ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ3013
Rechtbank 's-Gravenhage
- Kort geding
- R.J. Paris
- Rechtspraak.nl
Vordering tot niet-ontvankelijkheid van verenigingen wegens gebrek aan eigen belang
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, is op 29 april 2011 een verkort vonnis gewezen in een kort geding. De zaak betreft een vordering van verschillende verenigingen tegen de Staat der Nederlanden en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). De verenigingen, waaronder de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie, de Land- en Tuinbouw Organisatie Noord en de Limburgse Land- en Tuinbouw Bond-Belangenbehartiging, stelden vorderingen in, maar werden niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verenigingen niet voldaan hadden aan de eis dat zij een 'eigen belang' moesten hebben bij de ingestelde vorderingen, zoals vereist door het arrest van de Hoge Raad van 9 juli 2010 (LJN: BM2314). Hierdoor konden de vorderingen niet in behandeling worden genomen.
De voorzieningenrechter heeft de verenigingen ook veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de Staat cs zijn begroot op € 1.384,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 568,-- aan griffierecht. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 29 april 2011, door mr. R.J. Paris. De uitspraak benadrukt het belang van het hebben van een eigen belang bij het indienen van vorderingen in civiele procedures, wat een fundamenteel vereiste is in het Nederlandse recht.