ECLI:NL:RBSGR:2012:BZ0895

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/752107-11 & 09/920382-11 (t.b.g.) & 09/762160-11 (t.b.g.)
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op winkel met geweldsdelicten

De rechtbank 's-Gravenhage heeft op 12 juli 2012 uitspraak gedaan in een zaak waarin de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een gewapende overval op een winkel in Voorburg. De overval vond plaats op 30 september 2011, waarbij de verdachte en zijn mededaders geweld niet schuwden en zich excessief gewelddadig gedroegen ten opzichte van de medewerkers en klanten van de winkel. De verdachte heeft eerder geweldsdelicten gepleegd, maar dit heeft kennelijk geen preventieve werking gehad, aangezien hij zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig maakte aan strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 300 dagen, waarvan 67 dagen voorwaardelijk, en heeft een maatregel opgelegd voor zijn gedrag gedurende 12 maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders zich schuldig hebben gemaakt aan een voltooide diefstal met geweld, waarbij geld en sigaretten zijn weggenomen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partijen tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte verplicht is om bedragen te betalen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/752107-11; 09/920382-11 (t.b.g.); 09/762160-11 (t.b.g.)
Datum uitspraak: 12 juli 2012
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1995,
adres: [adres],
thans preventief gedetineerd in Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 1 maart 2012, 12 april 2012 en 28 juni 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.P. de Graaf en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. A.P. Stipdonk, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 september 2011 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (van ongeveer 3.000 euro) en/of sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam winkel] en/of [eigenaar winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het plaatsen/duwen van een (nep)vuurwapen althans een op vuurwapen gelijkend voorwerp tegen de rug van die [aangever 3] en/of
- het (de winkel in) duwen van die [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of
- het zichtbaar voor die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] vasthouden van een (nep)vuurwapen althans een op vuurwapen gelijkend voorwerp en/of (daarbij) roepen: "Hij is echt", althans woorden van gelijke strekking en/of
- het aannemen van een dreigende en/of intimiderende houding tegen die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of
- het tonen van een (nep)vuurwapen althans een op vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [aangever 1] en/of
- Het plaatsen/duwen van een (nep)vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [aangever 1] en/of
- het (dreigend) tegen die [aangever 1] zeggen: "naar de kassa" en/of "dit is geen geintje, dit is een overval" en/of "doe die kassa open, of moeten we schieten" en/of "geef het geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of;
- het (meermalen) stompen en/of slaan tegen het hoofd van die [aangever 1] en/of (meermalen) met een (nep)vuurwapen althans een hard voorwerp slaan tegen het hoofd van die [aangever 1] en/of
- het gooien van (een) ste(e)n(en) tegen en/of richting die [aangever 1] en/of
- het (aldus) doen ontstaan van een dreigende situatie voor die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3]
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 30 september 2011 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam winkel] en/of [eigenaar winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar die [naam winkel] is gegaan en/of naar de kassa van die [naam winkel] is gegaan en/of heeft geprobeerd geld uit de kassa van die [naam winkel] te pakken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het plaatsen/duwen van een (nep)vuurwapen althans een op vuurwapen gelijkend voorwerp tegen de rug van die [aangever 3] en/of
- het (de winkel in) duwen van die [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of
- het zichtbaar voor die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] vasthouden van een (nep)vuurwapen althans een op vuurwapen gelijkend voorwerp en/of (daarbij) roepen: "Hij is echt", althans woorden van gelijke strekking en/of
- het aannemen van een dreigende en/of intimiderende houding tegen die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of
- het tonen van een (nep)vuurwapen althans een op vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [aangever 1] en/of
- Het plaatsen/duwen van een (nep)vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [aangever 1] en/of
- het (dreigend) tegen die [aangever 1] zeggen: "naar de kassa" en/of "dit is geen geintje, dit is een overval" en/of "doe die kassa open, of moeten we schieten" en/of "geef het geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of;
- het (meermalen) stompen en/of slaan tegen het hoofd van die [aangever 1] en/of (meermalen) met een (nep)vuurwapen althans een hard voorwerp slaan tegen het hoofd van die [aangever 1] en/of
- het gooien van (een) ste(e)n(en) tegen en/of richting het lichaam van die [aangever 1] en/of
- het (aldus) doen ontstaan van een dreigende situatie voor die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3];
art 45 lid 1, art 310 en art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
Ter berechting gevoegd wordt de zaak met parketnummer 09/920382-11
hij op of omstreeks 10 november 2011 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Burgemeester Sweenslaan, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 4], welk geweld bestond uit
- het zich (als groep) naar die [aangever 4] begeven en/of
- het met meerdere personen belagen van die [aangever 4] en/of
- het met een voorwerp slaan tegen het hoofd en/of lichaam van die [aangever 4]
en/of
- het (meermalen) stompen en/of slaan tegen het hoofd en/of lichaam van die
[aangever 4] en/of
- het (meermalen) schoppen tegen het lichaam en/of de benen van die [aangever 4]
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
ter berechting gevoegd 09/762160-11
hij in of omstreeks de periode van 12 september 2011 tot en met 14 september 2011 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 5] heeft gedwongen tot de afgifte van (een) huissleutel(s), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het dreigen dat hij, verdachte, deze [aangever 5] in elkaar zou slaan althans letsel zou toebrengen;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de periode van 19 september 2011 tot en met 28 september 2011 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, opzettelijk een persoon (te weten [aangever 5]), meerdere malen, althans één maal, tegen (één van de) scheenbe(e)n(en), althans tegen het lichaam, te trappen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. Bewijsoverwegingen
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich op 30 september 2011 te Voorburg samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een gewapende overval op een [winkel], dan wel een poging daartoe heeft ondernomen, en dat hij zich op 10 november 2011 te Leidschendam samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. Voorts wordt de verdachte verdacht van een afpersing en mishandeling, gepleegd op diverse dagen in september 2011 te Voorburg tegen hetzelfde slachtoffer.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte van feit 3 zal vrijspreken en dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte feit 1 eerste alternatief/cumulatief, feit 2 en feit 4 heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit, nu de bewijsmiddelen ten aanzien dit feit nuancering behoeven en onvoldoende zijn om dit feit bewezen te verklaren. Zo is, aldus de raadsman, de verklaring van de getuige [getuige 2] slechts gebaseerd op geruchten, levert het DNA onderzoek aan de tas slechts een mogelijke match op met het DNA van de verdachte en kunnen de foto's op de telefoon van de verdachte en zijn Hyves pagina gemanipuleerd zijn. Voorts is - aldus de raadsman - de verklaring die getuige [getuige 3] op 25 juni 2012 bij de rechter-commissaris heeft afgelegd ongeloofwaardig en kan de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 2], die op het allerlaatste moment aan het dossier is toegevoegd, niet als bewijs dienen. Deze verklaring dient van het bewijs te worden uitgesloten nu deze, aldus de raadsman, is verkregen ter terechtzitting van de behandeling van de zaak tegen een minderjarige medeverdachte, welke behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden, en deze verklaring derhalve in strijd met de beginselen van goede procesorde aan het dossier is toegevoegd.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 betoogd dat dit feit op grond van de ter terechtzitting getoonde beelden en de eigen verklaring van de verdachte wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman, evenals de officier van justitie, vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
De raadsman heeft ten slotte ten aanzien van feit 4 betoogd dat dit feit eveneens wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van feit 1 het volgende af. 1
Op vrijdag 30 september 2011 omstreeks 22:30 uur vindt een gewapende overval plaats op [naam winkel], gemeente Leidschendam-Voorburg.2 De medewerker van de [winkel], [aangever 1] ziet dat er vier jongens in de winkel staan waarvan er één een vuurwapen in zijn handen heeft.3 Deze jongen, door [aangever 1] dader 1 genoemd, heeft een zwarte bivakmuts op en roept: "hij is echt".4 Dader 1 duwt, terwijl hij de winkel in loopt, een jongen die net buiten de winkel op de tegels zat mee de winkel in. Hij duwt het vuurwapen in de rug van die jongen, verder te noemen [aangever 3]. [aangever 3] ziet dat het pistool zwart is en er echt uitziet. [aangever 3] hoort dat er wordt gezegd: "doe de kassa open of we moeten schieten".5 De door [aangever 1] beschreven dader 2, gekleed in een Adidas vest, zwart met gouden strepen, duwt een tweede jongen, verder te noemen [aangever 2], die samen met [aangever 3] net buiten de winkel op de tegels zat mee de winkel in. [aangever 2] hoort dat er wordt geroepen:" geef het geld".6 Dader 1 richt vervolgens het vuurwapen op het hoofd van [aangever 1] en roept "naar de kassa, kassa openen". Dader 1 zegt ook "dit is geen geintje, dit is een overval". [aangever 1] loopt richting de kassa en dader 1 loopt heel dicht naast hem en duwt af en toe het vuurwapen tegen zijn hoofd. Dader 1 staat bij de kassa rechts van [aangever 1]. Links van [aangever 1] staat een andere dader, door [aangever 1] dader 3 genoemd, gekleed in het zwart en met een groene bivakmuts op. [aangever 1] ziet dat deze dader 3 sigaretten uit het schap pakt,7 hetgeen ook te zien is op de beelden die door beveiligingscamera's in de winkel zijn gemaakt.8 Deze dader 3 stopt deze sigaretten in een licht groene tas met rode hengsels.9 Ondertussen voelt [aangever 1] dat dader 1 het vuurwapen constant tegen zijn hoofd drukt. Nadat hij de kassa opent ziet hij dat er door verschillende handen geld uit de kassa wordt weggenomen10 hetgeen ook te zien is op de camerabeelden vanuit de [winkel].11 Er ontstaat vervolgens een worsteling tussen [aangever 1] en één van de daders.12 Tijdens deze worsteling wordt [aangever 1] diverse malen tegen zijn lichaam geslagen en tegen zijn hoofd met een hard voorwerp.13 Na de worsteling ziet [aangever 1] plotseling nog een blanke jongen, met kort blond haar, in de winkel.14 Dader 4.15 Als alle vier de verdachten de winkel uitrennen, rent [aangever 1] achter ze aan en pakt hij één van hen vast.16 17 Buiten wordt er met stenen gegooid in de richting van [aangever 1].18 [aangever 1] ziet dat in ieder geval dader 2, de jongen met de strepen op zijn kleding, stenen pakt en deze in zijn richting gooit waardoor hij in zijn rug wordt geraakt.19 In de winkel is een groene tas achtergebleven. [aangever 1] ziet sigaretten en geld in de tas.20 Volgens de eigenaar van de [winkel], [eigenaar winkel], is er een bedrag van ongeveer € 2500,- á € 3000,- weggenomen uit de kassalade en 8 à 9 sloffen sigaretten.21 Getuige [getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de verdachte haar heeft verteld dat hij geld heeft meegenomen uit de [winkel].22
Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart bij de politie dat hij eerder op de avond samen met zijn medeverdachten het plan heeft bedacht en dat hij op de uitkijk zou staan.23 Tevens verklaart [medeverdachte 1] dat hij wist dat het wapen dat bij de overval zou worden gebruikt, een nepwapen was. Er kwamen nepballetjes uit. Ook verklaart [medeverdachte 1] dat hij persoon 4 op de foto is en dat hij samen met persoon 3, die met de groene bivakmuts op, voor de overval van jas heeft gewisseld.24
Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaart bij de politie 25 dat hij persoon 3, degene met de groene bivakmuts, is en dat hij met [medeverdachte 1], die op de uitkijk stond, van jas heeft gewisseld. Ook verklaart [medeverdachte 2] bij de politie dat hij eerst dacht dat het een echt pistool was, maar dat hij later hoorde dat het een luchtdrukwapen was.26
Ter terechtzitting verklaart [medeverdachte 2] dat hij samen met [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en de verdachte de gewapende overval op de [winkel] heeft gepleegd. Het idee voor de overval kwam van [medeverdachte 3] en die is ook degene geweest die het (luchtdruk)pistool heeft meegenomen. De taakverdeling is door de groep samen besproken en iedereen zou een even groot aandeel in het geld krijgen. [medeverdachte 2] zou de sigaretten pakken en als het kon ook geld. Dit laatste is hem echter niet gelukt. De verdachte had een plastic zak meegebracht en zou het geld in de plastic tas doen. [medeverdachte 3] heeft, aldus [medeverdachte 2], ook geld gepakt, een bundeltje met briefjes van 10 en 20 euro. Alles, het geld en de sigaretten, ging in de plastic zak.27
Een DNA mengprofiel dat is aangetroffen op de hengsels van de plastic tas, die in de winkel is achtergelaten, matcht met het DNA-profiel van de verdachte en van [medeverdachte 1].28
De raadsman heeft betoogd dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2], zoals hij die ter terechtzitting van 12 april 2012 tijdens de behandeling van zijn eigen zaak heeft afgelegd, voor het bewijs in de zaak tegen de verdachte moet worden uitgesloten. De rechtbank ziet in de wet geen aanknopingspunten voor de juistheid van de stelling van de verdediging dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2], zoals hij die ter terechtzitting van 12 april 2012 heeft afgelegd, niet voor het bewijs mag worden gebezigd nu deze verklaring door de officier van justitie aan het dossier is toegevoegd. Op grond van het bepaalde in artikel 339 lid 1 sub 5 van het Wetboek van Strafvordering merkt de rechtbank voornoemde verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] aan als een schriftelijk bescheid en zal zij de verklaring als zodanig als wettig bewijsmiddel gebruiken.
De verdachte heeft bij de politie, bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting van 12 april 2012 en 28 juni 2012 ontkend iets met de overval op de [winkel] te maken te hebben gehad.
De rechtbank acht echter op grond van voormelde bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte een rol heeft gespeeld en een aandeel heeft gehad in de gewapende overval. De rechtbank ziet zich voorts gesteld voor de vraag of de handelingen van de verdachte en de medeverdachten een voltooide diefstal met geweld en bedreiging met geweld oplevert en/of een poging tot diefstal met geweld en bedreiging met geweld. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat er geld uit de kassa is gehaald en dat er sigaretten uit het schap zijn weggenomen. Het geld en de sigaretten zijn in een tas gedaan met het oogmerk om deze tas mee te nemen en de buit te verdelen. Door dusdanig te handelen hebben de verdachte en de medeverdachten het geld en de sigaretten aan de feitelijke heerschappij van de eigenaar [eigenaar winkel] en zijn werknemer [aangever 1] ontrokken en hebben zij over deze goederen als heer en meester beschikt. Het feit dat de tas uiteindelijk in de winkel is achtergebleven doet hier niets aan af. Uit de verklaringen van [aangever 1], [eigenaar winkel] en getuige [getuige 1] volgt bovendien ook dat er geld uit de winkel is weggenomen. De rechtbank acht derhalve een voltooide diefstal met geweld, het onder 1 eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde, bewezen en zal de verdachte vrijspreken van onder 1 tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 2 leidt de rechtbank uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende af. 29
Op 10 november 2011 wordt aangever [aangever 4] ter hoogte van de Digros Supermarkt aan de Burgemeester Sweenslaan te Leidschendam30 door vier schoolgenoten, meerdere keren geslagen op zijn hoofd en geschopt op zijn boven- en onderlichaam.31 Aangever heeft verklaard dat de verdachte als eerste op hem af komt rennen en begint met slaan32 waarna medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] komen aanrennen en hij vervolgens door alle vier wordt geslagen en geschopt.33 34 De verdachte heeft ter terechtzitting van 12 april 2012 bekend dat hij op 10 november 2011 bij de Digros te Leidschendam aangever één of twee klappen heeft gegeven en dat hij de jongen is die op de getoonde camerabeelden als eerste op aangever is afgerend.35
De rechtbank acht derhalve bewezen dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 3 heeft begaan en zal hem hiervan vrijspreken.
Ten aanzien van feit 4 is de rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring door de verdachte afgelegd ter terechtzitting van
12 april 2012;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, d.d. 28 september 2011, opgenomen in het dossier met het nummer PL1573 2011205105-1, inhoudende de verklaring van [aangever 5].
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
1 eerste alternatief/cumulatief
hij op 30 september 2011 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag en sigaretten, toebehorende aan [naam winkel] en/of [eigenaar winkel], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangever 1] en [aangever 2] en [aangever 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit
- het plaatsen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen de rug van die [aangever 3] en
- het de winkel in duwen van die [aangever 2] en [aangever 3] en
- het zichtbaar voor die [aangever 1] en [aangever 2] en [aangever 3] vasthouden van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en daarbij roepen: "Hij is echt" en
- het tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [aangever 1] en
- het plaatsen/duwen van op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [aangever 1] en
- het dreigend tegen die [aangever 1] zeggen: "naar de kassa" en "dit is geen geintje, dit is een overval" en "doe die kassa open, of moeten we schieten" en "geef het geld" en
- het meermalen slaan tegen het hoofd van die [aangever 1] en het met een voorwerp slaan tegen het hoofd van die [aangever 1] en
- het gooien van stenen tegen en/of richting die [aangever 1] en
- het aldus doen ontstaan van een dreigende situatie voor die [aangever 1] en [aangever 2] en [aangever 3];
2.
hij op 10 november 2011 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, met anderen, op de openbare weg, de Burgemeester Sweenslaan, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 4], welk geweld bestond uit
- het zich (als groep) naar die [aangever 4] begeven en
- het met meerdere personen belagen van die [aangever 4] en
- het stompen en slaan tegen het hoofd en lichaam van die [aangever 4] en
- het schoppen tegen het lichaam van die [aangever 4];
4.
hij in de periode van 19 september 2011 tot en met 28 september 2011 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, opzettelijk een persoon (te weten [aangever 5]), één maal, tegen (één van de) scheenbenen, heeft getrapt, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De straf/maatregel
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 eerste alternatief/cumulatief, 2 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van 1 jaar subsidiair 6 maanden vervangende jeugddetentie bestaande uit het meewerken aan de begeleiding van Bureau Jeugdzorg, het meewerken aan ITB Harde Kern, het meewerken aan behandeling en/of trainingen, het hebben van een goede dagbesteding in de vorm van onderwijs/werk, het hebben van adequate vrijetijdsbesteding en elektronisch toezicht in de vorm van een enkelband gedurende 2 maanden.
De officier van justitie heeft voorts de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht gevorderd.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het opleggen van een gedragsbeïnvloedende maatregel en het deelnemen aan ITB Harde Kern met eventueel een voorwaardelijke jeugddetentie een passende straf is.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een [winkel] in Voorburg. Zij hebben zich voorafgaand aan de overval opgehouden in een steegje. Om herkenning te voorkomen hebben zij zich gekleed met capuchons en bivakmutsen. Teneinde de opsporing te bemoeilijken hebben zij onderling jassen gewisseld. Vervolgens zijn de verdachte en zijn mededaders de [winkel] binnen gegaan en hebben zij onder dreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp geld en sigaretten uit de [winkel] weggenomen. De verdachte en zijn mededaders hebben geweld niet geschuwd en zich excessief gewelddadig gedragen ten aanzien van de medewerker van de [winkel] en twee klanten die toevallig op het tijdstip van de overval in de [winkel] aanwezig waren.
De verdachte en zijn mededaders hebben met hun handelen alleen aan hun eigen geldelijk gewin gedacht en niet aan de lichamelijke en emotionele en psychische gevolgen voor de slachtoffers en anderen. De overval is een traumatische en angstige ervaring geweest voor de slachtoffers, met name voor de werknemer van de [winkel], [aangever 1]. Uit zijn ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat de overval grote gevolgen heeft voor zijn (gezins)leven. De verdachte heeft zich voorts nog samen met anderen dan wel alleen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en mishandeling, eveneens geweldsdelicten. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van geweldsdelicten nog gedurende langere tijd lichamelijke en/of psychische gevolgen van het gebeurde kunnen ondervinden, zeker indien het geweldsdelict plaatsvindt in een omgeving waarin een slachtoffer dagelijks moet terugkeren (de werkomgeving). Bovendien wekken geweldsdelicten en dan met name overvallen in toenemende mate verontwaardiging op in de maatschappij, mede gezien het kennelijke gemak waarmee deze overvallen worden gepleegd, en maken zij aldus een ernstige inbreuk op de rechtsorde. De gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving kunnen hierdoor dan ook toenemen. De rechtbank rekent dit de verdachte en zijn mededaders zwaar aan.
De rechtbank weegt bij het bepalen van de strafmaat mee dat vast is komen te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, in het verleden reeds eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
Van deze eerdere, deels voorwaardelijke, veroordeling is kennelijk geen preventieve werking uitgegaan, nu de verdachte zich gedurende de proeftijd van deze veroordeling schuldig heeft gemaakt aan de thans bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank heeft kennis genomen van diverse voorlichtingsrapporten van de Raad voor de Kinderbescherming en de Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering.
De rechtbank heeft acht geslagen op het pro justitia rapport d.d. 9 februari 2012 betreffende het psychologisch onderzoek van de verdachte, opgesteld en ondertekend door drs. A. van Dijk, GZ-psycholoog. Blijkens dit rapport is er bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van een gedragsstoornis niet anderszins omschreven. Nu de verdachte de overval ontkent, heeft rapporteur geen delictanalyse kunnen opstellen en ook geen conclusie kunnen trekken aangaande de mate van toerekeningsvatbaarheid. Volgens rapporteur zijn de momenten van controleverlies over zijn eigen impulsen en een zwak besef van zijn eigen verantwoordelijkheid van belang voor de kans op recidive. Voorts zijn de omstandigheden waaronder de verdachte is opgegroeid en nog opgroeit complex en beïnvloedt deze moeilijke thuissituatie de psychische ontwikkeling van de verdachte in negatieve zin.
Gelet op de vastgestelde gedragsstoornis en de omstandigheid dat de verdachte al eerder voor openlijke geweldpleging is veroordeeld en dienaangaande de proeftijd nog geldt, heeft rapporteur geadviseerd aan de verdachte een gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen, ondermeer om hem te laten behandelen om zijn impulscontrole te versterken. De vastgestelde gedragsstoornis vormt voorts een bedreiging voor de verdere ontwikkeling en deze dreiging moet zo snel en effectief mogelijk worden afgewend. Deelname aan het programma 'water en rots' bij het Palmhuis is geïndiceerd. De uitvoering van de maatregel dient plaats te vinden onder intensief toezicht van de jeugdreclassering, aldus rapporteur.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport d.d. 30 maart 2012 van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad), waarin eveneens wordt geadviseerd aan de verdachte een gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen voor de duur van één jaar, met daarnaast een deels voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering alsmede een onvoorwaardelijke werkstraf.
De Raad heeft geconcludeerd dat er op meerdere leefgebieden zorgen zijn over het functioneren van de verdachte en ziet een hoge kans op recidive bij de verdachte. Behandeling en begeleiding in het kader van de gedragsbeïnvloedende maatregel zijn noodzakelijk om recidive tegen te gaan.
De Raad adviseert als invulling van de gedragsbeïnvloedende maatregel:
- meewerken aan begeleiding van Bureau Jeugdzorg, ITB Harde Kern,
- meewerken aan begeleiding door Bureau Jeugdzorg, jeugdbescherming,
- meewerken aan behandeling en/of trainingen,
- het hebben van een goede dagbesteding in de vorm van onderwijs/werk,
- het hebben van een adequate vrijetijdsbesteding,
- Elektronisch Toezicht in de vorm van een enkelband.
Bureau Jeugdzorg, ITB Harde Kern/Jeugdreclassering, heeft de haalbaarheid van de gedragsbeïnvloedende maatregel onderzocht en op 22 juni 2012 geconcludeerd dat de invulling van de maatregel, zoals die is geadviseerd door de Raad, haalbaar is. Voorts is aangegeven dat een dagbehandeling bij het Palmhuis het meest aangewezen is, omdat de verdachte scholing en behandeling nodig heeft om de kans op recidive zo klein mogelijk te maken. Geadviseerd is voorts om de duur van het Elektronisch Toezicht op twee maanden te stellen, zijnde de duur van het huisarrest binnen ITB Harde Kern.
De heer Küper, werkzaam bij de Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering/ ITB Harde Kern, heeft op 28 juni 2012 ter terechtzitting, gehoord als deskundige, desgevraagd meegedeeld dat de termijn van de vervangende jeugddetentie minimaal op zes maanden moet worden gesteld, zijnde de duur van de begeleiding van ITB Harde Kern.
De rechtbank is alles overwegende allereerst van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt. De rechtbank ziet hierbij aanleiding, teneinde de verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden en zijn behandeling en begeleiding te waarborgen, een deel van deze jeugddetentie voorwaardelijk op te leggen, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering.
De rechtbank stelt de proeftijd vast op twee jaren en niet op de door de officier van justitie gevorderde drie jaren, nu dit in zaken betreffende minderjarige verdachten niet tot de mogelijkheden behoort.
De officier van justitie heeft, gelet op artikel 77za Wetboek van Strafrecht, de dadelijke uitvoerbaarheid van de hierboven genoemde bijzondere voorwaarde en toezicht gevorderd. De onderhavige feiten dateren van 28 september 2011, 30 september 2011 en 10 november 2011 en zijn derhalve gepleegd voor de wetswijziging van 1 april 2012. Gelet op de omstandigheid dat door de wetgever bij de invoering van bovenstaande wetswijziging geen overgangsregeling is bepaald en gelet op het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2011 (LJN: BP 6878), waarin de lijn is uitgezet dat een verandering in de regels van het sanctierecht slechts ten aanzien van vóór de wetswijziging begane strafbare feiten moet worden toegepast, indien en voor zover die verandering in de voorliggende zaak ten gunste van de verdachte werkt, zal de rechtbank in het onderhavige geval niet de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen.
De verdachte heeft het onvoorwaardelijke deel van zijn straf reeds in voorarrest doorgebracht.
De rechtbank onderschrijft de adviezen van de deskundige, de Raad en Bureau Jeugdzorg en is voorts dan ook van oordeel dat de ernst van de begane misdrijven en dan met name de overval op de [winkel] aanleiding geven tot de oplegging van de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige en dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
De rechtbank zal de maatregel invullen conform het advies van de Raad en Bureau Jeugdzorg.
Het opleggen van een werkstraf, zoals eveneens door de Raad is geadviseerd, heeft naar het oordeel van de rechtbank geen toevoegde waarde. De verdachte zal zich gedurende het komende jaar intensief met alle onderdelen van de gedragsbeïnvloedende maatregel bezig moeten houden.
De rechtbank bepaalt dat de verdachte, indien er - nadat de verdachte de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt - sprake zal zijn van de eventuele tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie bij de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige dan wel de eventuele tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de jeugddetentie, in aanmerking komt voor jeugddetentie en niet voor hechtenis dan wel gevangenisstraf.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
[aangever 1] heeft zich ten aanzien van feit 1 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 948,60, bestaande uit een bedrag van € 148,60 aan materiële schade en een bedrag van € 800,- aan immateriële schade.
[aangever 2] heeft zich ten aanzien van feit 1 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot immateriële schadevergoeding, groot € 700,-.
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van [aangever 1] geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij voor een bedrag van € 800,- zijnde de immateriële schade en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor de gevorderde materiële schade.
De officier van justitie heeft op grond van artikel 36f lid 1 van het Wetboek van Strafrecht gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 1050,- subsidiair 21 dagen jeugddetentie ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [aangever 1].
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van [aangever 2] geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij voor een bedrag van € 700,- zijnde de immateriële schade.
De officier van justitie heeft op grond van artikel 36f lid 1 van het Wetboek van Strafrecht gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 950,- subsidiair 19 dagen jeugddetentie ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [aangever 2].
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de afwijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen bepleit, nu feit 1 niet bewezen verklaard kan worden.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [aangever 1]:
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is - hoewel namens de verdachte betwist - naar het oordeel van de rechtbank redelijk en toewijsbaar. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 eerste alternatief/cumulatief bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de immateriële schade eveneens naar billijkheid toewijsbaar, hoewel de omvang daarvan namens de verdachte is betwist. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 eerste alternatief/cumulatief bewezenverklaarde feit. De door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade is onderbouwd met een vergelijkbare uitspraak uit de Smartengeldgids 2009. De rechtbank zal de vordering derhalve ten laste van de verdachte hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 948,60.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente ten laste van de verdachte toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 30 september 2011 is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 eerste alternatief/cumulatief bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 948,60, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 30 september 2011 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[aangever 1].
De rechtbank ziet geen aanleiding om daarnaast, zoals door de officier van justitie gevorderd, aan de verdachte de verplichting op te leggen een extra bedrag van € 250,- te betalen aan de staat ten behoeve van het slachtoffer.
Ten aanzien van de vordering van [aangever 2]:
De rechtbank acht deze vordering als vergoeding ter zake van immateriële schade naar billijkheid toewijsbaar, hoewel de vordering namens de verdachte is betwist. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 eerste alternatief/cumulatief bewezenverklaarde feit. De door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade is onderbouwd met een vergelijkbare uitspraak uit de Smartengeldgids 2009. De rechtbank zal de vordering derhalve ten laste van de verdachte hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 700,-.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 eerste alternatief/cumulatief bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 700,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 2].
De rechtbank ziet geen aanleiding om daarnaast, zoals door de officier van justitie gevorderd, aan de verdachte de verplichting op te leggen een extra bedrag van € 250,- te betalen aan de staat ten behoeve van het slachtoffer.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77p, 77w, 77wa, 77wc, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 tweede alternatief/cumulatief en 3 (parketnummer 09/762160-11 t.b.g.) ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij - gewijzigde -dagvaarding onder 1 eerste alternatief/cumulatief, 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
1 eerste alternatief:
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD EN GEVOLGD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, EN OM, BIJ BETRAPPING OP HETERDAAD, AAN ZICHZELF EN ANDERE DEELNEMERS AAN HET MISDRIJF HETZIJ DE VLUCHT MOGELIJK TE MAKEN HETZIJ HET BEZIT VAN HET GESTOLENE TE VERZEKEREN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN
2 (parketnummer 09/920382-11 t.b.g.):
OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN PERSONEN
4 (parketnummer 09/762160-11 t.b.g):
MISHANDELING
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 300 DAGEN
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 67 DAGEN, niet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, zolang die instelling zulks nodig acht;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang 12 juli 2012;
en
legt aan de verdachte op de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van 12 maanden,
die bestaat uit:
- meewerken aan begeleiding van Bureau Jeugdzorg, ITB Harde Kern,
- meewerken aan begeleiding door Bureau Jeugdzorg, jeugdbescherming,
- meewerken aan behandeling en/of trainingen,
- het hebben van een goede dagbesteding in de vorm van onderwijs/werk,
- het hebben van een adequate vrijetijdsbesteding,
- Elektronisch Toezicht in de vorm van een enkelband voor de duur van 2 maanden;
beveelt, voor het geval de veroordeelde niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt, dat de maatregel zal worden vervangen door jeugddetentie voor de duur van 6 maanden;
ten aanzien van feit 1 eerste alternatief/cumulatief:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 1] hoofdelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [aangever 1], een bedrag van € 948,60; vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 30 september 2011 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 948,60, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 30 september 2011 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 1];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 17 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
ten aanzien van feit 1 eerste alternatief/cumulatief:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 2] hoofdelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [aangever 2], een bedrag van € 700,-;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 700,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 2];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 13 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.M.D. de Jong, kinderrechter, voorzitter,
mr. J.M. Ghrib, kinderrechter,
en mr. H.M. Boone, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juli 2012.
Mr. Ghrib is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1573 2011 207007.
2 Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1], pagina 114, eerste en tweede alinea.
3 Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1], pagina 116, derde alinea.
4 Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1], pagina 117, eerste alinea.
5 Proces-verbaal van verhoor getuige [aangever 3], pagina 111.
6 Proces-verbaal van verhoor getuige [aangever 2], pagina 204.
7 Proces-verbaal verhoor aangever [aangever 1], pagina 175.
8 Proces-verbaal van bevindingen, pagina 249, derde beeld, en de eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 12 april 2012 van de CD-rom die deel uitmaakt van het dossier met beelden van de overval.
9 Proces-verbaal van bevindingen, pagina 250.
10 Proces-verbaal verhoor aangever [aangever 1], pagina 175.
11 Proces-verbaal van bevindingen, pagina 252, derde beeld, en de eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 12 april 2012 van de CD-rom die deel uitmaakt van het dossier met beelden van de overval.
12 Proces-verbaal van aangifte van [aangever 2], pagina 205, tweede alinea.
13 Proces-verbaal verhoor aangever [aangever 1], pagina 175.
14 Proces-verbaal verhoor aangever [aangever 1], pagina 175, onderaan.
15 Proces-verbaal van bevindingen, pagina 254/255.
16 Proces-verbaal verhoor aangever [aangever 1], pagina 175.
17 Proces-verbaal van bevindingen, pagina 258.
18 Proces-verbaal van aangifte van [aangever 2], pagina 205.
19 Proces-verbaal verhoor aangever [aangever 1], pagina 175.
20 Proces-verbaal verhoor aangever [aangever 1], pagina 176.
21 Proces-verbaal verhoor benadeelde, pagina 1086.
22 Proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris.
23 Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1], pagina 778.
24 Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1], pagina 780/781.
25 Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 1186.
26 Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 1184.
27 Proces-verbaal van de terechtzitting van 12 april 2012, eigen verklaring van de verdachte [medeverdachte 2].
28 het NFI-rapport d.d. 30 december 2011, als bijlage bij voornoemd proces-verbaal gevoegd, pagina 1158-1160.
29 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1573/2011/248850, pagina 1 tot en met 283;
30 Proces-verbaal verhoor aangever [aangever 4], pagina 56 tweede alinea
31 Proces-verbaal van aangifte [aangever 4], pagina 52 eerste alinea
32 Proces-verbaal van bevindingen betreffende het uitlezen van camerabeelden, pagina 209, bovenaan.
33 Proces-verbaal van verhoor aangever [aangever 4], pagina 57 eerste alinea
34 Proces-verbaal van bevindingen betreffende het uitlezen van camerabeelden, pagina 209/210.
35 Proces-verbaal van de terechtzitting van 12 april 2012, eigen verklaring van de verdachte.