ECLI:NL:RBSGR:2012:BX2866

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-754244-11
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met fatale gevolgen na alcoholconsumptie

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 27 juli 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling onder bijzondere omstandigheden. De verdachte heeft, na het consumeren van grote hoeveelheden alcohol, het slachtoffer onverwacht meermalen hard in het gezicht gestompt. Dit geweld heeft geleid tot pijn bij het slachtoffer en heeft uiteindelijk bijgedragen aan zijn overlijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer als eerste heeft mishandeld, wat de medeverdachte heeft aangemoedigd om zich ook op het slachtoffer uit te leven, wat resulteerde in een geweldsexplosie.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij geen eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten had. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding afgewezen, omdat er geen rechtstreeks verband was tussen de mishandeling en de schadeposten die waren opgevoerd.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, waaronder moord en doodslag, maar heeft wel bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/754244-11
Datum uitspraak: 27 juli 2012
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte (B)],
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats],
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13 juli 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. T.N.M. Kamps en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J.W. Stok, advocaat te Delft, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 november 2011 en/of 2 november 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [X] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, althans anders dan in een opwelling, die [X] (meermalen) tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam geschopt/getrapt en/of gestompt/geslagen en/of geduwd en/of (meermalen) met een hard en/of scherp en/of bot/stomp voorwerp geslagen en/of gestompt, tengevolge waarvan voornoemde [X] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair:
hij op of omstreeks 1 november 2011 en/of 2 november 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, en al dan niet met voorbedachten rade, een persoon (te weten [X], (meermalen) tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt en/of gestompt/geslagen en/of geduwd en/of (meermalen) met een hard en/of scherp en/of bot/stomp voorwerp geslagen en/of gestompt, tengevolge waarvan deze is overleden, althans tengevolge waarvan deze pijn en/of letsel heeft ondervonden;
art 301 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 3 Wetboek van Strafrecht
3. Bewijsoverwegingen
3.1 Inleiding1
Op woensdag 2 november 2012 omstreeks 7:50 uur zijn verbalisanten naar aanleiding van een melding naar de kruising van de Nieboerweg met de Duivelandsestraat te 's-Gravenhage gegaan, alwaar zich in een caravan een man zou bevinden die mogelijk onwel was geworden of overleden zou zijn. Op bovengenoemde locatie constateerden de verbalisanten even later dat in de caravan een man onder een witte deken lag waarop vermoedelijk bloedvlekken zaten en dat door de gehele caravan heen bloedspetters zaten. Een van de verbalisanten constateerde verder dat de man geen hartslag meer had, dat hij niet meer ademde en dat op het gezicht van de man een hoop bloed zat.2
De man bleek te zijn overleden.3 Door de lijkschouwer is een verklaring van niet natuurlijk overlijden afgegeven.4 Uit onderzoek in het vingerafdrukkensysteem Havank is verder gebleken dat de overleden man [X] was.5
De patholoog heeft, na onderzoek van het lichaam van het slachtoffer, bij het slachtoffer diverse letsels geconstateerd in het gezicht, op het hoofd, in de hals en aan de ledematen. Het lichaam was bedekt met glasscherven en glassplinters en ingedroogd bloed en er was sprake van een breuk van de rechterellepijp. Op het hoofd en in het gezicht waren er ruwrandige en soms scherprandige huidverscheuringen (in lengte variërend van 2,5 tot 6,5 centimeter) met veel begeleidende bloeduitstortingen en onderhuidse zwellingen. Er was bloed onder het harde hersenvlies, er waren bloederige zachte hersenvliezen en er was bloederig hersenvocht. In de hals en aan romp en ledematen waren er veel bloeduitstortingen. In de hals was daarnaast het schildkraakbeen aan de voorzijde losgescheurd van het botvlies. De patholoog heeft geconcludeerd dat het overlijden van het slachtoffer het gevolg is geweest van massaal bloedverlies uit alle letsels tezamen met daardoor zuurstofgebrek op weefselniveau en dat het mogelijk is dat door het geweld op de hals opgetreden verstikkingsverschijnselen hebben bijgedragen aan het overlijden.6 De op het hoofd en in het gezicht geconstateerde letsels zijn bij leven opgelopen door meermalen toegepast uitwendig inwerkend botsend geweld zoals dat door herhaaldelijk slaan met een hard en mogelijk ook kantig voorwerp kan zijn veroorzaakt. Gezien het soms scherprandige aspect van enkele wondranden kan slaan met een tot scherven versplinterd voorwerp, zoals een glazen voorwerp, niet geheel worden uitgesloten. De letsels bestaande uit de bloeduitstortingen in de hals, aan de romp en aan de ledematen zijn alle bij leven ontstaan door uitwendig inwerkend botsend geweld zoals dat door herhaaldelijk slaan met een hard voorwerp kan ontstaan. Deels, met name aan de benen, kunnen de bloeduitstortingen zijn veroorzaakt door ergens tegen aan (te) stoten of door vallen. De letsels aan de armen kunnen passen bij afweerletsels. De bloeduitstortingen in de halsspieren en het losgescheurde schildkraakbeen passen bij stomp botsend geweld op de hals zoals door tegen de hals slaan kan worden veroorzaakt.7
Uit het sectierapport leidt de rechtbank af dat het slachtoffer door geweld om het leven is gekomen.
Zowel verdachte8 als medeverdachte [A]9 hebben verklaard in de loop van de avond/nacht van 1 op 2 november 2012 geweld tegen het slachtoffer te hebben gebruikt (schoppen en/of slaan). Uit het dossier komt geen eenduidig verhaal naar voren over het verloop van de gebeurtenissen c.q. de gewelddadigheden die zich hebben afgespeeld in de caravan als gevolg waarvan het slachtoffer uiteindelijk is komen te overlijden. De verklaringen van verdachte en medeverdachte [A] over de mate van het door henzelf en door de ander gebruikte geweld staan lijnrecht tegenover elkaar. Verdachte wijst medeverdachte [A] aan als de persoon die er voor verantwoordelijk is dat het slachtoffer is komen te overlijden. [A] wijst op zijn beurt verdachte aan als de dader. Wel is vast komen te staan dat beide verdachten, samen met [C], [D] en het slachtoffer, kort voor het gebeurde in bovengenoemde caravan hebben verbleven en dat het slachtoffer zich tegenover iedereen (verbaal) agressief gedroeg.10
De rechtbank is met de raadsman en officier van justitie van oordeel dat naast de verklaring van medeverdachte [A] dat door toedoen van verdachte het slachtoffer is komen te overlijden, onvoldoende wettig en overtuigend (steun)bewijs voor handen is waaruit naar voren komt dat verdachte (als medepleger) schuldig is geweest aan het overlijden van [X]. Zij zal verdachte om die reden vrijspreken van het (medeplegen van) moord dan wel doodslag en van het medeplegen van mishandeling met voorbedachten raad, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.
De vraag die de rechtbank thans nog dient te beantwoorden is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van het slachtoffer (het verdachte bij dagvaarding subsidiair impliciet subsidiair ten laste gelegde feit). De rechtbank zal deze vraag bij de beoordeling van de tenlastelegging (3.4) beantwoorden.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
Verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem bij dagvaarding primair ten laste gelegde, ofwel het medeplegen van moord c.q. doodslag. Wel kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van het slachtoffer, door hem meermalen tegen zijn hoofd te stompen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het geven van vuistslagen in het gezicht van een ander pijn of letsel kan veroorzaken bij die ander.
3.3 Het standpunt van de verdediging
Verdachte dient, gelet op zijn verklaring en de ongeloofwaardige verklaring van medeverdachte [A], te worden vrijgesproken van het hem bij dagvaarding primair ten laste gelegde ofwel het medeplegen van moord c.q. doodslag. Verdachte heeft bekend dat hij het slachtoffer meermalen een vuistslag heeft gegeven tegen zijn gezicht. De vraag is of er voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om vast te kunnen stellen dat het slachtoffer ten gevolge van deze vuistslagen pijn heeft ondervonden en/of letsel heeft opgelopen.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging
Verdachte heeft ter terechtzitting11 en bij de politie12 bekend dat hij [X] in de avond van 1 november 2011 in de caravan meermalen tegen het hoofd heeft gestompt. Medeverdachte [A] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte [X] met zijn handen en diverse voorwerpen heeft geslagen en dat verdachte het slachtoffer daarbij op diverse plekken raakte, waaronder op zijn hoofd.13
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [A] dat verdachte het slachtoffer ook met voorwerpen heeft geslagen en dat hij het slachtoffer ook op andere plaatsen van het lichaam dan het hoofd heeft geraakt, onvoldoende steun vindt in de overige in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en zij zal verdachte om die reden van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
De rechtbank acht op basis van de verklaringen van verdachte en [A] wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [X] meermalen tegen het hoofd heeft gestompt, maar concludeert dat onvoldoende bewijs aanwezig is in het dossier om bewezen te kunnen verklaren dat deze daarbij letsel zou hebben opgelopen. Gelet op de omstandigheden waaronder het geweld in casu is toegepast, te weten - verdachtes eigen verklaring - dat hij het slachtoffer "best krachtig" had geslagen en hem "op zijn kaak had getimmerd"14 acht de rechtbank op grond van algemene ervaringsregels aannemelijk dat het slachtoffer ten gevolge van de vuistslagen van verdachte pijn heeft ondervonden. Dat het slachtoffer naderhand is komen te overlijden ten gevolge van de handelingen van een ander en daardoor niet meer bij leven heeft kunnen verklaren omtrent zijn gewaarwording van pijn na verdachtes handelingen, kan de verdachte dus niet baten.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem subsidiair impliciet subsidiair ten laste gelegde, ofwel mishandeling van [X] door deze te stompen tegen het hoofd, tengevolge waarvan deze pijn heeft ondervonden.
3.5 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
subsidiair:
hij op 1 november 2011 te 's-Gravenhage, opzettelijk, een persoon (te weten [X]), meermalen tegen het hoofd heeft gestompt, tengevolge waarvan deze pijn heeft ondervonden.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding subsidiair impliciet subsidiair (mishandeling) ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman bepleit verdachte vrij te spreken van de hem ten laste gelegde feiten. Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht om er bij het bepalen van de strafmaat rekening mee te houden dat verdachte geen documentatie heeft op het gebied van geweldsdelicten.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling onder bijzondere omstandigheden. Verdachte heeft, na het consumeren van grote hoeveelheden alcohol, het slachtoffer totaal onverwacht meermalen hard in het gezicht gestompt, tengevolge waarvan het slachtoffer pijn moet hebben ondervonden. De rechtbank neemt bij het bepalen van de strafmaat in het bijzonder in aanmerking dat verdachte het later omgekomen slachtoffer als eerste heeft mishandeld, zodanig dat zijn medeverdachte zich daarna kennelijk niet meer geremd voelde om zich volledig uit te leven op het slachtoffer; een geweldsexplosie die er uiteindelijk toe heeft geleid dat het slachtoffer is komen te overlijden. Verdachte heeft zich niet wezenlijk bekommerd om het slachtoffer, althans niet in die zin dat hij ervoor zorg gedragen heeft dat hij medische hulp kreeg na het door hemzelf en door zijn medeverdachte toegepaste geweld. Verdachte is daarentegen zijn roes gaan uitslapen. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 18 november 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en ter zake van strafbare feiten is veroordeeld, zij het niet voor een geweldsdelict.
Gelet op het hiervoor overwogene acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te noemen duur passend. De rechtbank ziet aanleiding om een deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan een soortgelijk feit.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, wegens ontbreken van een rechtstreeks verband tussen de door verdachte gepleegde mishandeling en de door de benadeelde partij opgevoerde schadeposten, geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De vordering van de benadeelde partij is onvoldoende onderbouwd en dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding.
De rechtbank gaat bij de omrekening van de vordering in euro's uit van de wisselkoers van 17 juli 2012 ofwel €1,00 is zl 4.18510 (zl = zloty).
Materiële schade
De benadeelde partij heeft een aantal kostenposten (1 tot en met 9 op de vordering) opgevoerd die betrekking hebben op de kosten betreffende de begrafenis van het slachtoffer. Deze kosten bedragen in totaal zl 28.769,01 ofwel € 6.874,15.
De rechtbank begrijpt uit de vordering dat - in verband met de materiële schade - reeds een bedrag van zl 4.000,00 ofwel € 955,77 aan de zus van het slachtoffer is vergoed door een instelling voor sociale verzekeringen.
De materiële schade die aldus nog niet is vergoed bedraagt: zl 28.769,01 - zl 4.000,00 = zl 24.769,01 ofwel € 5.918,38.
Immateriële schade
De verzochte vergoeding door de benadeelde partij wegens geleden immateriële schade bestaat uit een bedrag van zl 600.000,00 ofwel € 143.365,75 wegens ''het moreel geleden verlies als gevolg van deze tragedie'' (zl 200.000,00 per familielid) en een uitkering voor de zoon van het slachtoffer [zoon] tot de voltooiing van zijn educatie of tot zijn achttiende levensjaar ter hoogte van zl 2000 ofwel € 477,89 per maand.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien aan de benadeelde partij niet rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
Dit brengt mee, dat de rechtbank de kosten die in verband met deze vordering zijn gemaakt zal compenseren door te bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder primair en subsidiair impliciet primair tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij gewijzigde dagvaarding onder subsidiair impliciet subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
mishandeling;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 42 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 30 DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.S.I. van Delden, voorzitter,
mrs. J.E. Bierling en R. van Zeijst-Repelaer van Driel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.Th. Boeter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 juli 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het doorgenummerde proces-verbaal met het nummer PL2011-231697, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen.
2 Proces-verbaal van bevindingen, pagina's 5 en 6 (dossier: BIJLAGE AMBTSHANDELINGE(EN) 0/0PV/AH).
3 Een geschrift, te weten een Verslag betreffende een niet natuurlijke dood, opgesteld door L. van Knapen, pagina's 143 tot en met 145 (dossier:1e Dossier Forensisch onderzoek TGO KILO 11).
4 Een geschrift, te weten een Verslag betreffende een niet natuurlijke dood, opgesteld door L. van Knapen, pagina's 143 tot en met 145 (dossier:1e Dossier Forensisch onderzoek TGO KILO 11).
5 Een rapport, met als onderwerp: dactyloscopisch identiteitsonderzoek, pagina's 140 tot en met 143 (dossier:1e Dossier Forensisch onderzoek TGO KILO 11).
6 Een rapport met als onderwerp: Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, d.d. 21 maart 2012 opgesteld door A. Maes, arts en patholoog, werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut, pagina's 857 tot en met 859 (dossier: 2e Dossier Forensisch onderzoek TGO KILO 11).
7 Een rapport met als onderwerp: Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, d.d. 21 maart 2012 opgesteld door A. Maes, arts en patholoog, werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut, pagina's 858 en 859 (dossier: 2e Dossier Forensisch onderzoek TGO KILO 11).
8 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 juli 2012
9 Proces-verbaal van verhoor verdachte [A], pagina 199 (dossier: BIJLAGE VERDACHTE(N) VERHOREN 0/0PV/V).
10 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], pagina's 346 (dossier: BIJLAGE VERDACHTE(N) VERHOREN 0/0PV/V).
11 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van de rechtbank van 13 juli 2012.
12 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], pagina 322 (dossier: BIJLAGE VERDACHTE(N) VERHOREN 0/0PV/V). 13 Proces-verbaal van verhoor verdachte [A], pagina 199 (dossier: BIJLAGE VERDACHTE(N) VERHOREN 0/0PV/V).
14 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], pagina 322 (dossier: BIJLAGE VERDACHTE(N) VERHOREN 0/0PV/V).