Zittinghoudende te Amsterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen
[eiseres],
geboren op [1982], van (gestelde) Chinese nationaliteit, eiseres,
gemachtigde: mr. F.J.E. Hogewind, advocaat te Amsterdam,
de minister voor Immigratie en Asiel,
verweerder,
gemachtigde: mr. J.S.M. Rietveld, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Op 17 oktober 2011 is eiseres op grond van artikel 3 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van eiseres is op dezelfde datum de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 toegepast.
Bij beroepschrift van 27 oktober 2011 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.
Op grond van artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 houdt het beroep tevens in een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Op 21 oktober 2011 heeft eiseres een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. Bij besluit van 27 oktober 2011 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. De ten aanzien van eiseres toegepaste vrijheidsontnemende maatregel is in het besluit gehandhaafd.
De rechtbank heeft het beroep behandeld ter openbare zitting van 8 november 2011. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ter zitting was ook aanwezig
G. Wubuli-Abas, tolk in de Uyghur taal.
1. Verweerder is op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 bevoegd een vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd, een ruimte of plaats als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel aan te wijzen, waar hij zich dient op te houden.
2. Volgens het beleid van verweerder, zoals neergelegd in paragraaf C12/2.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000, wordt, wanneer een vreemdeling niet voldoet aan de voorwaarden voor toegang en aan de buitengrens te kennen geeft asiel te willen aanvragen, de toegang geweigerd en wordt op grond van artikel 6, eerste lid, juncto tweede lid, van de Vw 2000 het AC Schiphol aangewezen als plaats of ruimte waar de vreemdeling zich dient op te houden.
3.1 Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel. Nu haar asielaanvraag is afgewezen, is de Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (de Terugkeerrichtlijn) van toepassing. Het middel van vreemdelingenbewaring is volgens eiseres in haar geval disproportioneel, omdat ze volledig is gedocumenteerd en uit niets blijkt dat zij zich zou willen onttrekken aan verweerders toezicht. Zij heeft direct te kennen gegeven dat zij asiel wilde.
3.2 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de vrijheidsontnemende maatregel terecht is opgelegd. Aan eiseres is de toegang tot Nederland geweigerd. Het grensbewakingsbelang prevaleert volgens verweerder boven de belangen van eiseres. Dat eiseres een asielaanvraag heeft ingediend is reeds verdisconteerd in het beleid en aan de aanwezigheid van documenten dient geen doorslaggevende belang te worden toegekend. Na afwijzing van de asielaanvraag heeft een belangenafweging plaatsgevonden, die in het nadeel van eiseres is uitgevallen.
4.1 De rechtbank oordeelt als volgt. Op 4 oktober 2011 (LJN: BT7118) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) geoordeeld dat de Terugkeerrichtlijn niet van toepassing is op onderdanen van derde landen die de wens te kennen hebben gegeven asiel te willen aanvragen. Vast staat dat eiseres direct op 17 oktober 2011 deze wens te kennen heeft gegeven, zodat de Terugkeerrichtlijn op het moment van oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel niet van toepassing was.
4.2 Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 29 juni 2011 (LJN BR0158) is de rechtbank van oordeel dat in beginsel steeds aangenomen moet worden dat het grensbewakingsbelang niet kan worden veiliggesteld door de oplegging van een lichter middel. Het feit dat eiseres over reisdocumenten beschikt, is niet aan te merken als een bijzondere omstandigheid op grond waarvan verweerder zijn beleid niet in redelijkheid heeft mogen toepassen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder op het moment van oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel niet ten onrechte geen lichter middel heeft toegepast.
5.1 De rechtbank stelt vast dat, nu de asielaanvraag van eiseres is afgewezen en zij hangende het door haar ingestelde beroep op grond van artikel 82, tweede lid, aanhef en onder a van de Vw 2000 geen rechtmatig verblijf meer heeft, de Terugkeerrichtlijn vanaf het moment van de afwijzing van de aanvraag van toepassing is.
5.2 In artikel 2 van de Terugkeerrichtlijn is de werkingssfeer van de Terugkeerrichtlijn omschreven. Volgens vaste jurisprudentie van deze rechtbank en zittingsplaats (onder meer de uitspraak van 3 februari 2011, LJN: BP5342) is de werkingssfeer voldoende duidelijk en onvoorwaardelijk bepaald. Nu verweerder tot op heden niet van de mogelijkheid gebruik heeft gemaakt om in nationale wetgeving de toepassing van de Terugkeerrichtlijn op grensdetentie uit te sluiten, zijn de daarin neergelegde bepalingen van toepassing, voor zover zij voldoende duidelijk en onvoorwaardelijk zijn.
6.1 Uit de beschikking van 27 oktober 2011, waarin de asielaanvraag van eiseres is afgewezen, blijkt, in combinatie met de door verweerder ter zitting gegeven toelichting, dat verweerder na de afwijzing van de asielaanvraag aanleiding heeft gezien de vrijheidsontnemende maatregel voort te zetten. Verweerder heeft daarbij betrokken het grensbewakingsbelang, de omstandigheid dat eiseres niet voldoet aan de toegangsvoorwaarden ex artikel 5 eerste lid van de Verordening (EG) nr. 562/2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) en de omstandigheid dat de asielaanvraag van eiseres was afgewezen. Volgens verweerder was er bij die stand van zaken geen aanleiding het persoonlijke belang van eiseres bij opheffing van de maatregel te laten prevaleren.
6.2 De rechtbank stelt vast dat verweerder aldus heeft onderzocht of na afwijzing van de asielaanvraag een lichter middel kon worden toegepast. Naar het oordeel van de rechtbank geldt ook hier hetgeen de Afdeling in eerdergenoemde uitspraak van 29 juni 2011 heeft overwogen. Eiseres heeft gesteld dat voortzetting van de maatregel in haar geval disproportioneel was, nu zij volledig gedocumenteerd was. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet aan te merken als een bijzondere omstandigheid. Nu eiseres bovendien geen bijzondere persoonlijke belangen heeft gesteld, is de rechtbank van oordeel dat verweerder na afwijzing van de asielaanvraag niet ten onrechte geen lichter middel heeft opgelegd.
7. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel op grond van artikel 6 van de Vw 2000 thans niet in strijd is met de Vw 2000 en evenmin bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid ongerechtvaardigd is te achten. De rechtbank verklaart het beroep dan ook ongegrond.
8. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan artikel 106 van de Vw 2000 of artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Schaberg, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.S. Soylu, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 november 2011.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.