ECLI:NL:RBSGR:2012:BV1573

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/900345-11
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en wapenbezit tijdens schietpartij in Rijswijk

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 23 januari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 15 oktober 2007 betrokken was bij een schietpartij in de Herenstraat te Rijswijk. De verdachte heeft meerdere kogels afgevuurd in de richting van een persoon, wat leidde tot een levensgevaarlijke situatie voor omstanders. De rechtbank heeft vastgesteld dat het volstrekt roekeloze gedrag van de verdachte zwaar wordt aangerekend, vooral omdat er bij de schietpartij niemand dodelijk is getroffen of ernstig gewond is geraakt, wat als een gelukkige omstandigheid wordt beschouwd. De rechtbank komt tot een hogere straf dan door de officier van justitie was gevorderd, en legt een gevangenisstraf van 10 jaar op voor poging tot moord, meermalen gepleegd, en voor het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van €800,- aan het slachtoffer. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/900345-11
Datum uitspraak: 23 januari 2012
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats],
niet ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Rijnmond", Huis van bewaring De IJssel te Krimpen aan den IJssel.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ten terechtzittingen van 13 oktober 2011 en 9 januari 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. van Geloven en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. N. Swart, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 13 oktober 2011 - ten laste gelegd dat:
1.
hij te Rijswijk, op of omstreeks 15 oktober 2007, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk al dan niet met voorbedachte rade een persoon genaamd [X] en/of [Y] en/of [Z] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) perso(o)n(en) van het leven te beroven, opzettelijk al dan niet na rustig overleg en kalm beraad met een semi automatisch pistool, in elk geval een vuurwapen een (aantal) kogel(s) heeft afgevuurd op of in de richting van die die [X] en/of [Y] en/of [Z] en/of andere (onbekend)
gebleven perso(o)n(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 oktober 2007 te Rijswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [X] en/of [Y] en/of [Z] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) perso(o)n(en) van het leven te beroven, opzettelijk met een semi automatisch pistool, in elk geval een vuurwapen een (aantal) kogel(s) heeft afgevuurd op of in de richting van die [X] en/of [Y] en/of [Z] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) perso(o)n(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 oktober 2007 te Rijswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meer perso(o)n(en) te weten [X] en/of [Y] en/of [Z] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) perso(o)n(en), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet opzettelijk met een semi automatisch pistool, in elk geval een vuurwapen een (aantal) kogel(s) heeft afgevuurd op of in de richting van die [X] en/of [Y] en/of [Z] en/of een of meer (onbekend gebleven)
perso(o)n(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 oktober 2007 te Rijswijk [X] en/of [Y] en/of [Z] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) perso(o)n(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een semi automatisch pistool, in elk geval een vuurwapen, een (aantal) kogel(s) afgevuurd in de richting van voornoemde perso(o)n(en);
2.
hij op of omstreeks 15 oktober 2007 te Rijswijk een of meer wapens van categorie III, te weten een semiautomatisch pistool merk [merk], en/of munitie van categorie III, te weten 14 stuks 9mm Luger patronen, voorhanden heeft gehad.
3. Geldigheid van de dagvaarding
3.1 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd - overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnota - dat de dagvaarding partieel nietig dient te worden verklaard ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde, en wel voor zover de tenlastelegging de volgende zinsnede inhoudt: "en/of een of meer andere (onbekend gebleven) perso(o)n(en)". Deze zinsnede is onvoldoende concreet en feitelijk omschreven. Het is niet duidelijk tegen welke strafbare handeling cliënt zich moet verdedigen, nu in het dossier niet specifiek wordt gesproken over een onbekend gebleven persoon. Er is derhalve niet aan de vereisten van artikel 261 Wetboek van Strafvordering (Sv) voldaan.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onderdeel voldoende bepaalbaar is.
3.3 Het standpunt van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de dagvaarding voldoet aan het bepaalde in artikel 261 Sv. De aanduiding "en/of meer andere (onbekend gebleven) perso(o)n(en)" is mede bezien in het licht van de inhoud van het dossier voldoende bepaalbaar. Zoals ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, was het voor de verdediging voldoende duidelijk waartegen verdachte zich moest verdedigen.
4. Bewijsoverwegingen
4.1 Inleiding
Deze zaak betreft een schietpartij op 15 oktober 2007 in Rijswijk waarbij in kort tijdsbestek meerdere kogels zijn afgevuurd door één of meer personen. De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte als schutter betrokken is geweest bij die schietpartij.
4.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - overeenkomstig haar schriftelijke requisitoir - gevorderd dat verdachte vrij wordt gesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit en dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft - zoals verwoord in haar pleitnota- diverse verweren gevoerd, strekkende tot vrijspraak van beide ten laste gelegde feiten. De door de raadsvrouw gevoerde verweren zullen hierna worden besproken in het kader van de beoordeling van de tenlastelegging.
4.4 De beoordeling van de tenlastelegging1
De rechtbank gaat op grond van de stukken van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Feit 1
1. De schutter(s)
1.1 Melding schietincident
Op 15 oktober 2007 omstreeks 20:00 uur kreeg de dienstdoende centralist van de politie meldkamer Haaglanden diverse telefonische meldingen dat een schietincident had plaatsvonden op de Herenstraat te Rijswijk. Door de diverse melders werd aangegeven dat er meerdere schoten waren gehoord en dat er zich veel mensen op straat bevonden.2
1.2 Man in de beige jas
Verschillende getuigen hebben verklaard omtrent het signalement van de schutter; zij beschrijven een man met zwarte handschoenen en een beige jas.
Zo heeft getuige [getuige 1] verklaard dat hij op de Herenstraat een man zag die zwarte handschoenen en een beige jas droeg. Hij zag dat deze man in zijn rechterhand een zwart wapen vasthield.3
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij zich in haar woning aan de Herenstraat te Rijswijk bevond en buiten harde knallen heeft gehoord. Zij heeft verder verklaard dat zij een man zag staan aan de overkant bij de Bruna winkel. De man had een beige jas aan. Zij zag vervolgens dat deze man schoot in de richting van het zonnecentrum Sunday's.4
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij net de Tollensstraat in liep toen zij een hels kabaal hoorde uit de richting van de Herenstraat. Vervolgens liep getuige [getuige 3] verder de Tollensstraat in, en zag zij dat er een man vanuit de Herenstraat kwam aanrennen. De man liep heel hard. Zij omschrijft de man als een buitenlandse man. Hij was gekleed in een kostuum met daaroverheen een beige jas. Zijn haar was zwart. Hij was niet lang, ergens tussen de 1.70 en 1.75 meter. Hij was niet fors en had geen bril of snor. Zij heeft verder verklaard dat zij vervolgens zag dat deze man zijn jas uittrok en deze op de grond gooide tijdens het rennen.5
Gelet op deze verklaringen is de rechtbank van oordeel dat kan worden vastgesteld dat er in
ieder geval is geschoten door een manspersoon met een beige jas en zwarte handschoenen.
1.3 Gevonden voorwerpen
Op 15 oktober 2007 werd in de Tollensstraat rond 20:00 uur een beige jas aangetroffen.6 De Tollensstraat is een zijstraat van de Herenstraat in Rijswijk en ligt tevens in de richting die de schutter is gevlucht, zoals verklaard door getuigen [getuige 3] en [getuige 4].7 In de rechterzak van de jas zijn enkele papiertjes met tekst aangetroffen.8 De tekst is vermoedelijk in het Albanees.9 Onderzoek naar de jas door het NFI heeft uitgewezen dat deze schotresten bevatte en heeft een relatie tussen de jas en een schietproces aangetoond.10
Op 16 oktober 2007, de dag na het incident, zijn vervolgens op een locatie nabij de Herenstraat in en naast een vuilcontainer twee zwarte handschoenen en een vuurwapen gevonden. Een onderzoek naar schotresten op de handschoenen heeft een relatie tussen deze handschoenen en een schietproces aangetoond.11 Het vuurwapen was doorgeladen en er bevond zich een patroon in de kamer. In het wapen bevond zich een patroonhouder met patronen.12 Uit nader onderzoek is gebleken dat het wapen een pistool betrof van het merk [merk]. Het pistool was voorts bestemd en geschikt voor het schieten van semi-automatische patronen kaliber 9 mm Parabellum.13
In de Herenstraat zijn 16 hulzen aangetroffen. Uit onderzoek van het NFI blijkt dat de patronen waarvan 14 van die hulzen afkomstig zijn waarschijnlijk zijn verschoten met het voornoemde pistool.14
1.4 DNA bemonstering
Van het vuurwapen werd een bemonstering van celmateriaal veiliggesteld en in beslag genomen. Deze bemonstering is op 22 november 2007 voor nader onderzoek aangeboden aan het NFI. Uit dit onderzoek is gebleken dat DNA-materiaal op het vuurwapen afkomstig kan zijn van 'onbekende man A'. De berekende frequentie, oftewel de kans dat het DNA-profiel van een willekeurige gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel (van onbekende man A) wordt beschreven als kleiner dan één op één miljard.15
Naast het vuurwapen werden onder andere ook de (binnenzijde van de) manchetten van de aangetroffen jas en de beide handschoenen bemonsterd.16 Ook deze bemonsteringen hebben een DNA-profiel opgeleverd dat met een berekende frequentie van één op de één miljard aan het DNA-profiel van onbekende man A kan worden toegeschreven. 17 Het DNA-profiel van het DNA in de bemonstering van het vuurwapen is op 3 januari 2008 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank. 18
1.5 DNA match
In verband met een onderzoek in de regio Amsterdam Amstelland naar onder andere het bezit van een vuurwapen werd op 15 maart 2011 referentiemateriaal, in de vorm van wangslijm, van verdachte afgenomen. Dit referentiemateriaal werd vervolgens ingezonden naar het NFI ter opname in de DNA-databank, om vergeleken te worden met de daarin reeds aanwezige DNA-profielen.
Uit deze vergelijking bleek dat het DNA van [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] een match opleverde met het DNA van 'onbekende man A' van de schietpartij in 2007.19 De rechtbank concludeert hieruit dat "de onbekende man A" en verdachte één en dezelfde persoon zijn. Dit betekent dat het pistool, de beige jas en de handschoenen DNA bevatten afkomstig van verdachte en dat daarmee een relatie is aangetoond tussen verdachte en deze voorwerpen.
1.6 Relatie tussen verdachte en de schietpartij
De raadsvrouw heeft betoogd - kort en zakelijk weergegeven - dat de aangetoonde relatie tussen verdachte en de voorwerpen nog geen bewijs oplevert dat verdachte betrokken is geweest bij de schietpartij. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het aantreffen van het DNA niet bewijst dat verdachte ter plaatse was op de dag van het schietincident of dat hij heeft geschoten. Hierbij komt dat nu op de jas en de handschoenen ook DNA van andere personen is aangetroffen iemand anders deze kledingstukken op 15 oktober 2007 kan hebben gedragen en die persoon vervolgens met handschoenen aan kan hebben geschoten. Immers, zo vervolgt de raadsvrouw, bewijst het op het pistool aangetroffen DNA evenmin dat verdachte dat op 15 oktober 2007 in handen heeft gehad.
De rechtbank verwerpt dit betoog. De raadsvrouw kan worden toegegeven dat het DNA van verdachte op een eerder moment dan 15 oktober 2007 op het pistool kan zijn achtergelaten. Het aangetroffen DNA toont echter wel aan dat verdachte het pistool in handen heeft gehad.
Over de uitkomst van de bemonstering van de manchetten van de jas en de handschoenen wordt in het NFI-rapport aangegeven dat in het DNA-profiel van die bemonsteringen een aantal additionele, zwak aanwezige DNA-kenmerken zichtbaar zijn die kunnen duiden op de aanwezigheid van een relatief zeer geringe hoeveelheid celmateriaal van minimaal één andere persoon. Die kenmerken zijn, aldus het NFI, te gering in aantal en intensiteit om te betrekken bij een vergelijkend DNA-onderzoek.20 Hiertegenover staat een volledig DNA-profiel - met de eerder aangehaalde frequentie van één op één miljard - van verdachte. Dit maakt dat naar het oordeel van de rechtbank enkel op basis van de bemonsteringsuitkomsten en zonder nadere concretisering het door de raadsvrouw gestelde alternatieve scenario dat een ander dan verdachte op 15 oktober 2007 de jas en de handschoenen heeft gedragen niet aannemelijk is geworden. Nu verder hierboven al is vastgesteld dat het de drager van de jas en de handschoenen is geweest die heeft geschoten, kan de rechtbank tot geen andere conclusie komen dan dat het verdachte is geweest die op 15 oktober 2007 meerdere malen heeft geschoten met het aangetroffen pistool. Dat getuige [getuige 3] na het zien van een foto van een andere persoon, [B], heeft verklaard dat zij die persoon voor 80% herkent als de persoon met de beige jas21, zoals ook door de raadsvrouw naar voren gebracht, maakt dat oordeel niet anders. Daargelaten de vraag hoe een 80% herkenning door één getuige moet worden gewogen, staat vast dat er geen DNA van die [B] op welk voorwerp dan ook is aangetroffen.
1.7 Conclusie
Op grond van al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de vraag of verdachte als schutter betrokken is geweest bij het schietincident in Rijswijk op 15 oktober 2007 bevestigend kan worden beantwoord.
2. Kwalificatie
2.1 Inleiding
De volgende vraag die de rechtbank zal moeten beantwoorden is hoe het gedrag van verdachte moet worden gekwalificeerd. Teneinde deze vraag te kunnen beantwoorden, zal de rechtbank eerst vaststellen in welke richting hij heeft geschoten en vervolgens of dat opzettelijk en met voorbedachten rade was gericht op de levens van [X], [Y], [Z] en/of nog onbekende perso(o)n(en).
2.2 Schietrichting; gericht schieten
Naar aanleiding van het schietincident is een forensisch onderzoek ingesteld. Op basis van de aangetroffen hulzen en kogeldelen is een situatieschets opgesteld waarin door middel van pijlen de mogelijke schietrichtingen inzichtelijk zijn gemaakt.22 Uit die situatieschets kan in combinatie met het NFI-rapport van 30 januari 200823 worden opgemaakt dat met het later aangetroffen pistool vanaf de ene kant van de Herenstraat meerdere keren is geschoten in de richting van onder andere de zonnestudio (Sunday's), die zich aan de andere kant van de straat bevindt. Dat in die richting is geschoten, wordt bevestigd door de aangiftes van [X], [Y] en [Z].
Aangever [Z] heeft verklaard dat hij zich op 15 oktober 2007 in de zonnebankstudio Sunday's aan de Herenstraat te Rijswijk bevond. Hij liep in de richting van de uitgang en heeft toen een aantal harde klappen gehoord. Hij zag door de glazen deur een man aan de overkant bij de giromaat, hij hoorde dat het glas links van hem rinkelde en door de zaak vloog. Hij zag de man al schietend en rennend weglopen aan de overkant van de straat, naar de rechterzijde, gezien vanuit de zonnestudio. Hij heeft verklaard dat hij de kogels op een afstand van 15 tot 20 centimeter langs zich heen zag vliegen. Hij dacht dat hij geraakt was.24
Aangeefster [X] heeft verklaard dat zij op 15 oktober 2007 in de zonnestudio een klant naar de uitgang zag lopen en een knal hoorde. Daarna heeft zij nog 4 à 5 knallen gehoord waarna de toegangsdeur in stukjes uiteen knapte. Zij heeft verklaard dat zij stukjes glas tegen haar gezicht kreeg en dat haar bovenlip pijn deed 25
Door aangeefster [Y] is verklaard dat zij op 15 oktober 2007 werkzaam was in de zonnestudio. Zij heeft verteld dat zij 5 tot 6 knallen hoorde op het moment dat ene [T] (de rechtbank begrijpt: [Z]) de deurbeugel vastpakte om naar buiten te gaan..Door [T] werd volgens [Y] verschillende malen geroepen dat ze moesten bukken, omdat er werd geschoten. Tegelijkertijd zag [Y] dat de glazen deur in de voorgevel helemaal versplinterde en naar beneden viel. Later heeft zij gezien dat er een kogelgat in een kleine ruit zat. Zij heeft daarover verklaard dat dit gat recht tegenover de plaats waar zij achter de balie stond, zat en precies ter hoogte van haar hart. Als zij niet had gebukt, was ze er misschien niet meer geweest, aldus [Y]. 26
Gelet op de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank voldoende komen vast te staan dat verdachte vanaf de overkant van de straat al rennend meerdere malen gericht heeft geschoten in de richting van de zonnestudio Sundays in welke zonnestudio zich op dat moment [X], [Y] en [Z] bevonden.
Verweren ten aanzien van de schutter, het wapen, de schietrichting, -banen en -afstand .
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat nu uit het NFI-onderzoek naar voren is gekomen dat bij het schietincident tenminste twee wapens zijn gebruikt, terwijl door getuigen verschillende signalementen van mogelijke schutters worden gegeven, in het geheel niet duidelijk is wie met welk wapen in welke richting of op welke personen heeft geschoten. Daarbij komt, aldus de raadsvrouw dat geen onderzoek is gedaan naar de schietbanen en de schietafstand en dat volgens de politie een dergelijk onderzoek ook niet mogelijk is.
Voor wat betreft het schieten op [X], [Y] en [Z] wordt dit betoog verworpen met verwijzing naar hetgeen de rechtbank hierboven al heeft overwogen.
Ten aanzien van de onbekend gebleven persoon op wie is geschoten volgt de rechtbank de raadsvrouw evenmin in haar betoog. Daartoe wordt overwogen dat op grond van het wapen- en munitieonderzoek van het NFI en de eerder aangehaalde situatieschets in voldoende mate kan worden vastgesteld dat ter hoogte van de zonnestudio minimaal eenmaal is geschoten met een ander (niet aangetroffen) vuurwapen in de richting van de kant van de straat waar vandaan verdachte heeft geschoten. De rechtbank acht het dan ook zeer aannemelijk dat verdachte gericht heeft geschoten op die onbekend gebleven andere schutter en dat deze heeft teruggeschoten. Dit vindt steun in de verklaring van eerdergenoemde [B] die als verdachte is gehoord en heeft verteld dat hij van ene [C] heeft vernomen dat [D] en [E] op die [C] hadden geschoten. Door [B] wordt die [E] omschreven als 1.75 meter lang, slank postuur, tussen de 23 en 24 jaar oud, met kort zwart haar met gel en dat hij een Albanees is uit Tirana.27 Ter terechtzitting heeft de rechtbank waargenomen dat verdachte ongeveer 1.70-1.75 meter lang is, kort zwart haar heeft dat ogenschijnlijk verzorgd is met gel.28 Nu over die [C] geen enkele nadere informatie bekend is geworden, kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen wie de persoon was op wie verdachte heeft geschoten,. Zij kan echter wel, gelet op het voorgaande, vaststellen dat er door verdachte is geschoten op een andere, onbekend gebleven persoon, zoals opgenomen in de tenlastelegging.
3. Opzet
Ten aanzien van het opzet heeft de raadvrouw gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard op de dood of zwaar lichamelijk letstel van [Y], [X] en [Z]. Hiertoe voert zij aan dat uit het dossier niet volgt dat de voornoemde personen in de Sunday's zichtbaar waren voor mensen op straat, dat niet kan worden vastgesteld dat in de richting van die personen is geschoten, dat niet kan worden vastgesteld dat een kogel de zonnestudio is binnengedrongen en dat de precieze feitelijke toedracht dus onbekend is. Verder heeft zij betoogd dat de aanwezigheid van een onbekend gebleven persoon niet kan worden bewezen.
De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar betoog. Zij overweegt daartoe het volgende.
Vooropgesteld zij dat de rechtbank van oordeel is dat zij in voldoende mate de feitelijke toedracht van het schietincident op 15 oktober 2007 heeft kunnen vaststellen. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, is komen vast te staan dat verdachte al rennend meerdere malen naar een onbekend gebleven persoon heeft geschoten in de richting van de zonnestudio. Die zonnestudio was op dat moment geopend en het licht moet dus binnen hebben gebrand. Het is aannemelijk te achten dat dat ook voor verdachte zichtbaar is geweest. Desondanks heeft hij meerdere malen in die richting geschoten. De gevolgen daarvan komen duidelijk naar voren in de eerder aangehaalde verklaringen van [X], [Y] en [Z], die zich op dat moment in de zonnestudio bevonden; die verklaringen worden ook ondersteund door de foto's in het proces-verbaal.29 Door op deze wijze te handelen, kan de rechtbank niet tot een ander oordeel komen dan dat verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [X], [Y] of [Z] dodelijk verwond hadden kunnen raken. Hetzelfde geldt voor de onbekend gebleven persoon, nu de rechtbank er immers van uit gaat dat die het primaire doelwit was van verdachte. Opgemerkt zij nog dat naar algemene ervaringsregels de kans aanmerkelijk is te noemen dat gericht schieten op (het bovenlichaam van) personen met een vuurwapen de dood tot gevolg heeft.
4. Voorbedachte raad
Door de raadsvrouw is naar voren gebracht dat nu niet kan worden vastgesteld wie op wie heeft geschoten, evenmin uit de bewijsmiddelen kan volgen dat sprake is geweest van een voorgenomen besluit en dat er vervolgens een moment is geweest om na te denken over de consequenties.
Ook dit verweer wordt verworpen. Voor het aannemen van voorbedachte raad moet komen vast te staan dat verdachte de tijd heeft gehad zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Naar vast staat, heeft verdachte meerdere malen met een semi-automatisch vuurwapen geschoten in de richting van een zonnestudio. Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte vanaf het moment dat hij het vuurwapen heeft gepakt en heeft doorgeladen tot het moment dat hij heeft geschoten in de gelegenheid geweest om na te denken over de gevolgen van zijn keuze, in de gegeven situatie een vuurwapen te gebruiken. De gelegenheid om zich te beraden over de betekenis en de gevolgen van zijn besluit heeft hij ook nog eens gehad tijdens het al rennend afvuren van meerdere kogels in dezelfde richting. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld..
Conclusie inzake de kwalificatie
Op grond van al het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade meermalen gericht heeft geschoten op [X], [Y], [Z] en nog een ander onbekend gebleven persoon.
Conclusie ten aanzien van feit 1
Alles overziend acht de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om te komen tot een bewezenverklaring van poging tot moord, meermalen gepleegd.
Feit 2
Zoals eerder vastgesteld, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte met het aangetroffen pistool heeft geschoten. Uit onderzoek blijkt dat het betreft een vuurwapen van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk [merk]. Het pistool was bestemd en geschikt voor het schieten van semi-automatische patronen kaliber 9 mm Parabellum. De gevonden munitie betreft het soort volmantelpatroon, kaliber 9 mm Luger, van categorie III van de Wet wapens en munitie.30
Conclusie ten aanzien van feit 2
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een wapen en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad zoals ten laste gelegd onder feit 2.
3.5 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij te Rijswijk, op 15 oktober 2007, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk met voorbedachte rade een persoon genaamd [X] en [Y] en [Z] en een ander onbekend gebleven persoon van het leven te beroven, opzettelijk na rustig overleg en kalm beraad met een semi-automatisch pistool, kogels heeft afgevuurd op of in de richting van die [X] en [Y] en [Z] en een ander onbekend gebleven persoon, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 15 oktober 2007 te Rijswijk een wapen van categorie III, te weten een semi-automatisch pistool merk [merk], en munitie van categorie III, te weten 14 stuks 9mm Luger patronen, voorhanden heeft gehad.
5. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
7. De strafoplegging
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van de hem onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft algehele vrijspraak bepleit en heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de strafmaat.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte is op 15 oktober 2007 betrokken geweest bij een schietpartij in de Herenstraat te Rijswijk. Door hem zijn meerdere kogels afgevuurd in de richting van een persoon aan de andere kant van de straat met wildwesttaferelen tot gevolg. Uit het grote aantal meldingen en verklaringen van getuigen blijkt dat veel mensen ongewild zijn geconfronteerd met deze levensgevaarlijke situatie. Dat bij de schietpartij niemand dodelijk is getroffen of ernstig gewond is geraakt, is een zeer gelukkige omstandigheid, die echter geenszins aan de verdachte te danken is. Het volstrekt roekeloze en buitensporige gedrag van verdachte rekent de rechtbank hem zeer zwaar aan.
Dat het voorval psychische gevolgen heeft gehad voor degenen die het hebben meegemaakt, is zonder meer voorstelbaar. Dit volgt ook duidelijk uit de verklaring van slachtoffer [Y]. In haar voegingsformulier benadeelde partij heeft zij beschreven dat zij de eerste 4 à 5 maanden na de gebeurtenis slecht heeft kunnen slapen en ook huilend wakker werd. Zij heeft verder aangegeven dat zij een tijd lang geen avonddiensten in de zonnestudio heeft durven draaien. Tot op heden voelt zij zich nog steeds niet veilig op straat.
Op feiten als de onderhavige kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal komen tot een hogere straftoemeting dan hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd, omdat zij tot een andere, zwaardere bewezenverklaring komt. De rechtbank acht, alles afwegende, een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend.
8. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
[Y] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 800,- .
8.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 800,-.
Voorts vordert de officier van justitie dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 800,- subsidiair 16 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [Y].
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij.
De rechtbank acht deze vordering, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 primair bewezen verklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 800,-.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 800,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [Y].
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 24c, 36f, 45, 57, 63, 289 van het Wetboek van Strafrecht en
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
poging tot moord, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 10 (TIEN) jaar;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [Y], een bedrag van € 800,-;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 800,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [Y];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 16 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Rabbie, voorzitter,
mrs V.F. Milders en T.L. Fernig - Rocour, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.O.Y. Elagab, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 januari 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het doorgenummerde proces-verbaal met het nummer PL 1561/2007/23995 dossier 'Texas', van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen.
2 Proces-verbaal, pagina 6.
3 Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 161 e.v.
4 Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 228 e.v.
5 Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 210 e.v.
6 Proces-verbaal van bevindingen van 16 oktober 2007, PL1561/2007/23995-7, pagina 108.
7 Proces-verbaal van bevindingen van 16 oktober 2001, PL1561/2007/23995-6, pagina 107 en Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 309 e.v.
8 Schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport van het NFI, pagina 59.
9 Feit van algemene bekendheid; via de Nederlandse website: http://translate.google.nl.
10 Schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport van het NFI, pagina 80.
11 Idem
12 Proces-verbaal van bevindingen van 16 oktober 2007, PL1561/2007/23995-26, pagina 151 en 152 en proces-verbaal van bevindingen pagina 630 e.v.
13 Schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport van het NFI, pagina 72 en proces-verbaal van bevindingen pagina 630 e.v.
14 Schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport van het NFI, pagina 76 en proces-verbaal van bevindingen pagina 630 e.v.
15 Schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport van het NFI, pagina 57.
16 Schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport van het NFI, pagina 58.
17 Schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport van het NFI, pagina 61.
18 Schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport van het NFI, pagina 64.
19 Proces-verbaal, pagina 618 e.v.
20 Schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport van het NFI, pagina 62.
21 Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 312.
22 Proces-verbaal van bevindingen, pagina 631.
23 Schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport van het NFI, pagina 70.
24 Proces-verbaal verhoor aangever, pagina 240 e.v.
25 Proces-verbaal van aangifte, pagina 206 e.v.
26 Proces-verbaal van aangifte, pagina 217 e.v.
27 Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 368 e.v.
28 Proces-verbaal terechtzitting.
29 Proces-verbaal, pagina 401 ev.
30 Proces verbaal van 19 juni 2009, blz. 390-392.