ECLI:NL:RBSHE:2005:AT9570
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Recht op vakantiegeld tijdens ziektewetuitkering en de verplichtingen van de werkgever
In deze zaak vordert de eiser, die sinds 28 februari 2000 in dienst is van de gedaagden, betaling van vakantietoeslag over de jaren 2003 en 2004, ter hoogte van 2.101,65 euro bruto, vermeerderd met rente en kosten. De eiser ontving tijdens zijn ziekte een uitkering op grond van de Ziektewet, maar stelt dat de gedaagden verplicht zijn om vakantiegeld te betalen, aangezien het UWV geen vakantiegeld heeft uitgekeerd. De gedaagden betwisten deze vordering en stellen dat de eiser geen recht heeft op vakantiegeld omdat hij geen loon heeft verdiend tijdens zijn ziekteperiode. Ze verwijzen naar de CAO, waarin staat dat vakantiegeld alleen wordt betaald over het verdiende loon van het voorgaande jaar.
De kantonrechter oordeelt dat het recht op vakantiegeld is vastgelegd in artikel 15 van de Wet Minimumloon en Minimumvakantiebijslag (WMM), dat bepaalt dat werknemers recht hebben op vakantietoeslag van 8% van hun loon, inclusief uitkeringen tijdens de dienstbetrekking. De rechter wijst erop dat de gedaagden verplicht zijn om vakantiebijslag over de ziektewetuitkering te betalen, ongeacht de argumenten van de gedaagden dat het UWV al vakantiegeld heeft betaald. De kantonrechter kan de interpretatie van de gedaagden niet volgen, omdat deze niet in lijn is met de wetgeving en de CAO.
De rechter stelt verder dat de gedaagden zich beroepen op het opschortingsrecht omdat de eiser geen inzicht heeft gegeven in de hoogte van de ontvangen ziektewetuitkering. De eiser wordt opgedragen om deze gegevens te verstrekken, zodat de gedaagden de vakantiebijslag kunnen berekenen. De zaak wordt aangehouden voor verdere beslissingen, waarbij de eiser op een rolzitting moet verschijnen om de benodigde informatie te overleggen.