ECLI:NL:RBSHE:2006:AV6086

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/4324
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres en de intrekking van haar WAO-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 21 maart 2006 uitspraak gedaan over de arbeidsongeschiktheid van eiseres, die in beroep was gegaan tegen de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres, die sinds 1999 als verkoopster werkte, was in 2001 uitgevallen door hartklachten en had een WAO-uitkering gekregen die was vastgesteld op 80 tot 100%. Echter, na een herbeoordeling in 2005, concludeerde het Uwv dat eiseres met ingang van 3 mei 2005 minder dan 15% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de intrekking van haar uitkering. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar beperkingen onjuist waren vastgesteld, onder andere omdat er geen rekening was gehouden met haar psychische klachten en medicijngebruik.

De rechtbank oordeelde dat de medische grondslag van het bestreden besluit onvoldoende was, omdat het Uwv niet had gekeken naar de mogelijke gevolgen van het gebruik van het geneesmiddel Zolpidemtartraat. De rechtbank stelde vast dat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd waarom eiseres in staat werd geacht om te werken, ondanks het gebruik van dit medicijn. Daarnaast ontbrak het bestreden besluit aan een zorgvuldige en volledige arbeidskundige grondslag, wat leidde tot de conclusie dat het besluit vernietigd moest worden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het Uwv op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.

De rechtbank oordeelde verder dat eiseres recht had op vergoeding van de proceskosten, die op € 644,00 werden vastgesteld. Ook werd bepaald dat het Uwv het door eiseres gestorte griffierecht van € 37,00 moest vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de noodzaak voor het Uwv om alle relevante medische informatie in overweging te nemen bij het nemen van beslissingen over uitkeringen.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 05/4324
Uitspraak van de meervoudige kamer van 21 maart 2006
inzake
[eiseres],
te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. P.H.R Bruls,
tegen
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),
te Amsterdam,
verweerder,
gemachtigden A.P. London en H.A.N. Hulshof, werkzaam bij het Uwv-kantoor te Eindhoven.
Procesverloop
Bij besluit van 3 maart 2005 heeft verweerder eiseres medegedeeld dat haar uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100 %, met ingang van 3 mei 2005 wordt ingetrokken.
Het hiertegen door eiseres ingediende bezwaar is door verweerder bij besluit van 27 oktober 2005, verzonden bij brief van 14 november 2005, ongegrond verklaard.
Tegen laatstgenoemd besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Het beroep is behandeld ter zitting van 13 maart 2006, waar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Overwegingen
1. Aan de orde is de vraag of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres met ingang van 3 mei 2005 terecht en op goede gronden heeft vastgesteld op minder dan 15 %.
2. Eiseres is op 3 februari 1999 in dienst getreden bij [werkgever] B.V. te [plaats] als verkoopster voor 20 uur per week. Op 5 december 2001 is zij voor haar werkzaamheden uitgevallen ten gevolge van hartklachten. Na afloop van de wettelijk voorgeschreven wachttijd, te weten 4 december 2002, heeft verweerder eiseres een WAO-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100 %, omdat voor haar onvoldoende functies te duiden waren. Naar aanleiding van de eerstejaarsherbeoordeling is de WAO-uitkering van eiseres onveranderd voortgezet. In het kader van een herbeoordeling heeft verweerder eiseres aan een medisch en arbeidskundig onderzoek onderworpen. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft verweerder besloten de WAO-uitkering van eiseres met ingang van 3 mei 2005 in te trekken, welk besluit in bezwaar is gehandhaafd.
3. Aan het hier bestreden besluit ligt het standpunt ten grondslag dat eiseres niet in staat wordt geacht haar eigen werk als verkoopster te verrichten maar dat zij wel in staat moet worden geacht de functies productiemedewerker textiel, geen kleding (SBC-code 272043), chauffeur bijzonder vervoer (bestel- / personenwagen) (SBC-code 282101) en productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180) te verrichten. Met dergelijke gangbare arbeid kan eiseres een dusdanige verdiencapaciteit realiseren dat zij met ingang van 3 mei 2005 voor minder dan 15% arbeidsongeschikt moet worden geacht, aldus verweerder.
4. Eiseres kan zich met het bestreden besluit niet verenigen. Eiseres verwijst naar de door haar naar voren gebrachte gronden in bezwaar, inhoudende dat haar beperkingen tot het verrichten van arbeid door verweerder onjuist zijn vastgesteld. Ter zitting heeft eiseres verder naar voren gebracht dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met haar psychische klachten, voor welke klachten zij momenteel onder behandeling is van een psycholoog. Voorts bevreemdt het eiseres dat zij is opgeroepen in het kader van de herbeoordeling in verband met de invoering van het nieuwe Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten per 1 oktober 2004, terwijl zij in verband met haar leeftijd niet onder deze nieuwe regels valt. Eiseres stelt verder dat verweerder onzorgvuldig gehandeld heeft door de bestreden beslissing eerst naar haar oude adres te sturen, waardoor vreemden ten onrechte kennis hebben kunnen nemen van haar persoonlijke gegevens. Ook heeft verweerder haar telkens anders aangesproken. Voorts stelt eiseres dat verweerder haar in het bestreden besluit ten onrechte heeft verweten geen medisch-specialistische informatie te hebben overgelegd. Eiseres geeft aan brieven van de behandelend cardioloog, orthopeed en fysiotherapeut te hebben overgelegd. Ten slotte stelt eiseres dat zij wegens haar medicijngebruik niet in staat is auto te rijden en dat zij dientengevolge de geduide functies, waarbij sprake is van personenvervoer of koerierswerk, niet kan verrichten. Eiseres verzoekt om vergoeding van de door haar geleden schade.
5. Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende.
6. Onder arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of gebreken in de zin van de WAO wordt verstaan het op medische gronden naar objectieve maatstaven gemeten niet kunnen of mogen verrichten van de in aanmerking komende arbeid, resulterend in een relevant inkomensverlies ten opzichte van het inkomen van de zogeheten maatman of maatvrouw.
7. Hieruit volgt dat bij de beantwoording van de vraag of iemand arbeidsongeschikt is, twee factoren van belang zijn, te weten:
- of de betrokkene medische beperkingen heeft;
- of en in hoeverre hij als gevolg daarvan geheel of gedeeltelijk buiten staat is zich met daarvoor in aanmerking komende arbeid een inkomen te verwerven.
8. Op grond van diens eigen lichamelijk onderzoek, verricht op 23 februari 2005, de anamnese, de gegevens in het dossier en de inhoud van de brief van de behandelend cardioloog P.E. Polak van 19 april 2005 (waarover aanvullend is gerapporteerd op 26 april 2005) heeft de verzekeringsarts vastgesteld dat bij eiseres sprake is van een stabiele cardiale situatie met lokaal ongemak ten gevolge van hechtingen in het sternum. Voorts is sprake van klinisch matige artrose verschijnselen in de rechter heup en (zeer) lichte eczeem in beide handen. De verzekeringsarts heeft verder gesteld dat, gelet op de medische voorgeschiedenis (cardiaal veroorzaakte energetische beperkingen), de aard van de aandoening, de redelijke consistentie tussen de aangegeven beperkingen, de door eiseres ontplooide activiteiten in het dagverhaal en de eigen onderzoeksbevindingen, een aantal energetische restricties ten aanzien van het langdurig staan, lopen, zwaar tillen en dragen en ten aanzien van het arbeidspatroon reëel te achten is. Voorts zijn volgens de verzekeringsarts hiermee de beperkingen ten aanzien van de rechter heup gehonoreerd. Ten slotte zal eiseres volgens de verzekeringsarts veelvuldig contact van de handen met water moeten voorkomen. Overeenkomstig deze conclusies heeft de verzekeringsarts in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) beperkingen vastgesteld op bepaalde punten van de rubrieken aanpassing aan fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. Voorts heeft hij een urenbeperking aangegeven van maximaal 4 uur per dag/20 uur per week en een beperking voor werken gedurende de nacht. De bezwaarverzekeringsarts heeft - op grond van het dossier, hetgeen eiseres in haar bezwaarschrift heeft gesteld, haar verklaring tijdens de hoorzitting op 6 juni 2005, huisartsgegevens over de periode 1995-2005, de brieven van sportarts R.F. van Oosterom van 27 januari 2004 en 26 mei 2004, de brief van cardioloog J.W. Roos-Hesselink van 27 september 2001, de brief van cardioloog Polak van 5 april 2001 en de brief van radioloog M.J. Slob van 3 februari 2004 - geen aanleiding gezien de FML te herzien.
9. Wat betreft de cardiale klachten van eiseres, haar klachten als gevolg van de artrose en het exceem bestaan geen aanknopingspunten de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts voor onjuist te houden. In dit verband is relevant de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 12 augustus 2005, waaruit naar voren komt dat de meest recente cardiologische gegevens door de primaire verzekeringsarts zijn betrokken bij zijn onderzoek en dat deze gegevens als gunstig zijn aan te merken. Voorts stelt de bezwaarverzekeringsarts dat de recentelijk bij eiseres vastgestelde osteoporose niet tot forsere beperkingen leidt, nu in het röntgenverslag van 3 februari 2004 is vermeld dat de botstructuur en kalkrijkdom van de bekken en heupen bij eiseres normaal is. Volgens de bezwaarverzekeringsarts kan de osteoporose dan ook thans slechts in lichte vorm aanwezig zijn. Aangezien voor het steun- en bewegingsapparaat reeds aanzienlijke beperkingen zijn vastgesteld, waarbij ook een urenbeperking is aangenomen, meent de bezwaarverzekeringsarts dat geen aanleiding bestaat nog meer beperkingen vast te stellen. Eiseres heeft voorts in beroep geen medisch relevante informatie overgelegd met betrekking tot volgens haar te stellen nadere lichamelijke beperkingen en evenmin met betrekking tot de ter zitting naar voren gebrachte psychische klachten, zodat geen aanleiding bestaat te oordelen dat voor haar zwaardere beperkingen voor het verrichten van arbeid hadden moeten worden vastgesteld.
10. Desondanks is de medische grondslag van het bestreden besluit onvoldoende, omdat de (bezwaar)verzekeringsarts ten onrechte voorbij is gegaan aan de (mogelijke) gevolgen van het feit dat eiseres het geneesmiddel Zolpidemtartraat 10 pch gebruikt. Van belang is wat in de bijsluiter bij dit geneesmiddel is vermeld over mogelijke bijwerkingen van het gebruik van het geneesmiddel. Ter zitting heeft eiseres voorts verklaard dat het geneesmiddel in eerste instantie is voorgeschreven door cardioloog Roos-Hesselink te Rotterdam; daarna door haar huisarts. Verweerder heeft dan ook zijn stelling, dat eiseres in staat is zelfstandig auto te rijden dan wel machines te bedienen, onvoldoende gemotiveerd door te verwijzen naar de brief van cardioloog Polak van 19 april 2005. Uit deze brief komt niet naar voren dat Polak op de hoogte was van het feit dat eiseres het geneesmiddel Zolpidemtartraat gebruikt. Het had dan ook op de weg van verweerder gelegen over eventuele beperkingen tot het verrichten van arbeid ten gevolge van het gebruik van het betreffende geneesmiddel nadere inlichtingen in te winnen bij cardioloog Roos-Hesselink en de huisarts van eiseres. Gelet hierop komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking en zal het beroep gegrond worden verklaard. Verweerder zal daarom een nieuwe beslissing moeten nemen op het bezwaarschrift van eiseres.
11. Volledigheidshalve oordeelt de rechtbank voorts dat het bestreden besluit een voldoende zorgvuldige en volledige arbeidskundige grondslag ontbeert. Zij overweegt daartoe als volgt.
12. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in een reeks uitspraken van 9 november 2004 (onder andere de LJN-nummers AR4716, AR4717, AR4718, AR4719, AR4721 en AR4722, alle gepubliceerd op rechtspraak.nl) een algemeen oordeel gegeven over het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS). Er waren voor de Raad geen redenen om een systeem als het CBBS niet in beginsel rechtens aanvaardbaar te achten als ondersteunend systeem en methode bij de beoordeling of, en zo ja in welke mate, iemand arbeidsongeschikt is te achten in de zin van de arbeidsongeschiktheidswetten. De Raad overwoog voorts dat welbedenkingen bestonden inzake (onderdelen van) het CBBS. Deze bedenkingen betroffen enkele aan het CBBS klevende (belangrijke) onvolkomenheden, welke in beginsel - reeds ieder voor zich maar ook in onderlinge samenhang - in de weg konden staan aan een als toereikend aan te merken niveau van transparantie, verifieerbaarheid en toetsbaarheid van een schattingsbesluit met behulp van het CBBS in een concreet geval.
13. De CRvB doelde hierbij onder meer op de volgende onvolkomenheden. In de eerste plaats was gebleken dat in de FML, en dus ook de kritische FML, de nummering van de belastbaarheidsaspecten niet overeenstemde met de nummering van de naar inhoud overeenkomende items in de lijsten met belastinggegevens van de functies. Ten tweede was gebleken dat de geprinte versies van de CBBS-formulieren - waar van toepassing - niet voorzagen in zogenoemde markeringen. Met markeringen wordt gedoeld op signaleringen, ten teken dat met betrekking tot een onderdeel of meerdere onderdelen van de functiebelasting sprake kan zijn van een overschrijding van de belastbaarheid van de betrokken verzekerde op dat punt of op die punten. Tenslotte noemde de Raad dat de FML naast matchende beoordelingspunten (dat wil zeggen punten die ook werden vermeld op de lijsten met functiebelastingen en aldus door het geautomatiseerde systeem met elkaar werden vergeleken) ook niet-matchende beoordelingspunten (dat wil zeggen niet op de lijsten met functiebelastingen voorkomende beoordelingspunten) kende. Deze laatste punten werden aldus niet door het systeem vergeleken. Hierdoor was het in beginsel mogelijk dat functies door het systeem werden geselecteerd als potentieel passende functies - omdat bij vergelijking door het systeem van de matchende beoordelingspunten niet gebleken was van onaanvaardbare overschrijdingen van de belastbaarheid van de betrokken verzekerde - terwijl de betreffende functies bij die selectie eigenlijk als niet, of niet zonder meer, geschikt zouden moeten zijn aangemerkt, aangezien ze een aanmerkelijke belasting kenden op onderdelen waarvoor de betrokken verzekerde volgens de (niet-matchende belastbaarheidsaspecten van de) (kritische)FML evenzeer aanmerkelijk beperkt was.
14. Teneinde de gesignaleerde onvolkomenheden op een meer structurele wijze op te heffen, achtte de CRvB het in de rede te liggen dat verweerder tot een zekere systeemaanpassing zou overgaan. Daarvoor gunde de Raad aan verweerder een bepaalde termijn, welke niet voor 1 juli 2005 zou eindigen. Verweerder heeft het CBBS inmiddels aangepast (verder te noemen: tweede release). Verweerder heeft met de tweede release beoogd te hebben voldaan aan de eisen zoals gesteld in de uitspraken van de CRvB van 9 november 2004.
15. Verweerder heeft de eerste onvolkomenheid in voldoende mate hersteld door de nummering van de belastingpunten in de functies op het formulier “resultaat functiebeoordeling” aan te passen, waarbij is aangesloten bij de nummering in de FML. Het eerste cijfer geeft daarbij aan om welke van de zes in de FML genoemde rubrieken het gaat. Het tweede cijfer geeft de nummering binnen de rubriek aan. Het derde cijfer geeft de aangenomen beperking weer. Indien een nummer in de belastingenlijst van het resultaat functiebeoordeling ontbreekt, duidt dit erop dat die belasting niet in de functie voorkomt. Voorts zijn in rubriek zeven die functiebelastinggegevens, waarmee geen item op de FML correspondeert, afzonderlijk vermeld en zijn deze gegevens derhalve zichtbaar en controleerbaar geworden. De rechtbank is van oordeel dat deze systeemaanpassing ertoe leidt dat het voor de betrokken verzekerde, diens eventuele gemachtigde, een eventuele derde belanghebbende als ook voor de rechter mogelijk is op een relatief eenvoudige wijze belastbaarheids- en functiebelastinggegevens met elkaar te vergelijken.
16. Anders is dat ten aanzien van het herstellen van de tweede onvolkomenheid. Verweerder heeft het CBBS aangepast in die zin dat bij de geselecteerde functies direct zichtbaar is bij welke beoordelingspunten zich eventuele knelpunten en mogelijke overschrijdingen van de voor de betrokken verzekerde vastgestelde belastbaarheid voordoen (zogenaamde signaleringen). Oók die aspecten in de FML, waarbij de verzekeringsarts geen beperking heeft aangegeven (dat wil zeggen hiervoor geldt de normaalwaarde ‘0’) doch waarbij de verzekeringsarts wel een toelichting heeft gevoegd, worden in de tweede release gesignaleerd. Uit de verklaring van verweerders gemachtigde ter zitting begrijpt de rechtbank dat deze signaleringen, zowel ten aanzien van niet de normaalwaarde vertonende als ten aanzien van de normaalwaarde vertonende maar toegelichte FML-aspecten, op de formulieren “resultaat functiebeoordeling” uitsluitend met een ‘M’ worden weergegeven. Deze ‘M’ geeft dan aan dat de belasting in de functie in relatie tot de rapportage van de verzekeringsarts en de FML zodanig is, dat geschiktheid moet worden ondersteund door een nadere motivering in de rapportage van de arbeidsdeskundige of de verzekeringsarts. Evenwel mag de arbeidsdeskundige in bepaalde gevallen een ‘M’ veranderen in een ‘G’. Op de eerste pagina van het formulier “resultaat functiebeoordeling” is over de ‘G’ het volgende vermeld:
“Een ‘G’ geeft aan dat is vastgesteld dat de belasting in de functie valt binnen de door de verzekeringsarts in de rapportage of toelichting op de FML aangegeven mogelijkheden, inclusief de interpretatieruimte van de FML. Daarom wordt bij een ‘G’ geen nadere motivering gegeven over de geschiktheid, ondanks dat de belasting in de functie hoger kan zijn dan de vermelde waarde op de FML”.
Uit het vorenstaande maakt de rechtbank op dat de arbeidsdeskundige bij het veranderen van de ‘M’ in een ‘G’ geen nadere motivering geeft met betrekking tot de vraag of de belasting in de functie valt binnen de door de verzekeringsarts in de rapportage of de (toelichting op de) FML aangegeven mogelijkheden. Uit de verklaring van verweerders gemachtigde ter zitting heeft de rechtbank afgeleid dat een arbeidsdeskundige een ‘M’ alleen in één van de volgende situaties mag veranderen in een ‘G’:
a. De verzekeringsarts heeft aangegeven dat betrokkene op het desbetreffende aspect niet beperkt is;
b. De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat de belasting ligt binnen de mogelijkheden die in een nadere toelichting door de verzekeringsarts zijn beschreven. Dit kan voorkomen bij een normaalwaarde en bij een beperking;
c. De arbeidsdeskundige heeft geconstateerd dat de signalering een ander aspect betreft dan het aspect waarop betrokken verzekerde beperkt is;
d. De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat de signalering een incidentele piekbelasting betreft ten opzichte van het door de verzekeringsarts aangegeven niveau;
e. De arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat de signalering een marginaal hogere belasting betreft ten opzichte van het door de verzekeringsarts aangegeven niveau (conform de redactie van de beoordelingspunten op de FML, die daar waar nodig voorzien zijn van het woord ‘ongeveer’);
f. De combinatie van de mate en het tijdsaspect (frequentie of duur) op de FML en in de functie zijn zodanig dat de functie op het desbetreffende beoordelingspunt naar het oordeel van de arbeidsdeskundige evident geschikt is.
17. De hierboven genoemde gevallen zijn evenwel niet steeds zodanig inzichtelijk en eenduidig, dat het voor de betrokkene, diens eventuele gemachtigde, een eventuele derde belanghebbende en in voorkomende gevallen ook voor de rechter zonder meer duidelijk is waarom de belastbaarheid op het desbetreffende punt niet wordt overschreden. Onontbeerlijk hiervoor is kennis van de definities en normaalwaarden van de verschillende belastbaarheidspunten. De zich onder de gedingstukken bevindende geprinte formulieren uit het CBBS bieden die kennis echter niet.
18. Voorts kan de arbeidsdeskundige bij de hierboven genoemde gevallen zelfstandig beslissen of de functie evident geschikt is. De arbeidsdeskundige zal dergelijke beslissingen nemen op grond van zijn eigen deskundigheid. Deze deskundigheid is evenwel over het algemeen niet inzichtelijk voor betrokken verzekerde, zijn eventuele gemachtigde, een eventuele derde belanghebbende of de rechter. Dergelijke gevallen behoren dan ook van een nadere motivering te worden voorzien. Een dergelijke toelichting geeft de justitiabele en de rechter bovendien de mogelijkheid om te kunnen beoordelen of de arbeidsdeskundige bij deze beslismomenten inderdaad op zijn eigen deskundige oordeel heeft kunnen varen, of dat hij ook overleg met de verzekeringsarts had moeten plegen.
19. Gelet op het vorenoverwogene voldoet de tweede release op dit punt niet aan een als een toereikend aan te merken niveau van transparantie, verifieerbaarheid en toetsbaarheid van een schattingsbesluit in een concreet geval. Deze onvolkomenheid kan worden verholpen door het laten vervallen van de mogelijkheid een ‘M’ zonder nadere toelichting te veranderen in een ‘G’. In toekomstige gevallen zal de justitiabele en in voorkomende geval de rechter bij de aanduiding ‘M’ dan kunnen toetsen of de motivering met betrekking tot deze punten deugdelijk is.
20. Teneinde de tweede release voor een betrokkene, diens eventuele gemachtigde, een eventuele derde belanghebbende als ook voor de rechter enigszins eenvoudig en toegankelijk te laten zijn, geeft de rechtbank verweerder in overweging gegeven ook een signalering zoals bedoeld in bovenvermeld punt c. door de arbeidsdeskundige te laten motiveren. Er kan dan geen misverstand ontstaan waarom een functie, ondanks een signalering, toch geschikt wordt geacht voor de betrokkene.
21. Het CBBS is ook ten aanzien van door de CRvB als derde genoemde onvolkomenheid van de niet-matchende punten aangepast. Niet-matchende punten worden op het formulier “resultaat functiebeoordeling” (onder meer in rubriek zeven) vermeld met een asterisk (*). Op de eerste pagina van het formulier “resultaat functiebeoordeling” staat vermeld dat een ‘*’ betekent dat er geen overeenkomende beoordelingspunten op de FML en in de functiebelasting zijn en dat daarom geen geautomatiseerde vergelijking van deze punten plaatsvond. Deze punten zijn door de toevoeging van de ‘*’ direct zichtbaar en herkenbaar geworden. Voorts gaat de signalering ‘*’ vergezeld van de signalering ‘M’. Vorengaande betekent evenwel dat de arbeidsdeskundige en/of in voorkomend geval de verzekeringsarts bij elk niet-matchend punt nader dient te beoordelen of de door het CBBS geselecteerde functie blijft binnen de in de FML aangegeven beperking met betrekking tot dat punt. Dit geschiedt echter bij de tweede release niet op een inzichtelijke manier omdat de arbeidsdeskundige ook hier kan volstaan met het vermelden van de letter ‘G’. Verweerder is daarom ook aan de derde onvolkomenheid onvoldoende tegemoet gekomen. Verweerder kan dit verhelpen door - overeenkomstig hetgeen hierboven onder paragraaf 20 is overwogen met betrekking tot de tweede onvolkomenheid - bij elk niet-matchend punt duidelijk te motiveren waarom de functie op dat punt passend wordt geacht.
22. Voor onderhavig besluit betekent dit het volgende. Het bestreden besluit dateert van ná 1 juli 2005. Verweerder heeft de arbeidskundige grondslag van dit besluit (mede) gebaseerd op de tweede release van het CBBS. Op de zich onder de gedingstukken bevindende formulieren “resultaat functiebeoordeling” zijn bij de geduide functies ‘G’’s vermeld, welke signaleringen blijkens de rapportages van de (bezwaar)arbeidsdeskundige van 2 maart 2005 en van 18 oktober 2005 niet vergezeld zijn van een nadere motivering. Gelet op het vorenoverwogene ontbeert het bestreden besluit in strijd met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht een deugdelijke motivering. Verweerder zal het nieuw te nemen besluit dan ook dienen te voorzien van een dergelijke motivering.
23. De grief van eiseres dat zij ten onrechte is opgeroepen voor een herbeoordeling treft geen doel. Eiseres kan worden gevolgd in haar stelling dat zij - in verband met haar leeftijd - geen herkeuring behoefde te ondergaan in verband met de invoering van het nieuwe Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten per 1 oktober 2004. Dit laat evenwel onverlet dat verweerder ingevolge artikel 36 van de WAO bevoegd is de arbeidsongeschiktheidsuitkering te herzien wanneer degene, aan wie zij is toegekend, ingevolge het bij of krachtens de WAO bepaalde voor een hogere of lagere uitkering in aanmerking komt. Ten slotte wijst de rechtbank op de rapportages van de (bezwaar)arbeidsdeskundige van 2 maart 2005 respectievelijk 18 oktober 2005 waaruit volgt dat de arbeidskundige beoordeling niet is gebaseerd op het nieuwe - voor eiseres niet geldende - Schattingsbesluit.
24. Ten slotte kan ook de grond van eiseres, dat verweerder jegens haar onzorgvuldig heeft gehandeld door het bestreden besluit naar een ander adres te sturen en door haar telkens anders te bejegenen, geen doel treffen. Immers, hieruit kan niet worden afgeleid dat het bestreden besluit onrechtmatig zou zijn. Verweerder heeft blijkens het verweerschrift van 6 januari 2006 als ook blijkens de verklaring van zijn gemachtigde ter zitting zijn excuses hiervoor aangeboden. Voorts heeft eiseres de mogelijkheid bij verweerder een klacht in te dienen. De opmerking van eiseres in haar beroepschrift dat verweerder haar ten onrechte verwijt te hebben verzuimd medische informatie te hebben overgelegd, treft geen doel gelet op verweerders verklaring daaromtrent in het verweerschrift.
25. Het verzoek om veroordeling tot betaling van schadevergoeding, bestaande uit vergoeding van de wettelijke rente, wordt afgewezen. Niet valt immers uit te sluiten dat verweerder in zijn nog te nemen nieuwe beslissing tot de conclusie komt dat eiseres onveranderd blijft ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse van minder dan 15 %.
26. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, acht de rechtbank termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
• 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
• waarde per punt € 322,00
• wegingsfactor 1.
27. Tevens zal de rechtbank bepalen dat door het Uwv aan eiseres het door haar gestorte griffierecht ten bedrage van € 37,00 dient te worden vergoed.
28. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- gelast het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan eiseres te vergoeden het door haar gestorte griffierecht ten bedrage van € 37,00;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten vastgesteld op € 644,00;
- wijst het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan als de rechtspersoon die de proceskosten dient te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. Y.S. Klerk als voorzitter, mr. W.P.C.G. Derksen en mr. A.W. Govers als leden in tegenwoordigheid van mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2006.
Belanghebbenden kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Afschriften verzonden: