoed in een eerdere uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Eerste afdeling, enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 08/758 WAO
UITSPRAAK als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[eiser], wonende te [plaats],
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen; afdeling bezwaar en beroep, verweerder.
I Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 7 februari 2006 heeft verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van genoemde datum vastgesteld op 15-25%.
Bij besluit van 10 augustus 2006 heeft verweerder het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar gegrond verklaard, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid vanaf de datum in geschil nader is bepaald op 25-35%.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 20 september 2006 beroep ingesteld. Dat beroep is ingenomen onder registratienummer 06/7645 WAO.
Hangende dat beroep heeft de rechtbank een deskundige benoemd voor het instellen van een medisch onderzoek. De deskundige drs. [...], psychiater, heeft gerapporteerd op 10 oktober 2007.
Eiser heeft de reactie van een medisch adviseur op voornoemde rapportage ingebracht.
Bij brief van 20 december 2007 heeft verweerder meegedeeld dat bij besluit van dezelfde datum is teruggekomen van het besluit van 10 augustus 2006, dat eisers uitkering krachtens de WAO op grond van artikel 39a van de WAO met ingang van 13 januari 2006 wordt bepaald naar een mate van 80-100%.
Eiser heeft vervolgens bij brief van 3 januari 2008 het beroep ingetrokken met het gelijktijdige verzoek verweerder in de proceskosten te veroordelen.
Bij brief van 30 januari 2008 heeft eiser beroep ingesteld tegen voornoemd besluit van 20 december 2007.
Bij uitspraak van 12 mei 2008 (AWB 06/7645 WAO) heeft de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 8:75a van de Awb verweerder veroordeeld in de proceskosten voor een bedrag van € 1035,15 (te weten 2,5 punten á € 322,- en € 230,15 (€ 148,92 en € 81,23) aan medische kosten en kosten medische adviseur.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 2 december 2008 ter zitting behandeld.
Daarbij is eiser verschenen, bijgestaan door mr. N.M.A. Manning, advocaat te Den Haag.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [...].
II Motivering
Het beroep dat eiser heeft ingetrokken bij brief van 3 januari 2008 wordt ingevolge het bepaalde in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, mede geacht te zijn gericht tegen het thans bestreden besluit van 20 december 2007. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat het aan de rechtbank is om al dan niet de werking van genoemd artikel in te roepen.
Verder stelt de rechtbank vast dat het ook het besluit van 20 december 2007 is geweest dat voor eiser aanleiding vormde om tot intrekking van dat beroep over te gaan. In de brief van 3 januari 2008 van eiser staat vermeld dat verweerder bij het besluit van 20 december 2007 heeft besloten dat eiser alsnog met ingang van 13 januari 2006 voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt is, zodat voortzetting van de procedure niet zinvol is. Wel wordt nog een veroordeling van verweerder in de proceskosten gevraagd. Daarbij wordt ook een vergoeding gevraagd voor de kosten van het inschakelen van een medisch adviseur ter zake van de rapportage van de door de rechtbank benoemde deskundige.
De rechtbank kan in het licht van het vorenstaande het beroepschrift van 30 januari 2008 niet anders begrijpen dan als een verzoek om terug te mogen komen op de intrekking van het beroep hier ingenomen onder het registratienummer AWB 06/7645 WAO. Een dergelijk verzoek aan de kant van eiser kan slechts worden gehonoreerd, indien sprake is van een niet verwijtbare misvatting over de reikwijdte van het besluit waartegen het ingetrokken beroep was gericht.
Eiser heeft blijkbaar behoefte aan voortzetting van de ingezette beroepsprocedure omdat hij het niet eens is met de in het bestreden besluit genoemde ingangdatum van 13 januari 2006. Die ingangsdatum is een rechtsgevolg van het bestreden besluit. Door bij de intrekking van het beroep mede te verwijzen naar die ingangsdatum geeft eiser aan dat hij zich van de reikwijdte van dat besluit voldoende rekenschap heeft gegeven. Van een misvatting over de bedoelde reikwijdte is in ieder geval geen sprake. Nu er geen sprake is van een misvatting, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de eventuele verwijtbaarheid ervan en dient het verzoek te worden afgewezen.
Het beroep dient niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Overigens stelt de rechtbank vast dat kosten van medisch advies al zijn vergoed bij de uitspraak van 12 mei 2008 (AWB 06/7645 WAO).
III Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. M.A. Dirks en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2008, in tegenwoordigheid van de griffier mr. W. Goederee.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.