ECLI:NL:RBSGR:2012:BY7136

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
424115 - HA ZA 12-904
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van voeging en afwijzing van tussenkomst in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 7 november 2012 uitspraak gedaan in een incident tot voeging en tussenkomst. De eiseres in de hoofdzaak, [A] Beheer B.V., had een putoptie uit een optieovereenkomst met Thieme Beheer B.V. ingeroepen en stelde dat hierdoor een koopovereenkomst tot stand was gekomen. De curator van Thieme Beheer, die in faillissement verkeert, was gedaagd in de hoofdzaak. Riva N.V., die zich als derde partij wilde voegen, heeft een incidentele vordering ingediend tot voeging aan de zijde van de curator en tot tussenkomst in de hoofdzaak. De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de processuele belangen van de betrokken partijen.

De rechtbank oordeelde dat de processuele positie van Riva beter paste bij voeging dan bij tussenkomst. Dit betekent dat Riva zich aan de zijde van de curator mocht voegen in de hoofdzaak, maar dat de vordering tot tussenkomst werd afgewezen. De rechtbank benadrukte dat bij de beoordeling van een incidentele vordering tot interventie de beoordeling van de rechter van het processuele belang van de derde partij doorslaggevend is. De rechtbank heeft de beslissing over de proceskosten aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.

De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de betrokken partijen, vooral voor Riva, die nu de mogelijkheid heeft om haar belangen in de hoofdzaak te behartigen. De rechtbank heeft de hoofdzaak doorverwezen naar een rolzitting voor verdere behandeling, waarbij de beslissing over de kosten wordt aangehouden tot de einduitspraak.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 424115 / HA ZA 12-904
Vonnis in de incidenten tot voeging en tussenkomst van 7 november 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] BEHEER B.V.,
gevestigd te [woonplaats], [gemeente],
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in de incidenten,
advocaat mr. J.H. van der Weide te ’s-Gravenhage,
tegen
[curator],
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid THIEME BEHEER B.V.,
kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in de incidenten,
advocaat mr. K.P. Hoogenboezem te Amsterdam,
waarin heeft gevorderd te mogen voegen en te mogen tussenkomen
de naamloze vennootschap
RIVA N.V.,
gevestigd te Rijswijk,
eiseres in de incidenten,
advocaat mr. F.C. van Spengler te Voorburg.
Partijen zullen hierna [A] Beheer, de curator en Riva genoemd worden. Thieme Beheer B.V. zal hierna worden aangeduid als Thieme Beheer.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in incident van 18 juli 2012 van de rechtbank Amsterdam, waarin die rechtbank zich onbevoegd heeft verklaard van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen en de zaak, in de stand waarin zij zich destijds bevond, heeft verwezen naar de sector civiel van deze rechtbank;
- het exploot van oproeping van 23 juli 2012 van [A] Beheer;
- de conclusie van antwoord van de curator, met producties;
- de incidentele conclusies tot voeging en tussenkomst, tevens conclusie houdende verweer in de hoofdzaak en conclusie van eis in tussenkomst, van Riva, met producties;
- de conclusie van antwoord in de incidenten van [A] Beheer;
- de conclusie van antwoord in de incidenten van de curator.
1.2. Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald in de incidenten.
2. Het geschil en de beoordeling daarvan in de incidenten
2.1. Het geschil in de hoofdzaak ziet – samengevat – op de vraag of door de uitoefening door [A] Beheer van een putoptie die was opgenomen in een optieovereenkomst tussen [A] Beheer en Thieme Beheer (hierna: de optieovereenkomst) een koopovereenkomst tot stand is gekomen, die Thieme Beheer verplicht de aandelen Thieme Groep B.V. (hierna: Thieme Groep) van [A] Beheer te kopen en de vraag of Thieme Beheer dienaangaande in verzuim is vanwege haar faillissement en de opmerking van de curator dat Thieme Beheer de overeenkomst niet zal nakomen.
2.2 Riva is door [A] Beheer op grond van de in de optieovereenkomst opgenomen borgstelling in rechte tot betaling aangesproken. Riva stelt dat [A] Beheer de door haar in de hoofdzaak gevorderde verklaring voor recht – in geval van toewijzing – in het thans aanhangig zijnde hoger beroep in de hiervoor bedoelde zaak tussen [A] Beheer en Riva in het geding zal brengen teneinde haar vordering kracht bij te zetten.
2.3 Riva stelt dat het onder 2.2 gestelde maakt dat zij een rechtstreeks belang heeft bij de uitkomst van de hoofdzaak en vordert dat haar wordt toegestaan zich in de hoofdzaak te mogen voegen aan de zijde van de curator. Riva stelt dat zij ook zelfstandig belang heeft om bij tussenkomst een verklaring voor recht te vorderen dat tussen [A] Beheer en Thieme Beheer geen koopovereenkomst met betrekking tot de aandelen in Thieme Groep tot stand is gekomen en dat Thieme Beheer ter zake geen koopprijs aan [A] Beheer verschuldigd is.
2.4 [A] Beheer en de curator hebben zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
2.5 Voeging en tussenkomst zijn vormen van interventie, vrijwillige deelname aan het geding door een derde die daar belang bij heeft.
Voor het aannemen van belang van een interveniërende partij bij voeging - waarbij de derde zich aan de zijde van een van de partijen voegt en toewijzing of afwijzing van de vordering in de hoofdzaak beoogt - is voldoende dat een uitkomst van de procedure aan wiens zijde de derde zich voegt, de rechtspositie van die derde nadelig kan beïnvloeden (zie HR 14 maart 2008, NJ 2008/168).
Voor tussenkomst - waarbij de derde een eigen vordering instelt die zich richt tot beide partijen - is vereist dat blijkt van een belang van de derde om benadeling of verlies van een hem of haar toekomend recht te voorkomen (zie HR 14 maart 2003, NJ 2003, 313).
2.6 Voor de processuele hoedanigheid van een interveniërende partij is niet de kwalificatie die zij zelf aan haar processuele hoedanigheid heeft gegeven, maar de beoordeling van haar processuele positie door de rechter aan de hand van haar opstelling in het geding, beslissend (zie HR 22 juni 2012, LJN BW9067).
In het verlengde hiervan geldt dat bij beoordeling van een incidentele vordering tot interventie de beoordeling door de rechter van het uit de stellingen en de feiten blijkende processuele belang van de derde die daarom vraagt doorslaggevend is voor de vraag of interventie wordt toegestaan en zo ja, welke vorm van interventie wordt toegestaan.
2.7 De onder 2.2 geschetste positie van Riva en het daarmee gemoeide belang - bij afwijzing van de vordering in de hoofdzaak - rechtvaardigen toewijzing van de vordering tot voeging aan de zijde van de curator. Dit belang wordt ook tot uitdrukking gebracht in de vordering waarmee Riva wil tussenkomen. De processuele positie van Riva past beter bij voeging dan bij tussenkomst. Daarom zal de vordering tot voeging worden toegewezen en die tot tussenkomst worden afgewezen.
2.8 Om praktische redenen wordt de beslissing over de proceskosten aangehouden tot de beslissing daarover in de hoofdzaak.
3. De beslissing
De rechtbank
in de incidenten:
3.1. wijst de vordering tot tussenkomst af;
3.2 staat Riva toe om zich in de hoofdzaak te voegen aan de zijde van de curator;
3.3 houdt de beslissing over de kosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
3.4 verwijst de hoofdzaak naar de rolzitting van woensdag 19 december 2012 voor het nemen van een conclusie als aan de zijde van de curator gevoegde partij door Riva;
3.5 houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Alwin en in het openbaar uitgesproken op
7 november 2012.?