Uitspraak
RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
geboren op [geboortedatum] 1981,
van Iraanse nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer],
gemachtigde: mr. D. de Vries, advocaat te Leeuwarden,
te ’s-Gravenhage,
verweerder,
1.Ontstaan en loop van het geschil
2.Rechtsoverwegingen
Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder desgevraagd gesteld dat, voor zover hem bekend is, medewerkers van verweerder geen kennis hebben genomen van de inhoud van de in het Farsi gestelde stukken.
Dit betekent tevens dat de rechtbank niet kan beoordelen of eiser zich in beroep terecht op het standpunt stelt dat op basis van deze stukken een verblijfsvergunning asiel dient te worden verleend. De rechtbank is daarbij van oordeel dat niet op voorhand reeds vaststaat dat de inhoud van de stukken voor de beoordeling van de aanvraag niet relevant is. Verweerder heeft daarom, naar het oordeel van de rechtbank, niet de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het nemen van het besluit vergaard.
.
5.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op opnieuw een besluit te nemen op de aanvraag van 30 december 2011 met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 874,- te betalen aan eiser.
binnen vier wekenna de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC te ’s-Gravenhage. Ingevolge artikel 85 Vw 2000 dient het beroepschrift, in aanvulling op de vereisten gesteld in artikel 6:5 Algemene wet bestuursrecht (Awb), één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 Awb is niet van toepassing, indien niet is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 6:5, eerste lid, onder c en d, Awb of aan het eerste lid of tweede lid van artikel 85 Vw 2000.