RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 april 2007
[eiseres] B.V.,
te [plaats],
eiseres,
gemachtigde J.G.T.H. Rief,
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),
te Amsterdam,
verweerder.
Procesverloop
Met een drietal besluiten van 2 oktober 2003 heeft verweerder eiseres correctienota’s opgelegd voor de premiejaren 2000, 2001 en 2002 ten bedrage van respectievelijk
€ 5.322,80, € 2.944,10 en € 4.813,00.
Het namens eiseres tegen de besluiten van 2 oktober 2003 gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 30 juni 2004 niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Deze rechtbank heeft het besluit van 30 juni 2004 bij uitspraak van 19 april 2005 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen.
Verweerder heeft het bezwaar tegen de besluiten van 2 oktober 2003 ongegrond verklaard bij besluit van 2 maart 2006.
Eiseres heeft tegen het besluit van 2 maart 2006 bij brief van 17 april 2006 beroep ingesteld bij de rechtbank.
De zaak is behandeld op de zitting van 14 maart 2007. Eiseres is verschenen bij gemachtigde. Verweerder is niet verschenen.
Overwegingen
1. In dit geding dient allereerst de vraag te worden beantwoord of eiseres in haar beroep kan worden ontvangen.
2. Ten aanzien van de vraag of het beroepschrift tijdig is ingediend, overweegt de rechtbank als volgt.
3. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld het besluit van 2 maart 2006 eerst bij brief met dagtekening 21 maart 2006 per reguliere post te hebben ontvangen. Verweerder heeft aangevoerd dat het besluit op 2 maart 2006 voor de eerste keer per aangetekende post is verzonden. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep ligt het op de weg van verweerder om aan te tonen dat het besluit van 2 maart 2006 daadwerkelijk op die datum is verzonden. Verweerder heeft evenwel niet kunnen bewijzen dat het besluit op 2 maart 2006 aan eiseres is verstuurd. Nu eiseres heeft gesteld het besluit van 2 maart 2006 eerst bij brief van 21 maart 2006 per reguliere post te hebben ontvangen en naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van een situatie van ongeloofwaardige ontkenning van de eerdere ontvangst, gaat de rechtbank er van uit dat het beroepschrift tijdig is ingediend.
4. Thans dient de vraag te worden beantwoord of verweerder terecht correctienota’s heeft opgelegd voor de premiejaren 2000, 2001 en 2002.
5. Bij de beoordeling van het onderhavige geschil gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
6. Op 1 januari 1997 zijn [vennoot] en [echtgenote vennoot]ingetreden als nieuwe vennoten van de V.O.F. [vennoot], handelend onder de naam Ali Baba. Met ingang van 1 mei 2002 is de V.O.F. [vennoot] ontbonden en is Ali Baba door [eiseres] B.V. i.o. geëxploiteerd met als bevoegd functionaris [eiseres] Holding B.V. i.o. Van laatstgenoemde B.V. i.o. was [vennoot] de bevoegde functionaris. Met ingang van 27 december 2002 is [eiseres] B.V. i.o. voortgezet door eiseres, met [eiseres] Holding B.V. als enig aandeelhouder en [vennoot] als bestuurder. In deze hele periode heeft de gemachtigde van eiseres de administratie van grillroom/pizzeria Ali Baba verzorgd en is hij opgetreden als adviseur van eiseres.
7. Verweerder heeft aangevoerd dat eiseres niet heeft voldaan aan de in artikel 10, tweede lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV) bedoelde verplichting tot het doen van opgave van het door de werknemers genoten loon. Ook heeft eiseres zich niet gehouden aan de verplichting werknemers bij verweerder aan en af te melden. Verweerder is uit onderzoek gebleken dat de administratie van eiseres verre van volledig was in de jaren 2000, 2001 en 2002. Bij het vaststellen van de verschuldigde premie over de jaren 2000 tot en met 2002 is verweerder uitgegaan van de nog uit de administratie te achterhalen gegevens over het jaar 2002 en de informatie verkregen uit interviews met (ex-)werknemers. Daar gegevens over de jaren 2000 en 2001 in de loonadministratie ontbraken, is verweerder tot een schatting van de verschuldigde premie over deze jaren overgegaan. Daarbij is aansluiting gezocht bij de gegevens over het jaar 2002.
8. Eiseres heeft de stellingen van verweerder dat de administratie verre van volledig is, dat er geen jaaropgaven zijn ingediend en dat eiseres zich niet heeft gehouden aan de verplichting om werknemers aan en af te melden, betwist. Ter ondersteuning van dat standpunt heeft eiseres een brief van 22 november 2001 van Gak Nederland B.V. Breda afdeling werkgeverszaken overgelegd. Uit deze brief kan volgens eiseres worden opgemaakt dat de formulieren Melding Sociale Verzekering (MSV) tot en met 2001 zijn toegezonden en ontvangen. Ook in 2002 is een MSV gedaan. Hieruit volgt volgens eiseres dat zij aan haar verplichting om werknemers aan en af te melden heeft voldaan. Voorts heeft eiseres aangevoerd dat de overgang van V.O.F. [vennoot] naar eiseres in 2002 mogelijk voor vertraging heeft gezorgd. Op 23 augustus 2003 heeft eiseres hernieuwde loonaangifte voor de jaren 2000, 2001 en 2002 gedaan. Eiseres heeft de stelling van verweerder weersproken dat wegens het ontbreken van voldoende gegevens voor de berekening van de premies in 2000 en 2001 een schatting op grond van de gegevens van 2002 moest worden verricht. Volgens eiseres waren over de jaren 2000 en 2001 voldoende gegevens voorhanden.
9. De rechtbank overweegt als volgt.
10. Ingevolge artikel 10, tweede lid, van de CSV doet de werkgever, met inachtneming van door Onze Minister daaromtrent te stellen regels, opgave van het door de werknemer genoten loon aan het Uwv.
11. Artikel 10 van de CSV in samenhang met het Loonadministratiebesluit verplicht de werkgever om na het einde van het kalenderjaar voor iedere werknemer een jaaropgavekaart in te vullen overeenkomstig een vastgesteld model. De jaaropgavekaarten dienen te worden ingeleverd in de maand januari van het kalenderjaar, volgende op dat, waarvoor zij gelden.
12. Indien een werkgever niet, niet juist of niet volledig voldoet aan een op grond van artikel 10, tweede lid, gestelde verplichting stelt het Uwv, ingevolge artikel 12, eerste lid, van de CSV, ambtshalve het verschuldigde of het alsnog verschuldigde bedrag aan premie of voorschotpremie vast.
13. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan verweerders stelling dat eiseres over de jaren 2000, 2001 en 2002 geen jaaropgavekaarten heeft ingediend. In dit verband wijst de rechtbank op de verklaring van de gemachtigde, afgelegd op 9 juli 2003, dat hij wat betreft het jaar 2002 geen jaaropgavenkaarten heeft ingestuurd. Wat betreft de jaren 2000 en 2001 heeft de gemachtigde van eiseres weliswaar verklaard wel loonopgaven gedaan te hebben gedaan, maar hij heeft ook gesteld dat hij dacht toen alleen een verzamelloonstaat naar het Uwv in Amsterdam te hebben gefaxt. Hij heeft toegegeven dit niet te kunnen aantonen door middel van een faxbevestiging, omdat hij op zijn fax de juiste datum niet heeft ingesteld. Hij heeft voorts toegegeven dat hij nooit de juiste wettelijk voorgeschreven formulieren, de zogenaamde jaaropgavekaarten, heeft gebruikt om opgave te doen. De rechtbank wijst ook op de verklaring van de gemachtigde van eiseres, afgelegd op 8 juli 2003, dat hij beloofd had de jaaropgaves aangetekend naar Amsterdam te versturen, maar dat dit niet is gebeurd. Bovendien hebben verschillende werknemers verklaard geen jaaropgaves te hebben ontvangen. De rechtbank wijst in dit verband onder meer op de op 9 juli 2003 afgelegde verklaringen van [getuigen].
Aan de stelling van de gemachtigde van eiseres dat hij bij zijn in 2003 afgelegde verklaringen onder druk is gezet, gaat de rechtbank voorbij, nu hij deze stelling eerst ter zitting naar voren heeft gebracht en de processen-verbaal van de verhoren van de gemachtigde op ambtseed zijn opgemaakt door senior-opsporingsfunctionarissen van het Uwv.
Voor zover eiseres met haar stelling dat zij steeds MSV’s heeft ingezonden, heeft bedoeld te betogen dat zij zich aan de in artikel 10, tweede lid, van de CSV neergelegde verplichting heeft gehouden, overweegt de rechtbank dat – wat er overigens van de stelling van eiseres zij – een MSV niet hetzelfde is als een jaaropgave.
Wat betreft de opgaven die eiseres bij brief van 23 augustus 2003 aan verweerder heeft toegestuurd, overweegt de rechtbank dat het hier ook geen jaaropgavekaarten voor iedere werknemer betreft, maar verzamelloonstaten. Het is bovendien onduidelijk waarop eiseres de hierin opgenomen gegevens heeft gebaseerd.
14. In het looncontrole rapport van 1 september 2003 heeft de looninspecteur geschreven dat door eiseres een beperkte administratie is gevoerd met betrekking tot de personele inzet. De administratie bestond uit het vastleggen van het aantal gewerkte uren en de uitbetaalde bedragen. De vastleggingen van het aantal gewerkte uren en uitbetaalde bedragen werden ter verdere verwerking doorgestuurd naar de adviseur (thans gemachtigde) van eiseres. Ondanks duidelijke afspraken tussen eiseres en de adviseur heeft de adviseur stelselmatig niet aan zijn verplichtingen voldaan en van diverse aan hem toevertrouwde administraties een complete puinhoop gemaakt. Brondocumenten zijn weggegooid en de verwerking van gegevens is zeer onvolledig geweest, aldus de looninspecteur.
15. Verweerder heeft bij de gemachtigde van eiseres een verzamelloonstaat 2002, jaaropgaven 2002 en salarisstroken over 2002 in beslag genomen. Uit onderzoek is verweerder gebleken dat er grote verschillen bestaan tussen de gegevens op de verzamelloonstaat 2002, de jaaropgaven 2002 en de salarisstroken 2002, terwijl deze nagenoeg eensluidend zouden moeten zijn. Zo bedraagt volgens de verzamelloonstaat het bruto sv-loon in 2002 fl. 57.710,35, terwijl volgens de salarisstroken het bruto sv-loon fl. 75.100,53 bedraagt. Gevraagd om de door verweerder geconstateerde verschillen te verklaren, heeft de gemachtigde van eiseres, blijkens het proces-verbaal van het verhoor op 26 augustus 2003, geantwoord dat de gegevens op de verzamelloonstaat, jaaropgaven en de salarisstroken inderdaad één op één dienen te lopen en dat hij geen verklaring kan geven voor het feit dat dit niet het geval is.
Verweerder heeft over de jaren 2000 en 2001 onvoldoende gegevens aangetroffen om tot een sluitende loonvaststelling te komen.
16. Een bestuursorgaan is in een geval als dit, waarin de werkgever verzuimd heeft concrete, verifieerbare gegevens betreffende de loonbetalingen aan zijn werknemers te verstrekken, bevoegd om die loonbetalingen schattenderwijs vast te stellen. Wel zal aan die schatting voldoende onderzoek vooraf moeten gaan en daarbij de nodige zorgvuldigheid moeten worden betracht teneinde tot een vaststelling te kunnen komen die de werkelijkheid zo dicht mogelijk benadert.
17. Bij het vaststellen van de verschuldigde premie over de jaren 2000 tot en met 2002 is verweerder uitgegaan van de nog uit de administratie van eiseres te halen gegevens over het jaar 2002 en de informatie verkregen uit de verhoren van (ex)werknemers. Aan de hand van de getuigenverklaringen en in beslag genomen bescheiden heeft verweerder vastgesteld wat er in het jaar 2002 aan lonen is betaald. Daarbij heeft verweerder zich met name gebaseerd op de salarisstroken 2002, volgens welke het bruto sv-loon fl. 75.100,53 (€ 34.079,13) bedraagt. Uitgaande van dit bedrag heeft verweerder de premie over het jaar 2002 berekend. Omdat de gegevens over de jaren 2000 en 2001 in de loonadministratie ontbraken, heeft verweerder een schatting gemaakt van de in deze jaren verschuldigde premie. Daartoe heeft verweerder dezelfde loonbedragen als voor 2002 aangehouden. Een reden te meer om voor deze oplossing te kiezen is volgens verweerder dat uit de getuigenverklaringen is gebleken dat in het jaar 2002 eerder minder netto is uitbetaald ten opzichte van de jaren 2000 en 2001 dan dat er meer betaald zou zijn. Daardoor heeft verweerder tegelijk rekening gehouden met een bij een schatting in acht te nemen veiligheidsmarge.
18. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de vaststelling van de premie door verweerder over het jaar 2002. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat de gemachtigde van eiseres, blijkens het proces-verbaal van zijn verhoor op 26 augustus 2003, zijn verklaring niet heeft willen ondertekenen, onder andere omdat hij heeft willen onderzoeken waarom de jaarloonopgaven, salarisstroken en verzamelloonstaat niet eensluidend waren. Een verklaring voor deze verschillen heeft de gemachtigde echter nooit, ook niet ter zitting, gegeven.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder wat betreft de jaren 2000 en 2001 in verband met de onvolledige loonadministratie van eiseres over deze jaren tot een schatting van het premieloon heeft kunnen komen en dat deze schatting gezien de daarbij gehanteerde, voldoende zorgvuldige methode niet tot een onredelijke uitkomst heeft geleid. Daarbij wijst de rechtbank op de in juli 2003 afgelegde verklaringen van de werknemers Dinsi, Tulkens en Van Beek, waaruit blijkt dat zij er wat betreft hun uurloon met de komst van de euro op 1 januari 2002 op achteruit zijn gegaan. De rechtbank wijst er voorts op dat de gevolgen van het ontbreken van concrete verifieerbare gegevens over de betalingen in de jaren hier in geding, geheel binnen de risicosfeer van eiseres vallen
19. Gelet hierop zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren. In verband hiermee ziet de rechtbank geen aanleiding te bepalen dat de proceskosten of het griffierecht moeten worden vergoed.
20. De rechtbank beslist als volgt.
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. Y.S. Klerk als rechter in tegenwoordigheid van E.H.J.M.T. van der Steen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2007.
Belanghebbenden kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht.