ECLI:NL:RBSGR:2009:BI4139
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. van Rij
- Rechtspraak.nl
Ouderlijke boedelverdeling en rentepercentage bij successie-aanslag
In deze zaak gaat het om de vraag of de waarde van een erfrechtelijke verkrijging moet worden berekend op basis van een rentepercentage dat door de erfgenamen is afgesproken, of het percentage dat in het testament is vastgelegd. De zaak betreft de nalatenschap van een erflater die in zijn testament een ouderlijke boedelverdeling heeft vastgesteld en daarbij een rentepercentage van 6% heeft bepaald op de vorderingen van zijn kinderen op de moeder wegens overbedeling. Kort voor de aangifte hebben de erfgenamen echter in onderling overleg besloten om deze rente op nihil te stellen. De inspecteur van de Belastingdienst negeert deze wijziging en berekent de waarde van de verkrijgingen van de kinderen op basis van het testamentaire percentage van 6%. De rechtbank oordeelt dat de ouderlijke boedelverdeling in hoofdlijnen overeenkomt met de wettelijke verdeling volgens het nieuwe erfrecht, dat sinds 2003 van kracht is. De rechtbank stelt vast dat er bij deze wettelijke verdeling vrijheid tot rentewijziging bestaat, en dat de erfgenamen dus de mogelijkheid hebben om een afwijkend rentepercentage overeen te komen. De rechtbank verklaart het beroep van de eiser gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar van de inspecteur en stelt de waarde van de verkrijging vast op € 88.634, waarbij het rentepercentage van 0% wordt toegepast. Tevens wordt de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de eiser.