ECLI:NL:RBSGR:2008:BM7382
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. van Rij
- S.R.M. Dekker
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid en aftrekbaarheid van kosten in de inkomstenbelasting
In deze zaak, uitgesproken op 17 september 2008 door de Rechtbank 's-Gravenhage, staat de vraag centraal of eiser, X, een bedrag dat hij heeft betaald ter finale kwijting aan de bank, kan aftrekken als beroepskosten in zijn aangifte inkomstenbelasting. Eiser had zich hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor een lening van de besloten vennootschap [B] B.V., waarvoor hij ook een vordering had achtergesteld. Na een betaling aan de bank in 1991, heeft hij dit bedrag in zijn aangifte als kosten opgevoerd. De inspecteur van de Belastingdienst heeft deze aftrek echter niet geaccepteerd, wat heeft geleid tot het beroep van eiser.
De rechtbank oordeelt dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat de betaling verband hield met zijn inkomsten als werknemer van [B] B.V. en dat de achtergestelde lening niet meer voor verwezenlijking vatbaar was. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt omdat X niet kan aantonen dat de inspecteur een handeling heeft verricht die hem het gerechtvaardigde vertrouwen gaf dat hij de bedragen ten laste van zijn inkomen mocht brengen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. De rechtbank heeft de procedure op 3 september 2008 behandeld, waarbij eiser niet aanwezig was, maar de verweerder vertegenwoordigd werd door drs. [A].