ECLI:NL:RBSGR:2012:BW9892
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. Allewijn
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 13 juni 2012 uitspraak gedaan in een administratief beroep van eiseres tegen een boete die haar was opgelegd op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). Eiseres had administratief beroep ingesteld bij de Officier van Justitie (OvJ) en stelde dat de Minister van Justitie in gebreke was gebleven door niet tijdig te beslissen op haar verzoek om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank oordeelde dat het verzoek van eiseres niet als een Wob-aanvraag kon worden opgevat, maar als een verzoek in het kader van artikel 7:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat de OvJ terecht had gesteld dat er geen dwangsom was verbeurd, omdat het verzoek niet als een aanvraag in de zin van de Wob kon worden aangemerkt. Eiseres had in haar beroepschrift verzocht om vernietiging van de beschikking met de opgelegde administratieve sanctie, het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal, andere stukken uit het dossier en om de verbalisant te horen. De rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte had nagelaten eiseres te horen op haar bezwaren, wat in strijd was met artikel 7:2, eerste lid, van de Awb. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit van 19 januari 2012, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 874,--. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.