ECLI:NL:RBSGR:2012:BW3359

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/8234
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 maart 2012 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die zich in detentiecentrum Schiphol bevond, had bezwaar aangetekend tegen zijn uitzetting naar Nigeria, welke op 12 maart 2012 gepland stond. Hij stelde dat de claim die door de luchtvaartmaatschappij KLM voor zijn terugkeer was gelegd, in strijd was met de wet. De voorzieningenrechter oordeelde dat artikel 65 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) zich richt tot de vervoerder en niet tot de vreemdeling zelf. Dit betekent dat, zelfs als de luchtvaartclaim onterecht was, dit niet automatisch de feitelijke uitzetting onrechtmatig maakte.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker rechtmatig verblijf genoot op basis van zijn asielaanvraag, die op 13 januari 2009 was ingediend. Verweerder, de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, had echter een removal order dat niet was geëffectueerd, maar niet was komen te vervallen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de feitelijke uitzetting van verzoeker door verweerder als een beschikking kan worden aangemerkt, waartegen rechtsmiddelen openstaan.

Na beoordeling van de argumenten van beide partijen, concludeerde de voorzieningenrechter dat er geen redelijke kans van slagen was voor het bezwaar van verzoeker tegen de uitzetting. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd dan ook kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. Y.S. Klerk, in aanwezigheid van griffier P.L.M.M. Mulders. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/8234
uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 maart 2012 in de zaak tussen
[verzoeker], te Oude Meer (detentiecentrum Schiphol), verzoeker
(gemachtigde: mr. W.A. Venema),
en
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel,
verweerder.
<b>Procesverloop</b>
Op 10 maart 2012 heeft verweerder verzoeker aangezegd dat hij op 12 maart 2012 om 14.40 uur per KL577 wordt uitgezet naar Abuja, Nigeria.
Op dezelfde dag heeft verzoeker bezwaar aangetekend tegen de feitelijke uitzetting. Tevens heeft hij op deze datum de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht om hangende de bezwaarschriftprocedure een voorlopige voorziening te treffen.
Verzoeker en verweerder hebben telefonisch hun standpunt gemotiveerd.
<b>Overwegingen</b>
1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. In het kader van deze belangenafweging speelt een rol of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft (de voorlopige rechtmatigheidsbeoordeling). Voor zover de toetsing aan dit criterium met zich brengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en is niet bindend voor de beslissing in die procedure
2. Verzoeker heeft spoedeisend belang bij de beoordeling van het onderhavige verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, omdat verweerder voornemens is hem vandaag uit te zetten.
3. Ingevolge artikel 8:83, derde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter, indien hij kennelijk onbevoegd is, of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is, uitspraak doen zonder zitting.
4. Na kennis te hebben genomen van de stukken en de standpunten van partijen acht de voorzieningenrechter in dit geval termen aanwezig om van vorenbedoelde bevoegdheid gebruik te maken.
5. Verzoeker legt aan zijn verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ten grondslag dat voor zijn terugkeer een claim bij de aanvoerende luchtvaartmaatschappij is gelegd. Op grond van die claim zou de luchtvaartmaatschappij verzoeker terug naar de plaats van vertrek moeten vervoeren. Dit is echter in strijd met artikel 5 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Daarin is immers bepaald dat de verplichting van de luchtvaartmaatschappij om een vreemdeling terug te vervoeren naar de plaats van vertrek uitsluitend geldt in het geval aan de vreemdeling de toegang tot Nederland is geweigerd. Die situatie doet zich echter met betrekking tot verzoeker niet voor, omdat hij in verband met de door hem op 13 januari 2009 ingediende aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel vanaf die datum rechtmatig verblijf genoot. Verweerder kan dus geen gebruik meer maken van de luchtvaartclaim. De uitzetting is daarom onrechtmatig.
6. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de zogenaamde removal order van 12 januari 2009 toentertijd weliswaar niet is geëffectueerd, maar niet is komen te vervallen. De luchtvaartclaim is inmiddels herleefd.
7. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
8. Ingevolge artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 wordt met een beschikking tevens gelijkgesteld een handeling van een bestuursorgaan ten aanzien van een vreemdeling als zodanig. Derhalve kan de feitelijke uitzetting van een vreemdeling door verweerder worden aangemerkt als een beschikking als bedoeld in artikel 1:3, tweede lid, van de Awb waartegen rechtsmiddelen openstaan.
9. Ter beoordeling staat of het bezwaar tegen de feitelijke uitzetting een redelijke kans van slagen heeft.
10. In artikel 65 van de Vw 2000 zijn de verplichtingen van de vervoerder om mee te werken aan de uitzetting van een vreemdeling uitgewerkt. Deze bepaling richt zich niet tot de vreemdeling, maar tot de vervoerder (Kamerstukken II, 2002/2003, 29 016, nr. 3). De voorzieningenrechter kan naar zijn voorlopig oordeel in het midden laten of verweerder al dan niet terecht de kosten van de uitzetting van verzoeker op de Koninklijke Luchtvaartmaatschappij N.V. afwentelt. Ook als dit ten onrechte zou zijn, betekent dit niet dat de feitelijke uitzetting van verzoeker daarmee onrechtmatig is.
11. Verzoeker heeft geen andere reden aangevoerd waarom de feitelijke uitzetting onrechtmatig zou zijn.
12. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat er geen aanleiding bestaat om aan te nemen dat het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen heeft. Het verzoek zal dan ook kennelijk ongegrond worden verklaard en zal met toepassing van de in rechtsoverweging 3 vermelde bevoegdheid worden afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
<b>Beslissing</b>
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.S. Klerk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P.L.M.M. Mulders, griffier.
griffier rechter
Afschriften verzonden:
<HR NOSHADE>
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.