ECLI:NL:RBSGR:2011:BR5119

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/23259
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en zicht op uitzetting naar Sierra Leone

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 10 augustus 2011 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van vreemdelingenbewaring. Eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. C.F. Wassenaar, was in vreemdelingenbewaring gesteld door de Minister voor Immigratie en Asiel. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer na een eerdere behandeling in een enkelvoudige kamer. Eiser heeft aangevoerd dat de aanhouding en daaropvolgende inbewaringstelling onrechtmatig waren, omdat er geen redelijke grond was voor de controle waarbij hij werd aangehouden. Hij betwistte de gronden van de maatregel, waaronder het ontbreken van een identiteitspapier en het feit dat hij ongewenst was verklaard. Eiser stelde dat er geen zicht was op uitzetting naar Sierra Leone, omdat de autoriteiten van dat land sinds 2009 geen laissez-passer hadden verstrekt voor gedwongen terugkeer.

De rechtbank oordeelde dat de rechtmatigheid van de strafrechtelijke aanhouding niet ter beoordeling stond in het vreemdelingenrecht. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor de maatregel van bewaring, zoals het ontbreken van een identiteitspapier en het niet naleven van de vertrektermijn, voldoende waren om de maatregel te rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde ook dat er wel degelijk zicht op uitzetting naar Sierra Leone was, ondanks de problemen met het verkrijgen van een laissez-passer. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de vreemdeling om actief mee te werken aan zijn uitzetting en de rol van de rechtbank in het toetsen van de rechtmatigheid van de bewaring.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Dordrecht
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
procedurenummer: AWB 11/23259, V-nummer: [nummer],
uitspraak van de meervoudige kamer
in het geding tussen
[naam eiser], eiser,
gemachtigde: mr. C.F. Wassenaar, advocaat te Rotterdam,
en
de Minister voor Immigratie en Asiel, verweerder,
gemachtigden: mr. A.J. Hakvoort (zitting 29 juli 2011), mr. R.A.B. van Steijn (zitting 5 augustus 2011) en mr. Ch.R. Vink (zitting 9 augustus 2011), allen ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft eiser op 13 juli 2011 in vreemdelingenbewaring gesteld.
1.2. Bij faxbericht van 15 juli 2011 heeft eiser beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring.
1.3. De zaak is op 29 juli 2011 behandeld ter zitting van een enkelvoudige kamer.
De gemachtigden van partijen zijn ter zitting verschenen. Eiser heeft de zitting bijgewoond vanuit de telehoorruimte van het detentiecentrum te Rotterdam.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
1.4. Op 4 augustus 2011 heeft de rechtbank de zaak verwezen naar een meervoudige kamer, die het onderzoek ter zitting op 5 augustus 2011 heeft hervat.
Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting opnieuw geschorst.
1.6. Op 9 augustus 2011 heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting hervat.
De gemachtigden van partijen zijn ter zitting verschenen.
Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) kan, indien het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid zulks vordert, met het oog op uitzetting, door Onze Minister in bewaring worden gesteld de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft.
Ingevolge artikel 94, eerste lid, laatste volzin, van de Vw 2000 strekt het beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in artikel 59 tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Ingevolge het vierde lid van artikel 94 van de Vw 2000 verklaart de rechtbank het beroep tegen de maatregel van bewaring gegrond, indien zij van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw 2000 of bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten. In dat geval beveelt de rechtbank de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
Ingevolge artikel 106, eerste lid, eerste volzin, van de Vw 2000 kan de rechtbank, indien zij de opheffing van een maatregel strekkende tot vrijheidsontneming beveelt, dan wel de vrijheidsontneming reeds voor de behandeling van het verzoek om opheffing van die maatregel wordt opgeheven, aan de vreemdeling een vergoeding ten laste van de Staat toekennen.
2.2. In de schriftelijke vastlegging van de maatregel van bewaring is vermeld dat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling van eiser vordert, omdat er aanwijzingen zijn om te vermoeden dat hij zich aan de uitzetting zal onttrekken. De gronden van de maatregel zijn dat eiser:
- niet beschikt over een identiteitspapier als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb 2000);
- ongewenst is verklaard;
- zich niet heeft gehouden aan zijn vertrektermijn;
- veroordeeld is wegens een misdrijf;
- zich niet heeft aangemeld bij de korpschef;
- eerder niet rechtmatig in Nederland heeft verbleven; en
- geen middelen van bestaan heeft.
2.3. Eiser heeft, samengevat, het volgende aangevoerd.
Eiser is aangehouden tijdens een controle op een adres in [plaatsnaam] waar hij niet woont. Het heeft er alle schijn van dat deze controle heeft plaatsgevonden om na te gaan of op het betreffende adres illegale vreemdelingen verbleven. Er was geen redelijke grond voor deze controle en evenmin was er een redelijke grond om eiser naar een legitimatiebewijs te vragen. Eiser is weliswaar aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht, maar omdat de strafzaak voorwaardelijk is geseponeerd, zal geen strafrechtelijke toetsing van de rechtmatigheid van de aanhouding plaatsvinden, in ieder geval niet binnen een redelijke termijn. Er is sprake van een bijzondere samenloop van omstandigheden die maakt dat de rechter in vreemdelingenzaken de rechtmatigheid van de gang van zaken tijdens de controle kan en moet beoordelen. De aanhouding van eiser was onrechtmatig en dat geldt eveneens voor de daarop volgende inbewaringstelling. Bij een eventuele belangenafweging in dit kader kan in het licht van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (hierna: Terugkeerrichtlijn) geen doorslaggevende betekenis worden toegekend aan de criminele antecedenten van eiser.
Eiser betwist de gronden van de maatregel. Hij heeft documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn identiteit en nationaliteit, zodat identificatie mogelijk is. Dat eiser ongewenst is verklaard en is veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf, kan in het licht van de Terugkeerrichtlijn niet mede redengevend zijn voor zijn inbewaringstelling. Eiser heeft zich strikt genomen niet gehouden aan zijn vertrektermijn, maar verweerder had er geen probleem mee dat eiser de hoorzitting in de bezwaarprocedure over zijn ongewenstverklaring en de zitting van de rechtbank in dat kader heeft bijgewoond. Als verweerder echt wilde dat eiser vertrok, had verweerder dat expliciet(er) kenbaar moeten maken. Eiser heeft zich wel degelijk aangemeld bij de korpschef. Eiser verblijft bij zijn partner, die hem onderhoudt, waarmee eiser beschikt over middelen van bestaan. Er is geen reden om te veronderstellen dat eiser de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert.
Er is geen zicht op uitzetting naar Sierra Leone. Eiser wijst in dit verband op de uitspraak van 18 april 2011 van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Groningen (LJN BQ2313). Sinds 1 januari 2009 hebben de autoriteiten van dat land geen enkele laissez-passer (hierna: lp) verstrekt aan verweerder ten behoeve van gedwongen terugkeer, terwijl verweerder in deze periode ongeveer 470 lp's heeft aangevraagd bij deze autoriteiten. Uitzetting van eiser op basis van een paspoort is niet mogelijk omdat eiser daar niet over beschikt. Terugkeer naar Sierra Leone is wel mogelijk door tussenkomst van de Internationale Organisatie voor Migratie (hierna: IOM), maar dat is geen reden om eiser in bewaring te houden.
Eiser verzoekt om toepassing van een lichter middel van toezicht dan vreemdelingenbewaring. Eisers vriendin is bereid garant voor hem te staan, hem te huisvesten en te verzorgen. Inbewaringstelling werkt contraproductief bij de autoriteiten van Sierra Leone en moet ook in het licht van de Terugkeerrichtlijn met terughoudendheid worden toegepast.
Eiser verzoekt om opheffing van de bewaring en om toekenning van schadevergoeding.
2.4. Verweerder heeft, samengevat, het volgende naar voren gebracht.
Uit de stukken blijkt dat eiser strafrechtelijk is aangehouden. De rechtmatigheid van deze aanhouding staat niet ter beoordeling van de rechter in vreemdelingenzaken.
Verweerder laat de grond van de maatregel dat eiser zich niet heeft aangemeld bij de korpschef vallen. Eiser stelt documenten te hebben overgelegd ter onderbouwing van zijn identiteit en nationaliteit, maar eiser is niet in het bezit van een paspoort of een identiteitsbewijs en hij heeft ook niet aangetoond dat hij dit niet kan verkrijgen. Evenmin heeft eiser aangetoond zelfstandig te beschikken over voldoende middelen van bestaan. Eiser is bij beschikking van 8 december 2008 ongewenst verklaard, waarbij hem is aangezegd Nederland te verlaten. Eiser heeft zich dan ook niet gehouden aan zijn vertrektermijn. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen. Verweerder stelt zich voorts op het standpunt dat de Terugkeerrichtlijn niet van toepassing is op eiser, omdat verweerder in de Staatscourant heeft bekendgemaakt dat hij gebruik maakt van de in artikel 2 van de Terugkeerrichtlijn gegeven mogelijkheid om de Terugkeerrichtlijn niet van toepassing te doen zijn indien sprake is van criminele antecedenten.
Aangenomen kan worden dat eiser afkomstig is uit Sierra Leone. Zicht op uitzetting naar dat land ontbreekt niet. Sinds 1 januari 2009 heeft verweerder ongeveer 470 lp's aangevraagd bij de Sierraleoonse autoriteiten, hebben deze autoriteiten ongeveer 120 keer een nationaliteitsverklaring afgegeven en zijn ongeveer tien vreemdelingen naar Sierra Leone uitgezet op basis van andere documenten dan een lp. Op 17 december 2010, 28 januari 2011 en 23 maart 2011 hebben gesprekken plaatsgevonden met de autoriteiten van Sierra Leone over de afgifte van lp's ten behoeve van uitzetting. Eiser is verplicht actief en volledig mee te werken aan zijn uitzetting, wat hij tot nu toe niet heeft gedaan.
Verweerder ziet gelet op de gronden van de maatregel geen aanleiding om een lichter middel van toezicht dan bewaring toe te passen. Eiser heeft ook niet aangetoond dat hij zelfstandig kan en wil terugkeren naar Sierra Leone.
2.5. De rechtbank oordeelt als volgt.
2.5.1. Eiser is strafrechtelijk aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State staat de rechtmatigheid van de aanwending van een niet bij of krachtens de Vw 2000 toegekende bevoegdheid niet ter toetsing van de rechter in vreemdelingenzaken. Slechts indien de onrechtmatigheid van die aanwending door de daartoe bevoegde rechter is vastgesteld, kan de vreemdelingenrechter zich gesteld zien voor de vraag naar de consequenties daarvan voor de rechtmatigheid van de inbewaringstelling. Van een dergelijke situatie is in het onderhavige geval geen sprake.
Het betoog van eiser dat sprake is van een uitzonderlijke situatie waarin de rechter in vreemdelingenzaken de rechtmatigheid van de strafrechtelijke aanhouding kan en moet toetsen, kan niet leiden tot het door eiser beoogde doel. Als eiser in dit betoog wordt gevolgd en zijn strafrechtelijke aanhouding onrechtmatig wordt geoordeeld, moet vervolgens een belangenafweging worden gemaakt, die gelet op de zware criminele antecedenten van eiser in zijn nadeel uitvalt. Het bepaalde in de Terugkeerrichtlijn staat naar het oordeel van de rechtbank niet in de weg aan een dergelijke belangenafweging, mits de gronden van de maatregel en de overige omstandigheden van het geval de conclusie wettigen dat eiser de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert. Uit 2.5.2. volgt dat naar het oordeel van de rechtbank aan deze voorwaarde wordt voldaan. Het standpunt van verweerder dat de Terugkeerrichtlijn niet van toepassing is op eiser behoeft in dit verband dan ook geen bespreking.
2.5.2. Dat eiser naar gesteld documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn identiteit en nationaliteit, laat onverlet dat hij niet beschikt over een identiteitspapier als bedoeld in artikel 4.21 van het Vb 2000.
Eiser betwist niet dat hij zich niet heeft gehouden aan zijn vertrektermijn. Dat eiser in de gelegenheid is geweest zittingen in de procedure over zijn ongewenstverklaring bij te wonen, neemt niet weg dat hem duidelijk was dat hij Nederland moest verlaten. Tijdens het vertrekgesprek op 21 augustus 2009 heeft eiser ook verklaard dat hij weet dat hij niet mag blijven.
Eiser beschikt niet zelfstandig over middelen van bestaan, terwijl uit de door hem overgelegde stukken ook niet blijkt dat zijn partner voldoende middelen van bestaan heeft om hem te onderhouden.
De gronden dat eiser niet beschikt over het vereiste identiteitspapier, zich niet heeft gehouden aan zijn vertrektermijn en niet zelfstandig beschikt over middelen van bestaan, in samenhang bezien, kunnen het opleggen van de maatregel van bewaring naar het oordeel van de rechtbank dragen. Tijdens het vertrekgesprek op 21 augustus 2009 heeft eiser verklaard dat hij weet dat hij niet mag blijven en dat hij echt weggaat, terwijl niet is gebleken dat eiser sindsdien heeft geprobeerd zijn vertrek uit Nederland te realiseren. Gelet hierop hoefde verweerder de verklaring van eiser dat hij wil meewerken aan terugkeer naar Sierra Leone niet voor waar aan te nemen. Ook overigens bevat het betoog van eiser geen aanknopingspunten voor de conclusie dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat eiser de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert.
De standpunten van partijen over de andere gronden van de maatregel behoeven naar het oordeel van de rechtbank geen bespreking.
2.5.3. Over het zicht op uitzetting van eiser naar Sierra Leone overweegt de rechtbank als volgt.
Gelet op de door verweerder verstrekte informatie valt naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs niet te verwachten dat de autoriteiten van Sierra Leone binnen een redelijke termijn een lp aan verweerder zullen verstrekken ten behoeve van de uitzetting van eiser. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de autoriteiten van Sierra Leone een lp afgeven als een vreemdeling verklaart dat hij vrijwillig wil terugkeren naar Sierra Leone en verweerder veronderstelt dat geen van de 120 vreemdelingen van wie de Sierraleoonse autoriteit sinds 1 januari 2009 is bevestigd een dergelijke verklaring heeft afgelegd. Verweerder houdt echter niet bij of een vreemdeling een dergelijke verklaring aflegt, terwijl de rechtbank zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet aannemelijk acht dat geen van de genoemde 120 vreemdelingen heeft verklaard vrijwillig te willen terugkeren. Dat wel lp's worden verstrekt ten behoeve van terugkeer met behulp van de IOM, laat de mogelijkheid open dat de autoriteiten van Sierra Leone om hen moverende redenen geen lp's verstrekken als verweerder die aanvraagt, ook al verklaart de vreemdeling dat hij vrijwillig wil terugkeren. Dat verweerder met de autoriteiten van Sierra Leone overlegt over de afgifte van lp's ten behoeve van gedwongen terugkeer, betekent niet dat er een redelijk vooruitzicht op afgifte van een lp voor eiser bestaat. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat dit overleg binnen afzienbare tijd resultaat zal leiden tot een verandering in de reeds langdurig bestaande opstelling van de autoriteiten van Sierra Leone, te minder nu verweerder vanaf 23 maart 2011 in afwachting is van een reactie van de autoriteiten van Sierra Leone op het voorstel om Freetown te bezoeken.
Het vorenstaande wettigt naar het oordeel van de rechtbank echter niet de conclusie dat zicht op uitzetting van eiser naar Sierra Leone binnen een redelijke termijn ontbreekt. Sinds 1 januari 2009 heeft verweerder ongeveer tien personen naar Sierra Leone uitgezet op basis van andere originele documenten dan een lp, onder meer op 25 januari 2011, 26 mei 2011 en 1 juni 2011. Hoewel verweerder dit in zijn faxbericht van 9 augustus 2011 niet expliciet heeft vermeld en ook ter zitting van die datum niet heeft kunnen bevestigen, moet er naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs van worden uitgegaan dat deze uitzettingen hebben plaatsgevonden op basis van een geldig paspoort. De rechtbank maakt hieruit op dat uitzetting naar Sierra Leone vanuit vreemdelingenbewaring mogelijk is op basis van een geldig paspoort. Dat eiser naar gesteld niet over een paspoort beschikt, betekent ook als wordt aangenomen dat deze stelling juist is niet dat eiser niet kan worden uitgezet. Eiser is verplicht actief en volledig mee te werken aan zijn uitzetting, wat in dit geval inhoudt dat hij het redelijkerwijs mogelijke moet doen om in het bezit te komen van een geldig paspoort. Niet is gebleken dat eiser in het verleden heeft geprobeerd een (nieuw) paspoort te verkrijgen of dat het voor hem onmogelijk of op voorhand zinloos was om dit te doen. Evenmin is gebleken dat het niet mogelijk is om vanuit vreemdelingenbewaring een paspoort aan te vragen. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat uitzetting van eiser niet mogelijk is als hij daaraan de van hem te verwachten actieve en volledige medewerking verleent.
De verwijzing van eiser naar de uitspraak van 18 april 2011 kan hem niet baten, reeds omdat na die uitspraak twee geslaagde uitzettingen naar Sierra Leone hebben plaatsgevonden.
De rechtbank verwerpt de beroepsgrond dat zicht op uitzetting van eiser naar Sierra Leone ontbreekt.
2.5.4. Het is aan verweerder om te beoordelen of de uitzetting van eiser met gebruikmaking van een minder belastend middel dan bewaring kan worden veiliggesteld. De rechtbank dient het standpunt van verweerder dienaangaande enigszins terughoudend te toetsen. Gelet hierop en gezien hetgeen onder 2.5.2. is overwogen, was verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet gehouden een lichter middel van toezicht toe te passen.
2.6. Het beroep is derhalve ongegrond.
Er is geen grond voor schadevergoeding.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.7. Gezien het voorgaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gegeven door mr. B. van Velzen, voorzitter, en mrs. A. Hello en J.J. Klomp, leden, en door de voorzitter en P. van den Berg, griffier, ondertekend.