ECLI:NL:RBSGR:2012:BY0698
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Herbeoordeling van terugnameverzoek onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 16 oktober 2012 uitspraak gedaan in een geschil over de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een asielverzoek van een Servische verzoeker. De verzoeker had op 25 juni 2012 beroep ingesteld tegen een besluit van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel werd afgewezen op grond van de stelling dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielverzoek. De verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, hangende het beroep.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Duitse autoriteiten aanvankelijk negatief hebben gereageerd op het terugnameverzoek van de verweerder, maar dat deze negatieve reactie niet binnen de termijn van twee weken is herzien. De voorzieningenrechter oordeelde dat op grond van artikel 20, eerste lid, onder c), van de Verordening (EG) 343/2003, de verweerder verantwoordelijk werd voor de behandeling van het asielverzoek van de verzoeker in Nederland. De voorzieningenrechter heeft de uitleg van de verweerder over de herbeoordeling van het terugnameverzoek verworpen, omdat deze niet in overeenstemming was met de geldende regelgeving.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de termijn van drie weken voor het opnieuw indienen van een verzoek tot herbeoordeling na een negatieve reactie van de aangezochte lidstaat strikt moet worden nageleefd, en dat de verzoeker recht heeft op een zorgvuldige behandeling van zijn asielaanvraag in Nederland.