ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ3013

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
392540 / KG ZA 11-453 (verkort vonnis)
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R.J. Paris
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot niet-ontvankelijkheid van verenigingen wegens gebrek aan eigen belang

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, is op 29 april 2011 een verkort vonnis gewezen in een kort geding. De zaak betreft een vordering van verschillende verenigingen tegen de Staat der Nederlanden en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). De verenigingen, waaronder de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie, de Land- en Tuinbouw Organisatie Noord en de Limburgse Land- en Tuinbouw Bond-Belangenbehartiging, stelden vorderingen in, maar werden niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verenigingen niet voldaan hadden aan de eis dat zij een 'eigen belang' moesten hebben bij de ingestelde vorderingen, zoals vereist door het arrest van de Hoge Raad van 9 juli 2010 (LJN: BM2314). Hierdoor konden de vorderingen niet in behandeling worden genomen.

De voorzieningenrechter heeft de verenigingen ook veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de Staat cs zijn begroot op € 1.384,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 568,-- aan griffierecht. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 29 april 2011, door mr. R.J. Paris. De uitspraak benadrukt het belang van het hebben van een eigen belang bij het indienen van vorderingen in civiele procedures, wat een fundamenteel vereiste is in het Nederlandse recht.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 392540 / KG ZA 11-453
Verkort vonnis in kort geding van 29 april 2011 (bij vervroeging)
in de zaak van
de verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid
1. ZUIDELIJKE LAND- EN TUINBOUWORGANISATIE,
statutair zetelend te Tilburg, feitelijk gevestigd te 's-Hertogenbosch,
2. LAND- EN TUINBOUW ORGANISATIE NOORD,
statutair zetelend te Deventer, feitelijk gevestigd te Zwolle,
3. LIMBURGSE LAND- EN TUINBOUW BOND-BELANGENBEHARTI-
GING,
statutair en feitelijk gevestigd te Roermond,
eiseressen,
advocaat mr. B.J. Maes te Eindhoven,
tegen:
1. DE STAAT DER NEDERLANDEN,
(Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid),
zetelend te 's-Gravenhage,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
HET UITVOERINGSINSTITUUT WERKNEMERSVERZEKERINGEN,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. S. van Heukelom-Verhage.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als enerzijds "de verenigingen" (voor zover gezamenlijk bedoeld) en anderzijds "de Staat" en "het UWV" (voor zover gezamenlijk bedoeld als "de Staat cs").
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 28 april 2011 wordt spoedshalve een verkort vonnis gewezen. Een uitgewerkt vonnis volgt zo spoedig mogelijk, naar verwachting in week 19.
Er wordt als volgt beslist, omdat - kort gezegd - op grond van het arrest van de Hoge Raad van 9 juli 2010 (LJN: BM2314) verplicht is dat de verenigingen een "eigen belang" hebben bij de ingestelde vorderingen, aan welke eis niet is voldaan.
De voorzieningenrechter:
- verklaart de verenigingen niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
- veroordeelt de verenigingen in de proceskosten, tot op dit vonnis aan de zijde van de Staat cs begroot op € 1.384,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 568,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2011.
jvl