ECLI:NL:RBSHE:2010:BO7996

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/849857-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag bewezen in plaats van moord na vechtpartij op camping in Oss

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 21 december 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een fatale vechtpartij op een camping in Oss in november 2008. De verdachte werd beschuldigd van moord, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor doodslag. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, na een woordenwisseling met het slachtoffer, een kopstoot had gegeven en het slachtoffer meermalen had geschopt en getrapt, terwijl deze op de grond lag. Het slachtoffer overleed als gevolg van de opgelopen verwondingen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk het leven van het slachtoffer had beëindigd, maar oordeelde dat er geen sprake was van voorbedachten rade. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, met aftrek van voorarrest, en moest een schadevergoeding van € 1.917,- betalen aan de nabestaanden van het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de ernst van het delict en de impact op de nabestaanden, maar ook met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn geestelijke gezondheid en de invloed van alcohol op zijn gedrag. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet met voorbedachten rade had gehandeld, maar vanuit een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/849857-08
Datum uitspraak: 21 december 2010
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
thans gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 januari 2010, 16 april 2010, 13 juli 2010, 5 oktober 2010 en 7 december 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 2 oktober 2009.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in de periode van 29 november 2008 tot en met 30 november 2008 te Oss,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk en/of met voorbedachten rade een persoon genaamd
[slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte
en/of zijn mededader(s) met dat opzet en/of na kalm beraad en rustig overleg,
die [slachtoffer] een kopstoot (tegen diens hoofd) gegeven en/of
meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op het hoofd/aangezicht en/of
de hals/nek van die [slachtoffer] getrapt en/of geschopt en/of gestampt en/of
geslagen,
althans heftig botsend geweld toegepast op het hoofd/aangezicht en/of de
hals/nek van die [slachtoffer],
tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
[artikel 289/287 van het Wetboek van Strafrecht]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 29 november 2008 tot en met 30 november
2008 te Oss, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk
en/of met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel (te weten ernstig letsel
en/of breuken aan de schedel en/of aangezichtschedel en/of hersenen en/of
hals), heeft toegebracht, door deze [slachtoffer] opzettelijk en/of met
voorbedachten rade
een kopstoot (tegen diens hoofd) te geven en/of
meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op het hoofd/aangezicht en/of
de hals/nek van die [slachtoffer] te trappen en/of schoppen en/of stampen en/of
slaan,
althans heftig botsend geweld toe te passen op het hoofd/aangezicht en/of de
hals/nek van die [slachtoffer],
terwijl dit feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
[artikel 303/302 Wetboek van Strafrecht]
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Op 30 november 2008 te 00.28 uur kwam bij de 112 centrale een melding binnen van een onbekende Engels sprekende man, die mededeelde dat hij een ambulance nodig had op camping De Naaldhof te Oss. De melder vertelde dat hij een jongen had gevonden die helemaal in het bloed lag en dat hij zijn pols niet kon voelen. Op 30 november 2008 omstreeks 00.40 uur werd door de meldkamer van de politie regio Brabant Noord een surveillance-eenheid gestuurd naar de [adres] te Oss, waar in de caravan met het nummer [nummer caravan], een gewonde man zou liggen. De surveillance-eenheid kwam omstreeks 00.50 uur ter plaatse aan. De genoemde locatie bleek camping "De Naaldhof"te zijn. Het bleek niet om caravan nummer [nummer caravan] te gaan, maar om nummer [2e nummer caravan ]. In de rechts gelegen slaapkamer van de caravan, gezien vanuit de woonkamer, werd een man aangetroffen, die op zijn buik op de grond lag. Rondom het hoofd van de man was een plas bloed zichtbaar. Door de medewerkers van de ambulancedienst werd vastgesteld dat de situatie van het slachtoffer kritiek was. Door één van de verbalisanten werd vastgesteld dat op beide ogen van het slachtoffer zwellingen zichtbaar waren, dat zijn gehele hoofd was bedekt met bloed en dat op zijn borst blauwe plekken zichtbaar waren.
In de kleding van het slachtoffer werden een mobiele telefoon, alsmede een identiteitskaart en een bankpas van de Citibank Handlowy aangetroffen en inbeslaggenomen, beiden op naam van [slachtoffer], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1.
De arts en patholoog Ann Maes concludeert in haar rapport dat [slachtoffer], 35 jaar oud geworden, is overleden aan de gevolgen van meermalen toegepast heftig botsend geweld op het hoofd, het aangezicht en de hals .
De gevonden hersenletsels verklaren het overlijden zonder meer. De breuken in de aangezichtsschedel hebben een bijdrage geleverd aan het overlijden. En de halsletsels hebben zeker een bijdrage aan het overlijden geleverd.
Een deel van het schedelhersenletsel en/of letsels aan het aangezicht kunnen zijn veroorzaakt door stampen met een ongeschoeide voet
Ten aanzien van de halsletsels houdt het rapport in dat ook trappen en/of stampen met een ongeschoeide voet tot de mogelijkheden behoort.2
Naar aanleiding van een nadere vraag van het openbaar ministerie heeft genoemde patholoog aanvullend gerapporteerd, onder meer inhoudende dat rapporteur niet kan uitsluiten dat de letsels deels het gevolg zijn geweest van stampen met een ongeschoeide voet of voeten 3.
Ná 23.00 uur op 29 november 2008 en gedurende enige tijd waren verdachte, het slachtoffer [slachtoffer] en [getuige 1] als enigen aanwezig in de caravan nummer [2e nummer caravan ] op camping "De Naaldhof" te Oss 4 5.
Op een moment gelegen tussen 29 november 2008 kort ná 23.00 uur en 30 november 2008 te 00.28 uur (tijdstip melding) is er ruzie ontstaan tussen verdachte en het slachtoffer 6 7.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte verantwoordelijk is voor de dood van [slachtoffer]. Bewezen kan worden dat verdachte het slachtoffer met voorbedachten rade heeft gedood. Als bewijs voert de officier van justitie met name aan de verklaring van de getuige [getuige 1] ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige 2] en de technische- en tactische onderzoeksbevindingen. Daarentegen is de verklaring van verdachte waarin hij zijn verhaal doet in een laat stadium gedaan en (mede daardoor) ongeloofwaardig en in strijd met de andere bewijsmiddelen. Een en ander als door de officier van justitie is weergegeven in haar ter terechtzitting overgelegd en op schrift gesteld requisitoir welke als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
Het standpunt van de verdediging.
In tegenstelling tot de officier van justitie stelt de verdediging zich op het standpunt dat geen enkel wettig en overtuigend bewijs voor het tenlastegelegde feit aanwezig is.
De verklaring van getuige [getuige 1], afgelegd op 2 december 2008 om 17.49 uur 8 is niet bruikbaar voor het bewijs. Hij is in die verklaring aan het fantaseren.
De door verdachte verrichte handelingen kunnen de dood van [slachtoffer] niet verklaren. Het ligt voor de hand dat een ander tijdens de afwezigheid van verdachte dodelijk c.q. fataal letsel heeft toegebracht met een hard voorwerp. Een ander persoon heeft met geschoeide voet tegen het hoofd van het slachtoffer geschopt, wellicht met dodelijke gevolgen. Er is geen bewijs voor een nauwe en volledige samenwerking en ook niet voor (voorwaardelijk) opzet: éénmaal schoppen is daartoe onvoldoende. Een ander zoals nader wordt omschreven in de pleitnota waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan:
Naar het oordeel van de rechtbank zijn alle door de getuige [getuige 1] afgelegde verklaringen bij de politie en ook die bij de rechter-commissaris bruikbaar voor het bewijs.
Zijn verklaringen komen in hoofdlijnen met elkaar overeen en op essentiële onderdelen blijft de getuige telkens bij zijn eerder afgelegde verklaringen, zoals hij ook expliciet aangeeft bij zijn op 24 juni 2010 bij de rechter-commissaris onder ede afgelegde verklaring.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat het slachtoffer [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer]) op enig moment, gelegen na 23.00 uur, naar zijn slaapkamer ging. Op dat moment werd iets gezegd door [slachtoffer]. Verdachte (hierna te noemen: [voornaam verdachte]) liep naar [slachtoffer] toe en zei iets terug. Ze spraken onaangenaam tegen elkaar. In de deuropening (rechtbank: hier dient te worden ingelezen "van de slaapkamer") van [slachtoffer] ontstond een schermutseling, het was trekken en duwen. [getuige 1] zag dat [voornaam verdachte] plots [slachtoffer] een kopstoot gaf. Hij zag dat die kopstoot in het gezicht van [slachtoffer] terecht kwam. Hij zag dat [slachtoffer] struikelde of iets en dat hij gevolgd door [voornaam verdachte] de kamer in "viel". Hij zag dat hierna een gevecht ontstond. Hij zag in ieder geval geduw en getrap. Hij verloor [slachtoffer] uit het zicht en hij zag dat hierna [voornaam verdachte] schoppende dan wel trappende bewegingen maakte in de richting waar hij [slachtoffer] vermoedde.
[Voornaam verdachte] pakte de bovenrand van het stapelbed een hield dit vast. Vervolgens schopte hij [slachtoffer] vele malen of trapte hij hem 9.
Vervolgens ziet hij dat [voornaam verdachte] plots de slaapkamer verlaat. Hij zag dat [voornaam verdachte] hierna de slaapkamer weer binnenging en [slachtoffer] weer begon te schoppen/of trappen 10.
Hij denkt dat [voornaam verdachte] sokken aanhad. Eerder die avond bij het maken van een spagaat was hij op sokken 11
[Getuige 3] 12verklaart dat verdachte eerder die avond, toen hij een spagaat maakte, op blote voeten was.
Tijdens het verhoor van [getuige 1] gaf deze te kennen dat hij zijn verklaring wilde verduidelijken door de situatie na te spelen. Dit was telkens bij de passages waarin getuige [getuige 1] verklaarde over de mishandeling van het slachtoffer [slachtoffer] door [verdachte].
Getuige [getuige 1] pakt denkbeeldig met twee handen de bedrand vast, ongeveer op schouderhoogte. Getuige maakt vervolgens recht omlaag gaande stampbewegingen met zijn voet, daarbij de bedrand vasthoudend en zegt daarbij dat hij niet meer wist of [voornaam verdachte] de bedrand met een of twee handen vasthield. Getuige verklaart tevens dat [voornaam verdachte] bijna zeker niet tegen de benen van [slachtoffer] trapte maar vermoedelijk tegen zijn bovenlijf of hoofd. Hij geeft aan dit af te leiden van de plaats waar hij het lichaam van [slachtoffer] vermoedde en de plaats waar hij [voornaam verdachte] naar toe zag schoppen en trappen 13.
Op 30 november 2008, ná het gebeurde, is verdachte vertrokken richting Polen als passagier samen met [persoon 1] in de auto van [getuige 2]14. [Getuige 2] heeft daarover verklaard dat zij in de avond zijn vertrokken, na de verhoren. De kerel (rechtbank: lees "verdachte") achterin is wakker geworden. Hij zei dat hij zijn medebewoner had geslagen. Ze waren samen aan het drinken. En toen begon deze huisgenoot hem te beledigen en toen heeft hij hem geslagen Hij zei zo: "als hij mij niet zo zou uitdagen, dan zou ik hem niet geschopt hebben". Uit de woorden van de man van de foto (rechtbank: betreft verdachte) bleek dat hij deze huisgenoot zo erg had geschopt dat hij bij de politie niet kon toegeven dat de schoenen van hem waren. Hij weet dat er iets met de schoenen was en dat de politie deze schoenen heeft veiliggesteld. Hij vertelde dat die andere ze in het gezicht had gekregen. Hij vertelde dat hij zijn gezicht heeft verpletterd 15.
Verdachte heeft ten overstaan van de politie16 en ter terechtzitting17 verklaard dat hij het slachtoffer een kopstoot heeft gegeven en éénmaal in het gezicht heeft geschopt met blote voeten.
De rechtbank is, gelet op de vaststaande feiten en bovenstaande bewijsmiddelen, van oordeel dat verdachte, [slachtoffer] een kopstoot heeft gegeven en op meerdere momenten meerdere malen heeft geschopt en getrapt tegen het hoofd, het gezicht en de hals van die [slachtoffer], terwijl deze op de grond lag.
Beoordeling van de verklaringen van verdachte
Anders dan de raadsman gaat de rechtbank niet uit van de verklaring van verdachte dat hij uitsluitend één kopstoot en één schop heeft gegeven en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte in zijn verklaring als getuige op 30 november 2008 en in zijn verklaringen als verdachte bij de politie en de rechter-commissaris afgelegd in de periode van 8 april 2009 tot en met 22 juli 2009 steeds heeft ontkend dat hij tussen ongeveer 20.00 uur op 29 november 2008 en iets na middernacht op 30 november 2008 in caravan nummer [2e nummer caravan ] aanwezig is geweest.
Eerst op 23 september 2009 18en in zijn daarna afgelegde verklaringen ook ter zitting, heeft hij verklaard gedurende die uren wel in de caravan te zijn geweest. Dit doet naar het oordeel van de rechtbank afbreuk aan de betrouwbaarheid van zijn verklaringen.
Verdachte verklaart onder meer dat hij die avond drie bezoekers van [slachtoffer] ( de rechtbank leest : [getuige 4], [getuige 5] en [getuige 6]) gevraagd heeft naar
huis te gaan 19. Dit, nadat de sfeer was veranderd in ruzie 20.
[Slachtoffer], [getuige 1] en hij bleven in de caravan achter en [slachtoffer] zei "wie ben jij om mijn bezoek naar huis te sturen?". [Slachtoffer] rende naar hem toe, zei hem te vermoorden en schopte hem tegen zijn borstkas.
Verdachte gaf [slachtoffer], staand voor het aanrecht een kopstoot, [getuige 1] sloeg [slachtoffer] in zijn nek en verdachte schopte [slachtoffer] vervolgens in het gezicht. Hij viel toen in de woonkamer op de grond 21.
Daarna rende verdachte uit de caravan. Bij terugkomst trof hij [slachtoffer] zwaar gewond aan in de woonkamer voor de slaapkamer van [slachtoffer].( Ter zitting heeft verdachte de plaats aangewezen op een plattegrond van de caravan. Hij wees daarop dezelfde plaats aan als hij tijdens zijn verhoor bij de politie op 1 oktober 2009 heeft aangegeven 22.
De rechtbank acht deze verklaringen van verdachte over de aanleiding van en de plaats waar het door hem toegepaste geweld zou hebben plaatsgevonden volstrekt ongeloofwaardig.
Zowel [getuige 4] 23als [getuige 5] 24hebben verklaard dat zij rond 23.00 uur de caravan hebben verlaten omdat het bier op was. [Getuige 4] 25, [getuige 5] 26 en [getuige 6] 27verklaren dat er geen ruzie was en dat de sfeer gezellig was.
Voorts verklaren [getuige 4] 28en [getuige 5] 29dat [getuige 1] op dat moment ook is weggegaan.
Ook [getuige 1] verklaart dat toen hij rond 23.00 uur uit de caravan vertrok de sfeer goed was 30
Geen van de vier getuigen verklaart dat verdachte hen zou hebben gevraagd te vertrekken.
Ten aanzien van de plaats van het geweld heeft getuige [getuige 1] verklaard dat dit zich na de kopstoot heeft afgespeeld in de slaapkamer van [slachtoffer] 31.
Het NFI-rapport d.d. 18 februari 2009 ( Bloedspoorpatroononderzoek) ondersteunt die verklaring. Dit rapport houdt onder meer in dat verspreid in de rechter slaapkamer ( de rechtbank leest: van [slachtoffer]) een zeer grote concentratie bloed en een zeer groot aantal bloedspatten is aangetroffen 32.
Nu de rechtbank verdachte's verklaringen over de aanleiding van het geweld en de plaats van het geweld als ongeloofwaardig terzijde stelt, hecht zij ook geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij na een kopstoot en één schop de caravan zou hebben verlaten.
Zijn verklaring wordt ook door geen enkel bewijsmiddel ondersteund.
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat tijdens de afwezigheid van verdachte [getuige 1] of een andere onbekende persoon het slachtoffer met een hard voorwerp dodelijk letsel heeft toegebracht of met geschoeide voeten tegen het hoofd heeft geschopt, wellicht met dodelijke gevolgen.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
De rechtbank is van oordeel dat noch uit de verklaringen van getuigen noch uit het technisch- en tactisch onderzoek enig aanknopingspunt is af te leiden voor deze stelling.
Oorzaak overlijden [slachtoffer]
Zoals hierboven reeds is aangegeven gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte aan [slachtoffer] een kopstoot heeft gegeven en hem op meerdere momenten met ongeschoeide voeten heeft geschopt en getrapt tegen het hoofd, het gezicht en de hals, terwijl [slachtoffer] op de grond lag.
Op grond van voornoemd NFI-rapport van 29 april 2009 33en het aanvullende
NFI- rapport van 6 november 2009 34is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer] is overleden als gevolg van het door verdachte toegepaste geweld.
De omstandigheid dat volgens het rapport van 6 november 2009 het letsel links in de slaapstreek met een min of meer rechthoekige vorm zeker niet het gevolg is geweest van stampen met een ongeschoeide voet, doet daaraan niet af nu dit slechts een onderdeel vormt van een hele serie letsels die het overlijden van het slachtoffer blijkens voornoemd NFI-rapport van 26 april 2009 deels zonder meer verklaren en deels een bijdrage hebben geleverd aan het overlijden.
Opzet
De rechtbank leidt uit de getuigeverklaringen van [getuige 1], in combinatie met het proces-verbaal van bevindingen 35, inhoudende een beschrijving van de wijze waarop verdachte volgens [getuige 1] het op de grond liggende slachtoffer heeft geschopt en getrapt en voorts uit meergenoemd NFI-rapport van 26 april 2009 af, dat verdachte het slachtoffer veelvuldig en met kracht op het gezicht, de hals en het hoofd heeft geschopt en getrapt.
Naar het oordeel van de rechtbank is de kans dat een dergelijk bij voortduring toegepast en heftig geweld, uitgeoefend op vitale onderdelen van het lichaam van het slachtoffer ( te weten hoofd, hals en gezicht) tot de dood van het slachtoffer leidt, naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te noemen.
Verdachte heeft door aldus te handelen de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden, bewust aanvaard.
Voorbedachten rade
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Na elke schop of trap had verdachte zich kunnen beraden en had hij kunnen stoppen.
Voor bewezenverklaring van voorbedachten rade dient vast te komen staan dat verdachte de tijd had zich te beraden op het te nemen of genomen besluit zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Uit de getuigenverklaringen van [getuige 1] volgt dat er slechts zeer korte tijd heeft gezeten tussen de woordenwisseling tussen verdachte en [slachtoffer] en de aanvang van het door verdachte toegepaste geweld.
De geweldshandelingen hebben voorts - op een korte onderbreking na- aansluitend en doorlopend plaatsgevonden. Volgens [getuige 1] kookte verdachte kennelijk van woede 36.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte aldus handelend niet de tijd heeft gehad zich te beraden op het door hem te nemen of genomen besluit [slachtoffer] van het leven te beroven.
Daarbij betrekt de rechtbank nog dat niet is vast te stellen op welk moment het letsel is toegebracht dat later tot de dood van het slachtoffer heeft geleid.
Op grond van voornoemde verklaring van [getuige 1] gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte niet met voorbedachten rade heeft gehandeld maar vanuit een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, te weten woede naar aanleiding van een opmerking van het slachtoffer.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
in de periode van 29 november 2008 tot en met 30 november 2008 te Oss,
opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer] een kopstoot tegen diens hoofd gegeven en meermalen met kracht tegen/op het hoofd/aangezicht en de hals/nek van die [slachtoffer] getrapt en/of geschopt en/of gestampt tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Bewezen moord:
Een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaar met aftrek van voorarrest.
Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [nabestaande] tot een bedrag van
€ 1.917,-, tevens met oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft geconcludeerd tot vrijspraak en heeft zich niet uitgelaten over een mogelijke straftoemeting. Zij concludeert voorts tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder rekening gehouden met de volgende omstandigheden.
- De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan één van de ergste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent, waarvan de gevolgen onomkeerbaar zijn. Daardoor heeft hij de nabestaanden van [slachtoffer] - waaronder diens moeder - onherstelbaar verdriet berokkend. De rechtbank rekent verdachte het buitengewoon gewelddadig karakter van zijn handelen zwaar aan, met name het feit dat hij het slachtoffer meermaals tegen het hoofd/hals heeft geschopt/getrapt, ook toen het slachtoffer reeds op de grond lag. Het slachtoffer is als gevolg hiervan zodanig verminkt dat zijn zus hem niet herkende. Door deze gruwelijke gebeurtenis, is het verlies voor de familie van het slachtoffer des te schokkender en het verdriet des te moeilijker te dragen. Dit wordt nog versterkt door het feit dat verdachte blijkens het onderzoek ter terechtzitting meer bezig is met zijn eigen toekomst, dan dat hij doet blijken van berouw of besef van wat hij de nabestaanden heeft aangedaan, of van medeleven met de nabestaanden.
Voor wat betreft de persoon en de persoonlijke omstandigheden heeft de rechtbank gelet op de inhoud van omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapporten door I. Smoktunowicz, psychiater, van 19 november 2009 en E. Sosinowska-Mlicki, psycholoog, d.d. 14 november 2009.
- Uit het psychiatrisch rapport blijkt dat het door hem gepleegde strafbare feit in licht
verminderde mate aan hem kan worden toegerekend. Dit rapport houdt voorts onder
meer zakelijk weergegeven in:
Betrokkene is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische, antisociale, maar ook psychopathische kenmerken. Daarbij is tevens sprake van een niet nader gespecificeerd alcoholprobleem, in ieder geval misbruik van.
Deze stoornis beïnvloedt de gedragskeuzes en gedrag ook ten tijde van het tenlastegelegde. In grote mate is het gedrag van betrokkene te verklaren door zijn persoonlijkheidsstoornis in combinatie met de ontremmende werking van alcohol.
- Ook uit het psychologisch rapport blijkt dat de aanwezigheid en doorwerking van
persoonlijkheidsstoornis kan leiden tot een vermindering van de
toerekeningsvatbaarheid van de betrokkene. Dit rapport houdt onder meer in:
Betrokkene heeft een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens die gediagnosticeerd wordt als persoonlijkheidsstoornis NAO met overwegende antisociale en enkele narcistische kenmerken. Ten tijde van het tenlastegelegde was de persoonlijkheidsstoornis al aanwezig. Met hoge zekerheid kan gezegd worden dat deze stoornis in grote mate invloed heeft gehad op gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde.
- Genoemde psychiater en psycholoog zien weinig tot geen mogelijkheden voor behandeling van verdachte. De psycholoog concludeert dat mogelijke interventies weinig invloed kunnen hebben op betere sociale aanpassing van betrokkene. Volgens de psychiater zou theoretisch, gelet op de door verdachte toegegeven gepleegde feiten, een behandeling gericht op zelfinzicht enige verbetering in de zin van sociale aanpassing kunnen bewerkstelligen. Beiden geven aan dat het bewerken van motivatie om zich te onthouden van alcohol van wezenlijk belang zou zijn. De psychiater geeft daarbij vervolgens aan dat beide rapporteurs weinig kans van slagen zien van een eventuele behandeling - naast gevangenisstraf - wegens de Poolse afkomst van verdachte en de niet te overbruggen culturele en taal barrière. Zij concludeert vervolgens dat gezien de persoonlijkheidspathologie van verdachte er weinig kans op echte verbetering bestaat, zeker indien het hem tenlastegelegde bewezen zou worden.
Gelet op deze overwegingen is de rechtbank dan ook van oordeel dat, in verband met een juiste normhandhaving, alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie en de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De vordering van de benadeelde partij [nabestaande].
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
10, 24c, 27, 36f, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
primair
doodslag
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. primair:
Gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. primair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.917,00 subsidiair 29 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [nabestaande] van een bedrag van EUR 1.917,-
(zegge: duizendnegenhonderdzeventien euro), bij gebreke van betaling en verhaal
te vervangen door 29 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële
schadevergoeding (post 1, 2, 3 en 4 ).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [nabestaande], van een bedrag
van EUR 1.917,- (zegge: duizendnegenhonderdzeventien euro), te weten materiële
schadevergoeding (post 1, 2, 3 en 4 ).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.M.P. Willemse, voorzitter,
mr. E.W. van den Heuvel en mr. M.E. Smorenburg, leden,
in tegenwoordigheid van L.D. Wittenberg, griffier,
en is uitgesproken op 21 december 2010.
1 Bevindingen verbalisanten (pg. 13 en 14 van het einddossier regiopolitie Brabant-Noord,
TGO [naam onderzoek], sluitingsdatum 27 augustus 2009, totaal genummerde pagina's 2312, hierna
te noemen "einddossier".
2 Deskundigenrapport van het NFI opgemaakt door A. Maes, patholoog, d.d. 29 april 2009
naar aanleiding van de mogelijke niet natuurlijke dood van [slachtoffer]
3 aanvullend rapport van de patholoog A. Maes d.d. 6 november 2009
4 Verklaring [getuige 1] (einddossier: pg. 406 en 412)
5 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 7 december 2010
6 Verklaring [getuige 1] einddossier: pg. 407, 408, 412 en 438)
7 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 7 december 2010
8 Verklaring [getuige 1] (einddossier: pg. 410-422)
9 Verklaring [getuige 1] (einddossier: pg. 424)
10 Verklaring [getuige 1] (einddossier: pg. 412)
11 Verklaring [getuige 1] (einddossier: pg. 448)
12 Verklaring [getuige 5] (einddossier: pg. 766)
13 Bevindingen verbalisanten (einddossier: pg. 429 en 430)
14 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 7 december 2010
15 Verklaring [getuige 2] (einddossier: met name pg. 1075, 1077 en 1079)
16 Verklaring verdachte (aanvullend proces-verbaal van de politie Brabant Noord, TGO
[naam onderzoek] , ten behoeve van pro forma zitting van 19 januari 2010, nr. 29-063306: pg. 5, 15,
51 en 52))
17 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 7 december 2010.
18 Verklaring verdachte (aanvullend proces-verbaal van de politie Brabant Noord, TGO
[naam onderzoek], ten behoeve van pro forma zitting van 19 januari 2010, nr. 29-063306: pg. 5)
19 Idem noot 18
20 Verklaring verdachte (zie aanvullend proces-verbaal [noot 18]: pg. 14)
21 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 7 december 2010
22 Verklaring verdachte (zie aanvullend proces-verbaal [noot 18]: pg. 18 en 28)
23 Verklaring [getuige 4] (einddossier: pg. 752)
24 Verklaring [getuige 5] (einddossier: pg. 764)
25 Verklaring [getuige 4] (einddossier: pg. 752)
26 Verklaring [getuige 5] (einddossier: pg. 764)
27 Verklaring [getuige 6] (einddossier: pg. 771)
28 Idem noot 25
29 Idem noot 26
30 Verklaring [getuige 1] (einddossier: pg. 411)
31 Verklaring [getuige 1] (einddossier: pg. 412)
32 Conclusie rapport NFI d.d. 18 februari 2009 (pg. 18 van het rapport gelijk aan pg. 2191
van het einddossier)
33 Idem noot 2
34 Idem noot 3
35 Idem noot 13
36 Verklaring [getuige 1] (einddossier: pg. 412)