ECLI:NL:RBSHE:2010:BL6000

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825200-09
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de handel in XTC-tabletten en andere verdovende middelen

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 2 maart 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk aanwezig hebben van en handelen in verdovende middelen, waaronder XTC-tabletten, MDMA en hennep. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten die zich hebben voorgedaan in de periode van 1 tot en met 5 april 2009 in Budel en Weert. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 april 2009 in discotheek The Energy te Budel werd betrapt met 31 amfetaminetabletten en dat bij een doorzoeking van zijn woning in Weert diverse andere verdovende middelen werden aangetroffen, waaronder MDMA-tabletten en hennepplanten. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging verworpen dat de exacte hoeveelheid en concentratie van de werkzame stoffen in de tabletten niet relevant zouden zijn voor de strafbaarheid van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen waren en dat de verdachte strafbaar was voor de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had een werkstraf van 140 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden geëist, waarbij rekening werd gehouden met de eerdere veroordeling van de verdachte voor een soortgelijk feit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Tevens is de inbeslaggenomen weegschaal verbeurd verklaard. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven, aangezien deze reeds op 9 april 2009 was geschorst.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825200-09
Datum uitspraak: 02 maart 2010
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
wonende te [postcode] [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 februari 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 januari 2010.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 16 februari 2010 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat (een kopie van de vordering tot wijziging is aangehecht):
1.
hij op of omstreeks 04 april 2009 te Budel, gemeente Cranendonck, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 31, althans meerdere tabletten, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel vermeld
op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(artikel 2 van de Opiumwet)
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2009 tot en met 04 april 2009 te
Weert opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
195, althans meerdere tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende MDMA en/of
114, althans meerdere tabletten, in elk geval een hoeveelheid bevattende
amfetamine,
zijnde MDMA en/of amfetamine (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I;
(artikel 2 van de Opiumwet)
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2009 tot en met 05 april 2009 te
Weert opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres verdachte])
een hoeveelheid van ongeveer 66, althans een groot aantal hennepplanten en/of
delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep en/of
een fles inhoudende ongeveer 500 milliliter 4-hydroxyboterzuur,
zijnde hennep en/of 4-hydroxyboterzuur (een) middel(en) als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet;
(artikel 3 van de Opiumwet)
4.
hij op of omstreeks 04 april 2009 te Budel, gemeente Cranendonck, opzettelijk
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, (een) tablet(ten), in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde
amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
(artikel 2 van de Opiumwet)
De dagvaarding vermeldt tevens een ad informandum gevoegd feit.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen1 en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Feit 1 en feit 4.
Op 4 april 2009 bevond verdachte zich in discotheek The Energy te Budel, gemeente Cranendonck. Door een agent in burger is waargenomen dat hij daar handelingen verrichtte die het vermoeden van het dealen van drugs opleverden2. Verdachte is buiten de discotheek staande gehouden door de politie. Hij had 31 tabletten bij zich3. Deze tabletten zijn getest en blijken amfetamine te bevatten4. Verdachte heeft het bezit van deze amfetaminetabletten bekend. Hij heeft tevens bekend dat hij deze avond in de discotheek twee van deze tabletten aan iemand anders heeft gegeven5.
Feit 2 en 3.
Op 4 april 2009 is de woning van verdachte aan [adres verdachte] te Weert doorzocht. Hierbij werden aangetroffen:
- 190 blauwe tabletten en 5 groene tabletten. Deze tabletten zijn getest en blijken MDMA te bevatten;
- 114 crèmekleurige tabletten. Deze tabletten zijn getest en blijken amfetamine te bevatten6;
- een in werking zijnde hennepkwekerij met 66 planten. Deze planten reageerden positief op een indicatieve henneptest7;
Op 5 april 2009 werd voorts in de woning van verdachte aangetroffen:
- een flesje met daarin ongeveer een halve liter groene vloeistof8. Deze vloeistof is getest en blijkt GHB te bevatten9.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij deze verdovende middelen in zijn woning aanwezig had10.
Het standpunt van de officier van justitie.
Alle feiten zijn wettig en overtuigend te bewijzen.
Het standpunt van de verdediging.
Alle feiten zijn wettig en overtuigend te bewijzen.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen zoals opgenomen onder het kopje vaststaande feiten alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zoals hierna is weergegeven.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 04 april 2009 te Budel, gemeente Cranendonck, opzettelijk aanwezig heeft gehad 31 tabletten van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
in de periode van 1 april 2009 tot en met 04 april 2009 te Weert opzettelijk aanwezig heeft gehad 195 tabletten, van een materiaal bevattende MDMA en 114 tabletten bevattende
amfetamine, zijnde MDMA en amfetamine middelen vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I;
3.
in de periode van 1 april 2009 tot en met 05 april 2009 te Weert opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres verdachte]) een hoeveelheid van 66 hennepplanten en
een fles inhoudende ongeveer 500 milliliter 4-hydroxyboterzuur, zijnde hennep en 4-hydroxyboterzuur middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
op 04 april 2009 te Budel, gemeente Cranendonck, opzettelijk heeft verstrekt tabletten van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 33, 33a, 36d, 57;
Opiumwet art. 2, 3, 10, 11.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert dat aan verdachte voor feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 zal worden opgelegd:
- een werkstraf van 140 uren subsidiair 70 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest;
- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft in het bijzonder in aanmerking genomen enerzijds dat verdachte eerder, in 2004, is veroordeeld voor een soortgelijk feit en anderzijds de lage gehaltes aan strafbare stoffen in de aangetroffen tabletten, het feit dat verdachte een fulltime dienstverband heeft en de medewerking die verdachte aan het onderzoek heeft verleend. Tevens is meegewogen het ad informandum gevoegde feit.
De officier van justitie vordert voorts verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen voorwerpen en opheffing van de voorlopige hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Primair verzoekt de raadsman de rechtbank met het oog op de straftoemeting nogmaals om nader onderzoek te laten uitvoeren naar de exacte gehaltes aan werkzame stoffen in de aangetroffen tabletten. Het valt niet uit te sluiten dat deze gehaltes aan werkzame stoffen dicht tegen nihil aanzitten.
Subsidiair stelt de raadsman dat de door de officier van justitie geëiste straf redelijk is. De raadsman verzoekt de rechtbank om bij de strafbepaling rekening te houden met de medewerking die verdachte aan het onderzoek heeft verleend en met de baan en de hypotheek van verdachte. Hij merkt voorts op dat de aangetroffen hoeveelheden niet abnormaal zijn voor een gebruiker, dat verdachte niet dealt en dat de tabletten aanzienlijk minder werkzame stoffen bevatten dan gebruikelijk. De raadsman refereert zich ten aanzien van het beslag.
Het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft een nader verzoek gedaan om van de in beslag genomen drugs het exacte gehalte strafbaar gestelde stof te laten vaststellen door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI).
De rechtbank stelt allereerst vast dat de Opiumwet slechts verboden stoffen benoemt en niet eist dat er van een dergelijke stof een minimum gehalte aanwezig is in een preparaat van die stof. Bij gericht onderzoek heeft het NFI in de bij verdachte in beslag genomen pillen en vloeistof een aantal in de Opiumwet strafbaar gestelde stoffen vastgesteld. Het nader onderzoek aan een deel van de onder medeverdachte Hoeben in beslag genomen goederen heeft aangetoond dat zich daarin slechts (betrekkelijk) geringe concentraties van de eerder vastgestelde verboden stoffen bevonden. De rechtbank zal die (lage) gehaltes ook als uitgangspunt nemen bij haar verdere beoordeling in de zaak van verdachte. Reeds om die reden is er geen belang aan de zijde van de verdediging om nader onderzoek te doen naar de exacte gehaltes aan verboden stoffen. Daar komt nog bij dat de rechtbank, anders dan de raadsman, niet van oordeel is dat een lager gehalte aan werkzame strafbare stof een evenredig lagere straf zou moeten opleveren. Er ontstaat immers een ander gezondheidsrisico indien zich een minder dan gebruikelijke hoeveelheid van een werkzame verboden stof bevindt in een gebruikerseenheid harddrugs. Een gebruiker die toch het door hem of haar gewenst effect wil verkrijgen zal meer eenheden nemen of andere drugs er bij gebruiken. Ook kan het leiden tot overdosering indien later weer drugs voorhanden zijn van "normale" sterkte. Dit zou wellicht anders zijn in gevallen als geschetst door de raadsman, waarin sprake is van een verdunning van 1 op 100; uit niets is gebleken dat die situatie zich in deze zaak voordoet. De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman af.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Meer in het bijzonder houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden die werden genoemd door de officier van justitie en de raadsman. Zoals hiervoor reeds werd opgemerkt gaat de rechtbank uit van lage concentraties strafbare stoffen in de tabletten die verdachte in bezit had, maar kent daaraan, gezien hetgeen hiervoor is overwogen, niet de betekenis toe die de verdediging daaraan gehecht wenst te zien. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank houdt tevens rekening met het ad informandum gevoegde strafbare feit dat door verdachte ter terechtzitting is erkend.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming met zich meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen weegschaal vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is dat is bestemd tot het begaan van het misdrijf en dit voorwerp ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen viagrapil aan het verkeer onttrokken dient te worden verklaard, omdat blijkens het onderzoek ter terechtzitting deze pil bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane misdrijven is aangetroffen, terwijl dit voorwerp kan dienen tot het begaan of ter voorbereiding van soortgelijke misdrijven, en deze pil toebehoort aan verdachte en van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod
T.a.v. feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet
gegeven verbod
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel:
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4:
Werkstraf voor de duur van 140 uren subsidiair 70 dagen hechtenis met aftrek
overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis
doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4:
Gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met
ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 9 april 2009 reeds geschorst.
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen weegschaal.
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen viagrapil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. K. Visser en mr. A. Venekamp, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.W.A. Kap-Knippels, griffier,
en is uitgesproken op 2 maart 2010.
1 Met Eindpv. wordt bedoeld een eindproces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, afdeling gezamenlijke recherche Valkenswaard +, PL-code PL2200, OPS-dossiernummer 2009055719, afgesloten d.d. 29 mei 2009, aantal doorgenummerde pagina's: 85.
2 Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant1] (Eindpv. pag. 61-62); proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant2] (Eindpv. pag. 63-64).
3 Proces-verbaal aanhouding door [verbalisant3] (Eindpv. pag. 26-27); proces-verbaal van [verbalisant4] (Eindpv. pag. 65-66).
4 Aanvullend proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant5] d.d. 23 april 2009; NFI-rapport d.d. 23 april 2009 van ing. [medewerker] met kenmerk 2009055719-28.
5 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 16 februari 2010: verklaring van verdachte.
6 Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant6], [verbalisant7], [verbalisant8] en [verbalisant9] (Eindpv. pag. 37-38); proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant10] (Eindpv. pag. 67-68); aanvullend proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant5] d.d. 23 april 2009; NFI-rapport d.d. 23 april 2009 van ing. [medewerker] met kenmerk 2009055719-28.
7 Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisantt11] en [verbalisant12] (Eindpv. pag. 9-12).
8 Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant6] en [verbalisant10] (Eindpv. pag. 39); proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant10] (Eindpv. pag. 73-74).
9 Aanvullend proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant5] d.d. 23 april 2009; NFI-rapport d.d. 23 april 2009 van ing. [medewerker] met kenmerk 2009055719-28.
10 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 16 februari 2010: verklaring van verdachte.
??
??
8
Parketnummer: 01/825200-09
[verdachte]