vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/889079-09
Datum uitspraak: 13 januari 2010
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: RIJ Den Hey-Acker locatie Vught.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 december 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 13 oktober 2009.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 30 december 2009 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 februari 2008 te Weert tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld en/of een laptop, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader vanaf een korte afstand met een handvuurwapen (althans een daarop gelijkend voorwerp) op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht.
(artikel 312 Sr) (zaak 8)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2008 tot en met
27 februari 2008 te Weert en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met (een) ander(en) althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf diefstal met geweldpleging (art. 312 WvSr) en/of afpersing (art. 317 WvSr) opzettelijk:
- gesproken over het plegen van overvallen en/of
- handschoenen en/of kleding en/of (een) vuurwapen(s) en/of één of meer daarop gelijkend(e) voorwerp(en) en/of munitie en/of een auto en/of (duck)tape en/of (een) (bivak)mutsen en/of tie-wraps en/of (een) mes(sen) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, en/of
- zich met zijn mededader(s) heeft verzameld teneinde een overval te plegen en/of
- met elkaar in één auto naar het te overvallen pand gegaan en/of
- afspraken gemaakt over de rolverdeling bij de overval op een cafetaria te Weert.
(artikel 46 Sr). (zaak 8)
hij op of omstreeks 28 februari 2008 te Deurne tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de heer
[slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], medewerkster van cafetaria [naam] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- gewapend met een vuurwapen althans een daarop gelijkend voorwerp en/of een mes, met bivakmutsen op het hoofd, de cafetaria zijn binnengekomen en/of heeft/hebben geschreeuwd/geroepen "Dit is een overval" en/of "Kassa open.... open, maak de kassa open" althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- een vuurwapen althans een daarop gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 3] heeft gericht, en/of
- een mes tegen/in de nek van die [slachtoffer 4] heeft gehouden, en/of
- met een mes in één van de handen op de schouder van die [slachtoffer 5] heeft getikt, en/of
- een vuurwapen althans een daarop gelijkend voorwerp voor het gezicht van die [slachtoffer 6] heeft gehouden en/of op die [slachtoffer 6] heeft gericht.
(artikel 312 Sr) (zaak 9)
hij op of omstreeks 08 maart 2008 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Action, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of
[slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] en/of
[slachtoffer 13] en/of één of meer andere personen die ten tijde van de diefstal in de Action aanwezig waren, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
hij op of omstreeks 8 maart 2008 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 7] en/of de Action heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van geld uit de kassa-lade, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Action, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
- het met (een) vuurwapen(s) althans één of meer daarop gelijkend(e) voorwerp(en) in de hand en met bivakmutsen op de winkel Action binnenkomen en het schreeuwen van woorden als "Liggen, liggen, nu nu" en/of één of meer uitspraken van gelijke strekking;
- het vanaf een korte afstand richten van een vuurwapen (althans een daarop gelijkend voorwerp) op die [slachtoffer 7];
- het van achteren vastpakken van [slachtoffer 8] en/of een mes tegen de keel van die [slachtoffer 8] te zetten;
- het vanaf een korte afstand richten van een vuurwapen (althans een daarop gelijkend voorwerp)op die [slachtoffer 10];
- het met een mes in de hand aflopen op [slachtoffer 11];
- het met geweld tegen de grond werken, door krachtig vastpakken en/of schoppen, van één of meer aanwezigen in de Action;
- het vanaf een korte afstand dreigend met een mes in de richting van één of meer aanwezigen in de Action wijzen en/of zwaaien.
(artikel 312 en/of 317 Sr) (zaak 10)
hij op of omstreeks 16 april 2008 te Leende, gemeente Heeze-Leende, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld en/of sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 14], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 15] en/of [slachtoffer 16] en/of [slachtoffer 17],gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) uit:
- het met (een) (vuur)wapen(s) althans (een)daarop gelijkend(e) voorwerp(en)in de hand en met bivakmutsen op (althans gemaskerd) de winkel binnenkomen en het schreeuwen/roepen van woorden als "Dit is een overval" en/of "Hier met het geld" en/of "Liggen" en/of "Geld of ik schiet" althans één of meer uitspraken van gelijke aard en/of strekking, en/of
- het vanaf een korte afstand richten van een vuurwapen (althans een daarop gelijkend voorwerp) op die [slachtoffer 16], en/of
- het vastpakken van de armen en/of de armen op de rug leggen van die [slachtoffer 16], en/of
- het vanaf een korte afstand richten van een vuurwapen (althans een daarop gelijkend voorwerp) op [slachtoffer 14].
(artikel 312 Sr) (zaak 11)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmotivering.
Ten aanzien van het tenlastegelegde onder 1 primair:
Vaststaande feiten.
Op 27 februari 2008 is [slachtoffer 1] (van cafetaria [naam]) te Weert overvallen1.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde strafbare feit. Volgens hem is sprake van medeplegen, omdat, blijkens verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten, hij bij het maken van de plannen van de overval aanwezig was en heeft gedeeld in de buit.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde strafbare feit. Volgens de verdediging is geen sprake van medeplegen, omdat verdachte geen belangrijke handelingen in de voorfase, noch uitvoeringshandelingen heeft verricht, hij was geen initiator, maar was enkel aanwezig, terwijl van evidente en ondubbelzinnige instemming zijnerzijds niet is gebleken. Bovendien kon van verdachte niet worden verwacht dat hij zich distantieerde.
Om vermelde redenen dient verdachte eveneens te worden vrijgesproken van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde strafbare feit.
Het oordeel van de rechtbank.
Allereerst is aan de orde of wettig en overtuigend kan worden bewezen of verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde strafbare feit heeft gepleegd en meer in het bijzonder of sprake is van medeplegen.
Van medeplegen is ingevolge vaste rechtspraak sprake wanneer twee of meer personen gezamenlijk een strafbaar feit plegen. Medeplegen vereist een nauwe en bewuste samenwerking.
Naar het oordeel van de rechtbank is, gezien de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten, van een dergelijke nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten geen sprake geweest. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
In de eerste plaats is op geen enkele wijze gebleken dat verdachte moet worden gezien als bedenker dan wel als initiatiefnemer van de overval.
In de tweede plaats acht de rechtbank onaannemelijk dat verdachte op welke wijze dan ook betrokken is geweest bij de planvorming. Weliswaar hebben medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verklaard dat zij van te voren (in de auto (een witte bestelbus)) overleg hadden gepleegd over de overval (onder meer wie deze zou doen)2, maar niet waarschijnlijk is dat verdachte in dit overleg ook maar enige rol van betekenis heeft gehad, aangezien verdachte heeft verklaard dat dit de eerste keer is dat hij met hen is meegegaan, terwijl deze twee medeverdachten reeds eerder soortgelijke feiten hadden gepleegd3. Voorts heeft medeverdachte [medeverdachte 3] verklaard dat zij hadden afgesproken dat medeverdachte [medeverdachte 2] samen met verdachte in de auto zou achterblijven, omdat verdachte geen overval durfde te plegen4. Bovendien heeft verdachte zelf verklaard van te voren te hebben gezegd wel mee te gaan voor medeverdachte [medeverdachte 3], omdat deze dat heeft gevraagd, maar niet zou meegaan om de overval te plegen5.
In de derde plaats staat vast dat verdachte op geen enkele wijze betrokken is geweest bij de uitvoeringshandelingen van de overval, maar slechts aanwezig is gebleven in de auto. Hij heeft de bus ook niet bestuurd6.
In de vierde plaats is niet komen vast te staan dat verdachte rechtstreeks heeft gedeeld in de buit. Hoewel medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben verklaard dat de buit (ongeveer € 300,-- à € 400,--) door hun vieren is verdeeld7, heeft medeverdachte [medeverdachte 3] verklaard dat verdachte helemaal niets kreeg8, terwijl verdachte heeft verklaard € 20,-- van medeverdachte [medeverdachte 3] te hebben gekregen9.
Dat verdachte tezamen met drie medeverdachten in een bus naar bedoelde cafetaria is gereden met de bedoeling die te overvallen en verdachte zich hiervan niet heeft gedistantieerd acht de rechtbank onvoldoende om tot het oordeel te komen dat sprake is van medeplegen van de gewapende overval.
Verdachte zal dus worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde strafbare feit.
Met betrekking tot het hetgeen verdachte onder feit 1, subsidiair, is tenlastegelegd overweegt de rechtbank als volgt.
Zoals hiervoor reeds is overwogen is verdachte tezamen met drie medeverdachten op 27 februari 2008 in een auto naar bedoelde cafetaria te Weert gereden met de bedoeling die te overvallen. Verdachte heeft verklaard van te voren te hebben gezegd wel mee te gaan voor medeverdachte [medeverdachte 3], omdat deze dat heeft gevraagd, maar niet zou meegaan om de overval te plegen10.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard te hebben gezien dat medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een tas bij zich hadden, waar allemaal spullen inzaten zoals bivakmutsen, een bibi-gun en messen. Voorts heeft medeverdachte [medeverdachte 3] verklaard dat hij een bivakmuts over zijn hoofd had getrokken en een mes bij zich had en dat medeverdachte [medeverdachte 1] een pet met een klep op had en een zwart met wit geblokte shawl om had en een bibi-gun bij zich had, alsook dat zij beiden handschoenen aan hadden11. Verdachte heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 3] een zwarte trui en een zwarte trainingsbroek aan had en dat hij een opgerolde bivakmuts op zijn hoofd had12.
Ten slotte staat vast dat verdachte bij de anderen is gebleven, tijdens de overval in de auto is blijven zitten en samen met hen vanaf die plaats weer is vertrokken.
De rechtbank overweegt verder.
Verdachte reed mee in een auto terwijl hij wist dat de inzittenden van plan waren een overval te plegen. Hij zag dat zich in die auto diverse goederen bevonden die naar hun aard geschikt zijn om een overval mee te plegen, en daartoe ook zeer geregeld worden gebruikt (o.a. bivakmutsen, messen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp). Hij bleef echter in de auto en bleef ook daarna deel uitmaken van de groep. Door aldus te handelen heeft hij tezamen en in vereniging met de drie anderen de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen, die waren bedoeld om de overval mee te plegen, opzettelijk voorhanden gehad en heeft daarmee strafbare voorbereidingshandeling als bedoeld in art. 46 van het Wetboek van Strafrecht gepleegd.
Hieruit volgt dat hetgeen verdachte onder feit 1, subsidiair, is tenlastegelegd in zoverre wettig en overtuigend kan worden bewezen. Voor hetgeen verdachte hier meer of anders is tenlastegelegd zal de rechtbank hem vrijspreken.
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4:
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de aan verdachte tenlastegelegde strafbare feiten.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen op grond van de hierna genoemde bewijsmiddelen.
* Verdachte heeft ter zitting van 30 december 2009 een bekennende verklaring afgelegd ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4. Hij heeft toegegeven dat hij die feiten samen met [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] heeft gepleegd. Verdachte was aanwezig bij het maken van de plannen om de overvallen te plegen en hij was telkens samen met twee mededaders aanwezig bij die overvallen. Hij heeft daarbij, gemaskerd en met een mes of een stroomstootwapen in zijn hand, bijgedragen aan het door de daders toegepaste geweld en bedreiging met geweld. Na de overval heeft verdachte gedeeld in de buit;13
* Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat verdachte betrokken was bij de tenlastegelegde feiten onder 2 en 4;14
* Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat verdachte betrokken was bij de tenlastegelegde feiten onder 2, 3 en 4;15
* Ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde overval hebben [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] aangifte gedaan en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] hebben hierover een getuigenverklaring afgelegd;16
* Ten aanzien van de onder 3 tenlastegelegde overval hebben [slachtoffer 7], [slachtoffer 8], [slachtoffer 18] en [slachtoffer 19] aangifte gedaan en [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] hebben hierover een getuigenverklaring afgelegd;17
* Ten aanzien van de onder 4 tenlastegelegde overval heeft [slachtoffer 14] aangifte gedaan en hebben [slachtoffer 16], [slachtoffer 17] en [slachtoffer 15] een getuigenverklaring afgelegd.18
Gelet op het bepaalde in artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet nader uitgewerkt.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
op 27 februari 2008 te Weert en elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het misdrijf diefstal met geweldpleging (artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht) en/of afpersing (artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht) opzettelijk:
- handschoenen en kleding en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een auto en bivakmutsen en tie-wraps en een mes, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
op 28 februari 2008 te Deurne tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld, toebehorende aan de heer [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], medewerkster van cafetaria [naam] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- gewapend met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes, met bivakmutsen op het hoofd, de cafetaria zijn binnengekomen en heeft/hebben geschreeuwd/geroepen "Dit is een overval" en "Kassa open .... open, maak de kassa open", en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 3] heeft gericht, en
- een mes tegen de nek van die [slachtoffer 4] heeft gehouden, en
- met een mes in één van de handen op de schouder van die [slachtoffer 5] heeft getikt, en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp voor het gezicht van die [slachtoffer 6] heeft gehouden en op die [slachtoffer 6] heeft gericht;
op 08 maart 2008 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld, toebehorende aan de Action, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] en [slachtoffer 13] en [slachtoffer 19] die ten tijde van de diefstal in de Action
aanwezig waren, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
op 8 maart 2008 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 7] heeft gedwongen tot de afgifte van geld uit de kassa-lade, toebehorende aan de Action,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
- het met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand en met bivakmutsen op de winkel Action binnenkomen en het schreeuwen van woorden als "Liggen, liggen, nu nu" of
uitspraken van gelijke strekking;
- het vanaf een korte afstand richten van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 7];
- het van achteren vastpakken van [slachtoffer 8] en een mes tegen de keel van die [slachtoffer 8] te zetten;
- het vanaf een korte afstand richten van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 10];
- het met een mes in de hand aflopen op [slachtoffer 11];
- het met geweld tegen de grond werken, door krachtig vastpakken en schoppen, van [slachtoffer 19];
- het vanaf een korte afstand dreigend met een mes in de richting van één of
meer aanwezigen in de Action wijzen en/of zwaaien;
op 16 april 2008 te Leende, gemeente Heeze-Leende, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld en sleutels, toebehorende aan [slachtoffer 14], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 14] en [slachtoffer 16] en [slachtoffer 17], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
- het met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand en met bivakmutsen op (althans gemaskerd) de winkel binnenkomen en het schreeuwen/roepen van woorden als "Dit is een overval" en "Hier met het geld" en "Liggen" en "Geld of ik schiet" althans uitspraken van gelijke aard en/of strekking, en
- het vanaf een korte afstand richten van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 16], en
- het vastpakken van de armen en de armen op de rug leggen van die [slachtoffer 16], en
- het vanaf een korte afstand richten van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op [slachtoffer 14].
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 27, 36f, 46, 60a, 77a, 77g, 77h, 77i, 77l, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310, 312, 317.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert:
* jeugddetentie voor de duur van vijftien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met toezicht van de jeugdreclassering van de William Schrikker Groep als bijzondere voorwaarde, ook als dit inhoudt deelname aan trainingen en/of cursussen, met aftrek van het voorarrest;
* toewijzing van de civiele vordering van [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 900,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
* toewijzing van de civiele vordering van [slachtoffer 4] tot een bedrag van € 500,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
* toewijzing van de civiele vordering van [slachtoffer 6] tot een bedrag van € 505,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
* toewijzing van de civiele vordering van [slachtoffer 3] tot een bedrag van € 505,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van mening dat kan worden volstaan met het opleggen van een deels voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarde begeleiding van de jeugdreclassering, waarbij het onvoorwaardelijk deel van de straf gelijk is aan de duur van het voorarrest. Daarnaast kan dan nog een taakstraf in de vorm van een werkstraf en een leerstraf worden opgelegd. De vorderingen van de benadeelde partijen kunnen voor een deel worden toegewezen, waarbij de raadsman zich ten aanzien van de hoogte van de schadebedragen heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De feiten die bewezen verklaard zijn, zijn zeer ernstig en verdachte heeft bij de feitelijke uitvoering een substantieel aandeel gehad. In beginsel zou daarom, mede gelet op het feit dat hij al 17 jaar was ten tijde van de delicten, toepassing van het meerderjarigenstrafrecht voor de hand liggen. De rechtbank ziet echter in de inhoud van de hierna te noemen rapportages over de persoon van verdachte aanleiding minderjarigenstrafrecht toe te passen.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Strafverzwarend weegt de rechtbank mee dat de mede door verdachte gepleegde strafbare feiten een enorme impact hebben gehad op de slachtoffers. Bij de feiten is telkens met een wapen iemand bedreigd om het geld uit de kassa te kunnen bemachtigen. Daarbij is tegen willekeurige omstanders fysiek geweld toegepast en zijn zij met een mes bedreigd om te voorkomen dat zij hen konden tegenhouden. De slachtoffers hebben doodsangsten uitgestaan en hebben nog gedurende geruime tijd een onveilig gevoel aan het handelen van verdachte en zijn mededaders overgehouden. Verdachte is er niet voor teruggeschrokken om samen met anderen dergelijk zwaar geweld tegen zijn medemensen te gebruiken en heeft zich daarbij volstrekt niet bekommerd om het lot van zijn slachtoffers.
De rechtbank houdt ook rekening met enkele strafmatigende omstandigheden ten aanzien van verdachte. Verdachte heeft er blijk van gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed inziet en hij heeft ter zitting te kennen gegeven dat hij spijt wil betuigen aan de slachtoffers. Daarnaast heeft verdachte de door hem gepleegde strafbare feiten bekend tijdens het tegen hem ingestelde onderzoek en vervolgens zijn volledige medewerking aan het onderzoek naar de feiten en naar zijn geestvermogens verleend.
Uit de omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebrachte rapporten door drs. K.T.E. Zàszlós, GZ-psycholoog, van 19 november 2009 en I. Brugman, psychiater, van 9 december 2009 blijkt dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend. Deze rapporten houden verder onder meer zakelijk weergegeven in dat er bij verdachte sprake is van een zwakbegaafdheidsproblematiek, waardoor hij beïnvloedbaar is. Verdachte beschikt over een beperkt redeneervermogen en overziet de gevolgen en consequenties van zijn handelen onvoldoende of vaak te laat. Zijn oplossingsstrategieën bij complexe situaties zijn uiterst simpel. Hij heeft in de meer ingewikkelde situaties sturing van buitenaf nodig. Zijn directe omgeving kon hem de afgelopen jaren slechts beperkt de benodigde hulp en sturing bieden.
De rechtbank is het eens met deze bevindingen en conclusies en neemt deze over.
Tot slot heeft verdachte zich bereid getoond zich langdurig onder begeleiding te stellen van de jeugdreclassering van de William Schrikker Groep en in het kader daarvan ook deel te nemen aan door hen noodzakelijk geachte trainingen en/of cursussen.
De rechtbank zal toch een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderd, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat, in verband met een juiste normhandhaving, de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de mate van geweld dat daarmee gepaard is gegaan, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een jeugddetentie welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de maximaal in de wet vastgestelde duur van vierentwintig maanden. De rechtbank zal daarnaast ook rekening houden met het aandeel van verdachte in de bewezenverklaarde feiten en het feit dat deze feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend. Daarnaast moet naar het oordeel van de rechtbank een begeleiding en zonodig behandeling van verdachte volgen teneinde het bestaande recidivegevaar te verminderen en verdachte de mogelijkheid te geven om aan een blijvende positieve verandering van zijn gedrag te werken. De rechtbank acht een forse stok achter de deur door middel van een groot voorwaardelijk strafdeel van wezenlijk belang om verdachte hiervoor gemotiveerd te houden. De rechtbank zal daarom bepalen dat de helft van de op te leggen jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd. Verdachte dient zich daarbij tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde te houden dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en dat hij de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de immateriële schade tot een bedrag van € 500,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de volgende onderdelen van de vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard zijn dat zij zich lenen voor behandeling in het strafgeding, te weten de immateriële schade voor zo ver deze het bedrag van € 500,- te boven gaat en de materiële schade (loonderving) omdat deze schade niet door de benadeelde is onderbouwd.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten materiële schade (startkasgeld € 200,- en de dagopbrengst € 600,-) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal het volgende onderdeel van de vordering afwijzen, te weten de overig gevorderde materiële schade (startkasgeld € 100,-).
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schade tot een bedrag van € 500,- en materiële schade (telefoonkosten) € 5,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het volgende onderdeel van de vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, te weten de immateriële schade voor zo ver deze het bedrag van € 500,- te boven gaat.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schade tot een bedrag van € 500,- en materiële schade (telefoonkosten) € 5,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het volgende onderdeel van de vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, te weten de immateriële schade voor zo ver deze het bedrag van € 500,- te boven gaat.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Verklaart het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte hiervan vrij;
Ten aanzien van feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3, feit 4:
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
medeplegen van voorbereiding van:
afpersing
medeplegen van voorbereiding van:
diefstal, voorafgegaan of vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken.
Ten aanzien van feit 2:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 3:
eendaadse samenloop van:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 4:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregelen.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3, feit 4:
Jeugddetentie voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de aanwijzingen hem in het kader van jeugdreclassering te geven door of namens het Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, Wal 20, 5611 GG Eindhoven (uit te voeren door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering), ook indien dit inhoudt deelname aan trainingen en/of cursussen.
De rechtbank verleent opdracht aan voornoemd Bureau om aan de veroordeelde terzake van de naleving van deze bijzondere voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Ten aanzien van feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 800,00 subsidiair 7 dagen jeugddetentie.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 800,- (zegge: achthonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen jeugddetentie. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 800,- materiële schade (posten 1. startkasgeld 200 euro en 2. dagopbrengst 600 euro).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald (parketnummer 01/889041-09 en mogelijk ook 01/889040-09 en 889078-09).
De toepassing van deze vervangende jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 800,- (zegge: achthonderd euro), te weten EUR 800,- materiële schade (posten 1. startkasgeld 200 euro en 2. dagopbrengst 600 euro).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Wijst de vordering voor het overige af.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Ten aanzien van feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 505,00 subsidiair 7 dagen jeugddetentie.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] van een bedrag van EUR 505,- (zegge: vijfhonderdenvijf euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen jeugddetentie.
Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 500,- immateriële schade en EUR 5,- materiële schade.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald (parketnummer 01/889041-09 en mogelijk ook 01/889040-09 en 889078-09).
De toepassing van deze vervangende jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] van een bedrag van EUR 505,- (zegge: vijfhonderdenvijf euro), te weten EUR 500,- immateriële schade en EUR 5,- materiële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Ten aanzien van feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 505,00 subsidiair 7 dagen jeugddetentie.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] van een bedrag van EUR 505,- (zegge: vijfhonderdenvijf euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen jeugddetentie. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 500,- immateriële schade en EUR 5,- materiële schade.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald (parketnummer 01/889041-09 en mogelijk ook 01/889040-09 en 889078-09).
De toepassing van deze vervangende jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van een bedrag van EUR 505,- (zegge: vijfhonderdenvijf euro), te weten EUR 500,- immateriële schade en EUR 5,- materiële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Ten aanzien van feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 500,00 subsidiair 7 dagen jeugddetentie.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] van een bedrag van EUR 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen jeugddetentie. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 500,- immateriële schade.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald (parketnummer 01/889041-09 en mogelijk ook 01/889040-09 en 889078-09).
De toepassing van deze vervangende jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van een bedrag van EUR 500,- (zegge: vijfhonderd euro), te weten EUR 500,- immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter en tevens kinderrechter-plaatsvervanger,
mr. K. Visser en mr. A. Venekamp, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 13 januari 2010.
1 proces-verbaal van aangifte van 27 februari 2008 op pagina 1936 van het eind proces-verbaal.
2 proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] van 16 juli 2009 op pagina 1953 van het eind proces-verbaal en proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] van 22 juli 2009 pagina 1945 van het eind proces-verbaal.
3 proces-verbaal van verhoor van verdachte van 18 augustus 2009 op pagina 1985 van het eind proces-verbaal.
4 proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] van 17 augustus 2009 op pagina 1970 van het eind proces-verbaal.
5 proces-verbaal van verhoor van verdachte van 18 augustus 2009 op pagina 1986 van het eind proces-verbaal.
6 proces-verbaal van verhoor van verdachte van 18 augustus 2009 op pagina 1985 van het eind proces-verbaal en proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] van 17 augustus 2009 op pagina 1970 van het eind proces-verbaal.
7 proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] van 16 juli 2009 op pagina 1954 van het eind proces-verbaal en proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] van 22 juli 2009 op pagina 1945 van het eind proces-verbaal.
8 proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] van 17 augustus 2009 op pagina 1971 van het eind proces-verbaal.
9 proces-verbaal van verhoor van verdachte van 18 augustus 2009 op pagina 1986 van het eind proces-verbaal.
10 proces-verbaal van de politie, verhoor van verdachte van 18 augustus 2009, op pagina 1986
11 proces-verbaal van de politie, verhoor van [medeverdachte 3] van 17 augustus 2009, op pagina 1971
12 proces-verbaal van de politie, verhoor van verdachte van 18 augustus 2009, op pagina 1986
13 verklaring van verdachte ter zitting van 30 december 2009 en het proces-verbaal van de politie, verklaring van verdachte, op de pagina's 2080, 2081, 2082 en 2089 (feit 2); 2253, 2254 en 2255 (feit 3); 2341 en 2342 (feit 4)
14 het proces-verbaal van de politie, verklaring van [medeverdachte 2], op de pagina's 2070 (feit 2); 2324, 2325 en 2328 (feit 4)
15 het proces-verbaal van de politie, verklaring van [medeverdachte 1], op de pagina's 2063 (feit 2); 2226 en 2229 (feit 3);
2317 en 2320 (feit 4)
16 het proces-verbaal van de politie op de pagina's 2033 ([slachtoffer 2]), 2016 ([slachtoffer 3]), 2023, 2026, 2027 en 2028 ([slachtoffer 4]), 2041 ([slachtoffer 5]), 2047 en 2048 ([slachtoffer 6])
17 het proces-verbaal van de politie op de pagina's 2136, 2137 en 2138 ([slachtoffer 7]), 2142, 2143 en 2144 ([slachtoffer 8]), 2147 en 2148 ([slachtoffer 18]), 2150, 2151 en 2152 ([slachtoffer 19]), 2172 en 2173 ([slachtoffer 10]), 2176, 2177 en 2178
([slachtoffer 11])
18 het proces-verbaal van de politie op de pagina's 2290 en 2291 ([slachtoffer 14]), 2296, 2297 en 2298 ([slachtoffer 16]), 2300 en 2301 ([slachtoffer 17]), 2303 en 2304 ([slachtoffer 15])
21
Parketnummer: 01/889079-09
[verdachte]