ECLI:NL:RBSGR:2011:BP7918

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/1142
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en terugkeerbesluit van een Algerijnse vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 25 februari 2011 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Algerijnse vreemdeling, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Minister voor Immigratie en Asiel was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 14 februari 2011, waarbij zowel eiser als verweerder vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De rechtbank overweegt dat de Minister bevoegd is om aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning af te wijzen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag gegrond is op omstandigheden die een rechtsgrond voor verlening vormen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zich niet onverwijld heeft gemeld bij de autoriteiten en dat hij niet in het bezit was van de vereiste identiteit- of reisdocumenten. Dit werd als een belangrijke omstandigheid beschouwd in het kader van de beoordeling van zijn asielaanvraag. Eiser had ook geen verifieerbare verklaringen over zijn reisroute afgelegd, wat zijn geloofwaardigheid ondermijnde. Het medisch advies van MediFirst, dat geen psychische problemen bij eiser constateerde, werd door de rechtbank gevolgd. Eiser had geen overtuigende onderbouwing voor zijn gestelde medische problemen en zijn verklaringen over zijn afkomst en nationaliteit werden als ongeloofwaardig beoordeeld.

De rechtbank concludeert dat de Minister in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat het relaas van eiser niet voldoende positieve overtuigingskracht had om zijn asielaanvraag te honoreren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van documentatie en geloofwaardigheid in asielprocedures, evenals de rol van medische adviezen in de beoordeling van de geschiktheid van een vreemdeling om gehoord te worden.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Dordrecht
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
procedurenummer: AWB 11/1142, V-nummer: [nummer],
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in het geding tussen
[naam eiser], eiser,
gemachtigde: mr. H.C.C. Kneuvels, advocaat te Dordrecht,
en
de Minister voor Immigratie en Asiel, verweerder
gemachtigde: mr. A.M. de Wit, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft bij besluit van 5 januari 2011 afwijzend beslist op de aanvraag van eiser tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Tegen dit besluit heeft eiser bij faxbericht van 11 januari 2011 beroep ingesteld.
De zaak is op 14 februari 2011 ter zitting van een enkelvoudige kamer behandeld.
Eiser is ter zitting verschenen bij gemachtigde.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. Wettelijk kader
Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) is verweerder bevoegd de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in te willigen, af te wijzen dan wel niet in behandeling te nemen.
Voor zover hier van belang luidt artikel 29 van de Vw 2000:
"1. Een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 kan worden verleend aan de vreemdeling:
a) die verdragsvluchteling is;
b) die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen;
c) van wie naar het oordeel van Onze Minister op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van zijn vertrek uit het land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij terugkeert naar het land van herkomst;
d) voor wie terugkeer naar het land van herkomst naar het oordeel van Onze Minister van bijzondere hardheid zou zijn in verband met de algehele situatie aldaar.
Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zich zelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
Ingevolge artikel 31, tweede lid, aanhef en onder c er f, Vw 2000, gelezen in verband met het eerste lid van deze bepaling, wordt bij het onderzoek naar de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 mede betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling niet beschikt over een voor toegang tot Nederland vereist document voor grensoverschrijding, tenzij hij zich onverwijld onder opgave van de plaats waar of waarlangs hij Nederland is binnengekomen heeft vervoegd bij een ambtenaar, belast met grensbewaking of het toezicht op vreemdeling en daar kenbaar heeft gemaakt dat hij asiel wenst. Tevens wordt bij het onderzoek betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen.
2.2. Het bestreden besluit
Het bestreden besluit strekt tot afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Daartoe heeft verweerder in het bestreden besluit en het daarin ingelaste voornemen als volgt overwogen. Eiser heeft zich niet onverwijld gemeld. Voorts wordt eiser tegengeworpen dat hij niet in het bezit is van identiteit- of reisdocumenten en dat hij evenmin verifieerbare verklaringen heeft afgelegd omtrent zijn reisroute. Nu er sprake is van omstandigheden als bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder c en f, van de Vw 2000 dient van het relaas van eiser positieve overtuigingskracht uit te gaan.
In verband met de vraag of er sprake was van beperkingen van eiser om te worden gehoord, is er een medisch advies uitgebracht door MediFirst. Uit het medisch advies van 12 december 2010 blijkt dat er geen aanwijzingen zijn voor psychische problemen en dat eiser kan worden gehoord. Dit advies wordt dan ook gevolgd. Uit het consult verpleegkundige/arts GGD van 3 december 2010 zijn evenmin aanwijzingen op te maken dat eiser ernstige psychische problemen heeft. Voorts heeft eiser zijn psychische problemen evenmin door middel van documenten onderbouwd. Uit het dossier blijkt niet dat de gemachtigde zou hebben verzocht dat eiser opnieuw een gesprek zou krijgen met de medische afdeling. Derhalve is niet gebleken dat eiser tijdens zijn eerste en nader gehoor niet volledig heeft kunnen verklaren, dan wel dat niet het standpunt ten aanzien van de gestelde nationaliteit kon worden ingenomen.
Nu eiser vragen over eenvoudige en alledaagse zaken in Algerije niet heeft kunnen beantwoorden, is niet geloofwaardig geworden dat hij uit Algerije afkomstig is en dat hij de nationaliteit van dat land heeft. Dat eiser zwerfkind is en analfabeet is, doet daaraan niet af, nu hij heeft verklaard dat hij zijn hele leven in Algerije heeft gewoond.
Het besluit is eveneens aangemerkt als terugkeerbesluit in de zin van Richtlijn 2008/115/EG.
2.3 De gronden van het beroep
Eiser kan zich met het bestreden besluit niet verenigen en heeft daartegen het volgende aangevoerd. Het bestreden besluit is eveneens aan te merken als terugkeerbesluit. Eiser maakt bezwaar tegen het terugkeerbesluit.
Eiser heeft in het kader van het onderzoek door MediFirst alleen een gesprek gevoerd met de verpleegkundige. Nu sprake is van de nodige psychiatrische problematiek, is onduidelijk op grond van welke deskundigheid er is vastgesteld dat er geen beperkingen aanwezig waren om te worden gehoord. De vragenlijst van MediFirst is niet geschikt om psychische deficiency aan te tonen. Eiser is niet in staat vragen te beantwoorden omdat hij niet begrijpt waar het om gaat. Volgens het verslag van MediFirst zou eiser lichamelijk geen klachten hebben. Ten tijde van de nabespreking eerste gehoor heeft de gemachtigde de verwondingen vast kunnen stellen. De rug van eiser was ernstig gekneusd en zijn T-shirt was op de rug aan flarden getrokken. Gemachtigde heeft verzocht dat eiser opnieuw een gesprek met de medische afdeling zou krijgen. Dit heeft ze door middel van de zienswijze gedaan. Verweerder heeft niet voldaan aan de onderzoeksplicht. De eis dat eiser zijn psychische problemen met documenten moet aantonen is irreëel, omdat dit niet kan binnen een kort tijdsbestek. Bovendien is sedert het wegvallen van het MAPP geen mogelijkheid meer om een psychiatrische contra-expertise te laten verrichten.
De overweging op basis waarvan besloten wordt dat het relaas van eiser ongeloofwaardig is, gaat uit van een duidelijk verkeerde veronderstelling. Er is niet vastgesteld dat eiser gehoord kon worden, noch is de omstandigheid dat eiser een zwerfkind was en analfabeet meewogen bij de beoordeling van de vaagheid van de verklaring. Het nader gehoor zoals dit thans voorligt, biedt onvoldoende inzicht in wat in het verleden is gebeurd, omdat niet duidelijk is hoeverre de psychiatrische aandoening van eiser zicht uitstrekt. De problematiek van eiser heeft zijn oorsprong in de gewelddadige conflicten in Algerije gekoppeld aan het leven aan de rand van de maatschappij als homoseksueel, met alle misbruik en onbeschermdheid die daarbij hoort. Onduidelijk is in hoeverre hem tegengeworpen kan worden dat hij geen documenten heeft en dat hij zich niet heeft gemeld omdat eiser de procedure niet begrijpt.
2.4. De rechtbank overweegt als volgt
Ter zitting heeft eiser de beroepsgrond ten aanzien van het in het bestreden besluit vervatte terugkeerbesluit ingetrokken. Gelet daarop zal de rechtbank deze grond verder niet beoordelen.
Eiser heeft erkend dat hij zich niet onverwijld heeft gemeld bij een ambtenaar, belast met de grensbewaking of het toezicht op vreemdelingen. Nu eiser geen document voor grensoverschrijding heeft overgelegd, heeft verweerder derhalve in redelijkheid kunnen oordelen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000. De vraag in hoeverre eiser dit verweten kan worden, is daarbij niet van doorslaggevend belang.
Indien aan een vreemdeling het bepaalde in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 wordt tegengeworpen, moet van het asielrelaas een positieve overtuigingskracht uitgaan om het geloofwaardig te achten.
Verweerder heeft in redelijkheid kunnen oordelen dat het relaas van eiser positieve overtuigingskracht mist.
In het advies van MediFirst van 12 december 2010 is aangegeven dat er geen beperkingen zijn op grond van medische problematiek die van invloed zijn op het horen of de verklaringen van eiser. Eiser kan gehoord worden. Bij de opmerkingen staat vermeld dat eiser heeft gemeld dat hij hiaten in zijn geheugen heeft, maar dat dit tijdens het gesprek niet merkbaar was. Voorts is gemeld dat eiser zeer beperkt onderwijs heeft genoten en dat daarmee rekening gehouden moet worden voor de vraagstelling. Eiser is aangemeld bij het GGD. Uit de rapportage van de GGD van 13 december 2010 blijkt niet van medische bijzonderheden.
Tegenover deze rapporten heeft eiser zijn gestelde medische problemen niet onderbouwd. De stelling dat door het wegvallen van de mogelijkheid om een contra-expertise bij het MAPP te vragen er geen enkele mogelijkheid meer is om een andere arts in te schakelen voor een onderzoek naar de gestelde problemen van eiser, volgt de rechtbank niet. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het onmogelijk is geweest om een andere arts in te schakelen. Dat de gemachtigde in de zienswijze heeft aangegeven dat er een nader medische onderzoek zou moeten plaatsvinden, is niet voldoende voor de stelling dat verweerder derhalve niet mocht afgaan op het uitgebrachte advies van MediFirst.
Nu eiser zijn gestelde problemen niet heeft onderbouwd, is de enkele stelling dat de onderzoeken door MediFirst en de GGD niet door een arts worden uitgevoerd, niet voldoende om aan te nemen dat verweerder niet op deze adviezen mocht afgaan. Blijkens de ondertekening heeft een arts de verantwoordelijkheid genomen voor het advies van MediFirst van 12 december 2010.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, mocht verweerder afgaan op het advies van MediFirst van 12 december 2010.
Nu niet gebleken is van beletselen waardoor eiser niet kon verklaren, heeft verweerder eiser in redelijkheid tegen kunnen werpen dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt de Algerijnse nationaliteit te bezitten. Daarbij heeft verweerder eiser tegen mogen werpen dat hij op eenvoudige vragen omtrent zijn directe woonomgeving en land van herkomst geen of geen juist antwoord wist te geven. Verweerder heeft in redelijkheid kunnen oordelen dat het gestelde lage opleidingsniveau van eiser en de moeilijke omstandigheden waaronder hij geleefd zou hebben, geen verklaring kunnen bieden voor de omstandigheid dat eiser ook op zeer eenvoudige vragen geen antwoord kon geven.
Gelet daarop is het beroep ongegrond.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage,
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. A. Hello, rechter, en door deze en mr. M.L. Bosman-Schouten, griffier, ondertekend.