ECLI:NL:RBSGR:2011:BR0685

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/753824-10
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens poging tot moord en diefstal met geweld

In deze strafzaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 7 juli 2011 uitspraak gedaan in de zaak tegen verdachte B. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de tenlastegelegde feiten, waaronder poging tot moord en diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 15 december 2010 in Leiden, waarbij verdachte samen met medeverdachte A een vuurwapen zou hebben gebruikt tegen aangever X. De rechtbank heeft vastgesteld dat medeverdachte A een vuurwapen bij zich had en in de richting van X heeft geschoten, maar dat verdachte niet op de hoogte was van het voornemen van A om te schieten. De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokkenen zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat er geen bewijs is dat verdachte wetenschap had van de gewelddadige handelingen van A. Daarom heeft de rechtbank verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat verdachte voor het feit waar de vordering betrekking op heeft is vrijgesproken. De rechtbank heeft de kosten van de verdediging van de benadeelde partij op nihil vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/753824-10
Datum uitspraak: 7 juli 2011
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de *door de politierechter naar de meervoudige strafkamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte (B)]
Geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats]
[adres]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rijnmond, locatie stadsgevangenis Hoogvliet te Rotterdam.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 23 juni 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.M.M. Smilde-Schölvink en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. B.A. Vink, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 december 2010 te Leiden ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk [X] van het leven te
beroven, met dat opzet met een revolver, althans een vuurwapen, heeft
geschoten in de richting van die - zich in zijn, verdachte en/of
medeverdachte, nabijheid bevindende - [X] heeft geschoten, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 december 2010 te Leiden tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, op of aan de Lange Scheistraat, althans
op of aan een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 3600 euro, althans een
geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[X], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [X],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
bestond(en) uit het
- uit de handen van die [X] trekken van dat/een geldbedrag en/of
- het tonen van een mes aan die [X] en/of
- het richten van een revolver, althans een vuurwapen op die [X]
en/of
- het met een revolver, althans een vuurwapen schieten in de lucht en/of
- het met een revolver, althans een vuurwapen schieten in de richting van die
[X];
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 december 2010 te Leiden, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, [X] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk
dreigend:
- met een revolver in de lucht geschoten in de onmiddellijke nabijheid van die
[X] en/of
- met een revolver in de richting van die [X] geschoten;
meest subsidiair:
hij op of omstreeks 15 december 2010 te Leiden opzettelijk een geldbedrag van ongeveer 3.600 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [X], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk goed verdachte onder zich had om na te tellen in verband met een mogelijke toekomstige transactie en aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Art 321 Wetboek van Strafrecht
3. Het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 15 december 2010 in Leiden, al dan niet in vereniging, heeft getracht [X] van het leven te beroven door met een vuurwapen in de richting van deze [X] te schieten (feit 1, primair), danwel dat hij samen met een ander met geweld en/of bedreiging met geweld € 3400,- heeft gestolen van [X] (feit 1, subsidiair), danwel dat hij, al dan niet in vereniging, deze [X] heeft bedreigd met de dood door in diens richting te schieten (feit 1, meer subsidiair), danwel dat hij geld van [X] heeft verduisterd (feit 1, meest subsidiair). Daarnaast wordt verdachte ervan verdacht dat hij op voornoemde datum en plaats medepleger dan wel medeplichtig is aan het aanwezig hebben van een wapen en of munitie van categorie II of III (feit 2)
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de onder 1 meest subsidiair en onder 2 primair tenlastegelegde feit en heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde feiten omdat er geen wettig bewijs is.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het wettig en overtuigend bewijs voor de onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde feiten ontbreekt. Datzelfde geldt naar het oordeel van de rechtbank voor het onder 1 meest subsidiair ten laste gelegde.
Met betrekking tot het primair en meer subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. Vaststaat dat medeverdachte [A] een vuurwapen bij zich had en dat hij daarmee in de richting van [X] heeft geschoten. Eveneens staat vast dat verdachte op het moment dat [A] zijn wapen trok al naar de auto was vertrokken, aangezien zowel verdachte, als medeverdachte [A], als aangever dit verklaren [X] heeft evenwel ook verklaard dat verdachte daaraan voorafgaand tegen medeverdachte [A] riep: 'doe dan, doe dan'. Tegenover de rechter-commissaris heeft aangever verklaard dat verdachte riep: 'schiet hem, schiet hem'. De rechtbank gaat uit van de eerste verklaring van [X], nu deze kort na het incident is afgenomen. De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte wetenschap had van het voornemen van zijn medeverdachte [A] om op [X] te schieten, nu hiervoor verder geen ondersteuning in de bewijsmiddelen kan worden gevonden. Van het primair tenlastegelegde moet daarom vrijspraak volgen.
Met betrekking tot de meer subsidiair ten laste gelegde diefstal met geweld en de meest subsidiair tenlastegelegde verduistering overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte was met [X] in de McDonalds aan de Beestenmarkt. [X] heeft verklaard dat hij ongeveer € 4.000,- bij zich had, omdat hij een auto van verdachte zou kopen. Toen zij in de toiletruimte van de McDonalds dat geld gingen tellen, heeft verdachte dat geld van hem afgepakt. Hij heeft toen geprobeerd het geld terug te pakken, maar dat is, op ongeveer € 450,- na, niet gelukt. Verdachte ontkent dat hij geld van [X] heeft afgepakt of aangenomen. Naar zijn zeggen was [X] agressief naar hem toe, omdat hij nog een schuld bij [X] had openstaan. Uit de camerabeelden van de hal bij de toiletten van de McDonalds blijkt dat er een handgemeen ontstaat tussen [X] en verdachte en dat [X] probeert iets te pakken van verdachte. Niet is te zien dat verdachte geld van aangever afpakt of aanneemt.
[X] is na het schietincident uit voorzorg meegenomen naar het politiebureau en werd daar, eveneens uit voorzorg, gefouilleerd. Hij had € 3.000 à € 4.000 bij zich.
Nu aangever heeft verklaard dat hij in het totaal die dag een bedrag van ongeveer € 4.000,- op zak had en verbalisant [verbalisant] heeft verklaard dat aangever op het politiebureau een bedrag in zijn bezit had van tussen de € 3000,- en € 4000,- is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte hem het bedrag van € 3600,- afhandig heeft gemaakt, zodat verdachte voor zowel het meer subsidiair als het meest subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Het was medeverdachte [A] die het wapen bij zich had. Niet is gebleken dat verdachte daarvan ook op de hoogte was. Verdachte zal dan ook voor het onder 2 zowel primair, als subsidiair, ten laste gelegde worden vrijgesproken.
4. De vordering van de benadeelde partij
[X], [adres] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 3600,- .
4.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van [X] waarbij de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, nu hij dient te worden vrijgesproken.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte voor het feit waar de vordering betrekking op heeft wordt vrijgesproken.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
5. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Milius, voorzitter,
Bastein en Peters, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Hamelink, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juli 2011.
Mr. Bastein is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.