ECLI:NL:RBSGR:2011:BU9598
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en vooruitzicht op uitzetting naar Oezbekistan
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 21 december 2011 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring van eiser, een Oezbeekse nationaliteit die verblijft in een detentiecentrum in Rotterdam. Eiser heeft aangevoerd dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering naar Oezbekistan bestaat. Hij verwees naar een brief van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) aan zijn gemachtigde, mr. Senczuk, waarin werd aangegeven dat er in de periode van 1 januari 2008 tot en met 16 juni 2011 slechts enkele aanvragen voor laissez-passer zijn ingediend bij de Oezbeekse diplomatieke vertegenwoordiging, met slechts één toezegging. Eiser stelde dat deze gegevens voldoende onderbouwden dat er ernstige twijfels bestaan over de mogelijkheid van zijn uitzetting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, de minister voor Immigratie en Asiel, geen recent cijfermateriaal of andere relevante informatie heeft overgelegd die de twijfels van eiser zou kunnen wegnemen. De gemachtigde van de verweerder heeft zich ter zitting gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering naar Oezbekistan is en dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, de maatregel tot vrijheidsontneming opgeheven met onmiddellijke ingang, en een schadevergoeding van € 960,00 toegewezen aan eiser, ten laste van de Staat der Nederlanden. Daarnaast zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 874,00, te betalen aan de griffier. De rechtbank heeft in haar uitspraak vermeld dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat.