De rol van verdachte [medeverdachte 2].
De rechtbank acht de navolgende feiten en omstandigheden ten aanzien van de rol van [medeverdachte 2] van belang.
[medeverdachte 2] wist dat sprake was van vijandigheid tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer] . In de vroege ochtend van 06 december 2009 belde zij [verdachte] met het verzoek om langs te komen . Naar aanleiding van dit telefoontje besloot [verdachte] om een extra paar schoenen en handschoenen mee te nemen . Gedrieën bespraken zij de bedreigingen die door [slachtoffer] werden geuit.
[verdachte] heeft verklaard dat op die ochtend het vuurwapen van [medeverdachte 1] op de salontafel lag en ook dat [medeverdachte 1] dat wapen de laatste weken altijd in het zicht had liggen . Dit wordt door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ontkend. De rechtbank hecht desondanks geloof aan deze verklaring van [verdachte], gelet op het feit dat deze verklaring ook voor hemzelf belastend is en er geen aanwijzingen zijn dat [verdachte] redenen heeft om hierover te liegen. Dit leidt tot de conclusie dat [medeverdachte 2] dit vuurwapen ook moet hebben gezien.
[medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte] besloten met zijn drieën naar de woning van [slachtoffer] te vertrekken. [verdachte] heeft verklaard dat hij er van uitging dat [medeverdachte 1] het vuurwapen mee zou nemen, omdat hij dit eigenlijk altijd bij zich had . Dit moet [medeverdachte 2] ook bekend zijn geweest. [medeverdachte 2] heeft bovendien verklaard dat zij wel eens eerder met [medeverdachte 1] bij [slachtoffer] is geweest en dat [medeverdachte 1] toen ook een vuurwapen in zijn broek had gedaan .
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] voor het vertrek naar de woning de accu uit zijn mobiele telefoon heeft gehaald en tegen haar heeft gezegd dat zij haar mobiele telefoon (van het merk Alcatel) moest thuislaten . Ook [verdachte] liet zijn mobiele telefoon in de woning van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] achter. [verdachte] verwisselde zijn schoenen .
[medeverdachte 1] parkeerde zijn auto niet bij de flat waar [slachtoffer] woont, maar een stuk verderop .
Afgesproken werd dat [medeverdachte 2] zou aanbellen bij [slachtoffer] en alleen naar binnen zou gaan. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij tegen [medeverdachte 2] heeft gezegd dat zij de voordeur van de woning op een kier moest laten staan . [medeverdachte 2] ontkent dit. De rechtbank stelt vast dat aan de buitenzijde van de voordeur geen braaksporen zijn aangetroffen, terwijl [medeverdachte 1] en [verdachte] wel de flat zijn binnengegaan. Bovendien verklaren zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] dat de voordeur van de woning op een kier stond, toen zij bij de woning arriveerden. Dit kan worden verklaard door de afspraak die [medeverdachte 1] zegt met [medeverdachte 2] te hebben gemaakt. [medeverdachte 2] bevond zich op dat moment in de woning van [slachtoffer], waar zij bier dronk en een sigaret rookte.
Toen in de woning de confrontatie tussen [slachtoffer] en [medeverdachte 1] plaatsvond, greep zij niet in. Ook niet nadat er een schot was gevallen. Twee getuigen, [getuige 2] en [getuige 4], hebben verklaard dat zij vóór het tweede schot een vrouwenstem hebben horen roepen: “Schiet hem, schiet hem”. De enige vrouw die hiervoor in aanmerking komt, is [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] ontkent dat zij deze woorden heeft geroepen. De rechtbank acht de verklaring van beide genoemde getuigen betrouwbaar. Getuige [getuige 2] verklaarde hier onmiddellijk over in haar 112-melding die zij vrijwel direct na het schot op de galerij deed. Deze getuige heeft dit ook kunnen horen. Zij bevond zich in de slaapkamer langs de galerij van de woning voor welke het slachtoffer is aangetroffen. [verdachte] verklaart bovendien dat [medeverdachte 2] vrijwel direct na [medeverdachte 1] ook door de voordeur naar buiten is gestapt en dat hij buiten kwade stemmen hoorde, waaronder een vrouwenstem . De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van [medeverdachte 2] dat zij niets van het schieten heeft meegekregen. [medeverdachte 2] is vervolgens over het lichaam van [slachtoffer] heen gestapt, zonder zich om hem te bekommeren. Ze begaf zich naar de auto van [medeverdachte 1] en reed met hem en [verdachte] weg .
[verdachte] haalde de simkaart uit haar telefoon en verbrandde deze met de mededeling dat dit nodig was in verband met traceerbaarheid .