ECLI:NL:RBSGR:2011:BU9598

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11-39786
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en vooruitzicht op uitzetting naar Oezbekistan

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 21 december 2011 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring van eiser, een Oezbeekse nationaliteit die verblijft in een detentiecentrum in Rotterdam. Eiser heeft aangevoerd dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering naar Oezbekistan bestaat. Hij verwees naar een brief van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) aan zijn gemachtigde, mr. Senczuk, waarin werd aangegeven dat er in de periode van 1 januari 2008 tot en met 16 juni 2011 slechts enkele aanvragen voor laissez-passer zijn ingediend bij de Oezbeekse diplomatieke vertegenwoordiging, met slechts één toezegging. Eiser stelde dat deze gegevens voldoende onderbouwden dat er ernstige twijfels bestaan over de mogelijkheid van zijn uitzetting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, de minister voor Immigratie en Asiel, geen recent cijfermateriaal of andere relevante informatie heeft overgelegd die de twijfels van eiser zou kunnen wegnemen. De gemachtigde van de verweerder heeft zich ter zitting gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering naar Oezbekistan is en dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is.

De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, de maatregel tot vrijheidsontneming opgeheven met onmiddellijke ingang, en een schadevergoeding van € 960,00 toegewezen aan eiser, ten laste van de Staat der Nederlanden. Daarnaast zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 874,00, te betalen aan de griffier. De rechtbank heeft in haar uitspraak vermeld dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 11/39786 PROCES-VERBAAL
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van
21 december 2011
inzake
[eiser],
geboren op [datum] 1982,
van Oezbeekse nationaliteit,
verblijvende te Rotterdam in het detentiecentrum,
eiser,
gemachtigde mr. L.M. Weber,
tegen
de minister voor Immigratie en Asiel,
te Den Haag,
verweerder,
gemachtigde mr. P. van Zijl
Zitting hebben:
- mr. R.J.A. Schaaf, rechter;
- P. Bijen, griffier.
Eiser is op 2 maart 2011 in vreemdelingenbewaring gesteld. Tegen deze maatregel heeft eiser beroep ingesteld.
Het beroep is behandeld ter zitting van 21 december 2011 waar eiser en verweerder zijn verschenen bij hun respectieve gemachtigden.
Gezien de gedingstukken en gehoord het verhandelde ter zitting komt de rechter tot de navolgende beslissing:
- verklaart het beroep tegen de bewaring gegrond;
- beveelt de opheffing van de maatregel tot vrijheidsontneming ex artikel 59 van de Vw 2000 van eiser met onmiddellijke ingang;
- wijst het verzoek om schadevergoeding toe, ten laste van de Staat der Nederlanden, ten bedrage van € 960,00 (NEGENHONDERDZESTIG EURO);
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten vastgesteld op € 874,00;
- bepaalt dat het bedrag van de proceskosten moet worden voldaan aan de griffier.
De rechter heeft daartoe het volgende overwogen.
Eiser heeft aangevoerd dat er geen vooruitzicht op verwijdering naar Oezbekistan bestaat en heeft daartoe verwezen naar een brief van DT&V aan mr. Senczuk van 20 juni 2011. In die brief is medegedeeld, voor zover thans van belang, dat in de periode van 1 januari 2008 tot en met 16 juni 2011 circa 20 laissez-passeraanvragen zijn ingediend bij de diplomatieke vertegenwoordiging van Oezbekistan. In de genoemde periode heeft de DT&V in circa 15 zaken een antwoord ontvangen op het ingediende verzoeken om een laissez passer, waarvan één laissez-passertoezegging. Eiser heeft aldus afdoende onderbouwd dat er ernstig getwijfeld moet worden aan het vooruitzicht op verwijdering naar Oezbekistan.
Verweerder heeft geen recent cijfermateriaal of andere informatie overgelegd op basis waarvan deze ernstige twijfels kunnen worden weggenomen. De gemachtigde van verweerder heeft zich ter zitting gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat van een redelijk vooruitzicht op verwijdering naar Oezbekistan geen sprake is.
De rechtbank is van oordeel dat maatregel van bewaring met ingang van de datum van het beroepschrift, 9 december 2011, onrechtmatig is.
De rechter heeft er melding van gemaakt dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel open staat.
Waarvan is opgemaakt proces-verbaal.
Griffier
Rechter
Afschriften verzonden: