ECLI:NL:RBSHE:2010:BV6183

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825111-10
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord en opzetheling in Geldrop

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 22 september 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met medeverdachten betrokken was bij de moord op [slachtoffer] op 6 december 2009 in Geldrop. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten met voorbedachten rade en opzettelijk [slachtoffer] van het leven hebben beroofd. De feiten zijn als volgt: op de dag van de moord zijn de verdachte en zijn medeverdachten naar de woning van [slachtoffer] gegaan, waar een gewelddadige confrontatie plaatsvond. [medeverdachte 1] heeft met een vuurwapen op [slachtoffer] geschoten, wat resulteerde in diens overlijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de vijandigheid tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer] en dat hij zich bewust was van de mogelijkheid van geweld. De verdachte heeft geen actie ondernomen om de confrontatie te voorkomen en heeft na de moord sporen gewist. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan medeplegen van moord en opzetheling, en hem een gevangenisstraf van acht jaar opgelegd, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 6.904,31 toegewezen aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de nabestaanden in haar overwegingen meegenomen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825111-10
Datum uitspraak: 22 september 2010
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1982],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 juni 2010 en 8 september 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 mei 2010.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 08 september 2010 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 06 december 2009 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
en al dan niet en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft
beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn
mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
met een vuurwapen (meermalen) een of meer kogel(s) in de richting van
voornoemde [slachtoffer] afgevuurd, waarbij die [slachtoffer] door één van die
kogels is getroffen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
(artikel 289/287 jo. 47 Wetboek van Strafrecht)
1. subsidiair
(A)
[medeverdachte 1] op of omstreeks 06 december 2009 te Geldrop, gemeente
Geldrop-Mierlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk en al dan niet en met voorbedachten rade [slachtoffer] van
het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben [medeverdachte 1] en/of (een of meer van)
zijn mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig
overleg, met een vuurwapen een of meer kogel(s) in de richting van voornoemde
[slachtoffer] afgevuurd, waarbij die [slachtoffer] door één van die kogels is
getroffen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 06
december 2009 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo en/of Gemert, gemeente
Gemert-Bakel, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest,
door opzettelijk
- zich met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (terwijl hij wist dat [medeverdachte 1] een vuurwapen
bij zich droeg en/of wist van onenigheid tussen die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en
die [slachtoffer]) naar de flat van die [slachtoffer] te begeven en/of (vervolgens)
nadat hij, verdachte, en/of [medeverdachte 1] gezien heeft/hebben, dat die [medeverdachte 2] de
hoofdingang van de flat had gepasseerd, zich na enige tijd naar de woning van
[slachtoffer] te begeven en/of zich in de hal van de woning van [slachtoffer] op te
houden en/of schuil te houden (teneinde die [medeverdachte 1] te helpen bij een mogelijk
treffen tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer]) en/of daardoor bij te dragen aan een
bedreigende sfeer voor die [slachtoffer] en/of (nadat het tot een treffen was
gekomen in de woning tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer]) de doorgang naar buiten voor
die [slachtoffer] te blokkeren
(artikel 289/287 jo. 48 Wetboek van Strafrecht)
EN/OF
(B)
hij op of omstreeks 06 december 2009 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, nadat een
misdrijf, te weten de overtreding van artikel 289 of 287 Wetboek van
Strafrecht, was gepleegd, met het oogmerk om het te bedekken en/of om de
nasporing en/of om de vervolging te beletten en/of te bemoeilijken,
- de simkaart uit de telefoon van [medeverdachte 2] heeft verwijderd en/of (vervolgens)
in brand heeft gestoken en/of
- kleding en/of schoeisel van [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of zichzelf en/of de
sleutels van [slachtoffer] in een of meer vuilniszak(ken) heeft gestopt en/of
achter een wandje op zijn zolder heeft verborgen, althans gelegd en/of deze
(na enige tijd) heeft weggemaakt/weggegooid;
(artikel 189 Wetboek van Strafrecht)
2. primair
hij op of omstreeks 06 december 2009 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee
(met inhoud) en/of een of meer sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
2. subsidiair
hij op of omstreeks 06 december te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo en/of Helmond
en/of Gemert, gemeente Gemert-Bakel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een portemonnee (met inhoud) en/of een of meer sleutel(s) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde portemonnee (met inhoud) en/of een of meer sleutel(s) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
(artikel 416 Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Het verzoek van de verdediging strekkende tot aanhouding van de behandeling.
De verdediging heeft in tweede termijn verzocht de behandeling ter zitting aan te houden teneinde geluidsopnamen van de verhoren van verdachte [verdachte] te beluisteren. De rechtbank wijst dit verzoek af. De noodzaak tot het beluisteren van deze opnamen is niet gebleken. De verklaringen van [verdachte] zijn uitgewerkt in processen-verbaal die op ambtseed en/of ambtsbelofte zijn opgemaakt. [verdachte] heeft deze processen-verbaal mede-ondertekend. De verdediging heeft niet onderbouwd aangevoerd waarom zij de banden wil beluisteren. De enkele opmerking van verdachte dat hij zich onder druk gezet voelde en daardoor onjuistheden is gaan verklaren is daartoe onvoldoende.
Ten aanzien van de feiten.
Het standpunt van de officier van justitie.
Feit 1 is wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat verdachte en zijn beide medeverdachten [slachtoffer] hebben vermoord.
Feit 2 subsidiair is wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat verdachte en zijn beide medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan opzetheling ten aanzien van de portemonnee en de sleutels.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte dient van alle tenlastegelegde feiten te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt op grond van wettige bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Ten aanzien van feit 1.
Op 06 december 2009 overlijdt [slachtoffer] op de galerij voor zijn woning op de vijfde verdieping van een flat aan de [adres 2] te Geldrop . Uit sectie blijkt dat het overlijden van [slachtoffer] is veroorzaakt door bloedverlies, longfunctieverlies en weefselschade ten gevolge van enkelvoudig schotletsel. In het lichaam van [slachtoffer] wordt een kogel (kaliber .22 long rifle) aangetroffen en hij heeft een recente verwonding aan zijn elleboog . De voordeur van zijn woning staat open . Aan de buitenzijde van de voordeur van de woning worden geen braaksporen aangetroffen . In het halletje achter de voordeur worden bloedsporen aangetroffen . Het bovenste raam van de voordeur vertoont aan de binnenzijde twee beschadigingen. De bovenste beschadiging bevindt zich op ongeveer 1.80 meter vanaf de vloer en is zeer waarschijnlijk veroorzaakt door een inschot. Op de bodem van de isolatieruimte van deze ruit wordt een gefragmenteerd projectiel aangetroffen, waarvan alleen nog kan worden vastgesteld dat het een kogel betreft die het best past bij het kaliber .22 long rifle. Op een hoogte van ongeveer 1.33 meter vanaf de vloer bevindt zich de tweede beschadiging. De onderste beschadiging is zeer waarschijnlijk ontstaan door botsend geweld. In de onderste glasbreuk bevindt zich een scherf met bloed en vermoedelijk huidresten. Gelet op het breuklijnenspoor is het inschotspoor eerder ontstaan dan de onderste breuk . Vanaf de voordeur van de woning van het slachtoffer tot enkele meters voorbij de plaats waar het stoffelijk overschot is aangetroffen is een groot aantal bloedsporen aanwezig .
Getuige [getuige 1] is ooggetuige geweest van de gebeurtenissen rondom het fatale schot. Zij verklaart dat zij twee mannen schreeuwend achter elkaar aan heeft zien rennen op de galerij richting het trappenhuis, dat de voorste man zich omdraaide, een zilverkleurig voorwerp pakte en dit richtte op de romp van de achterste man. Er klonk een knal en de achterste man zakte in elkaar. De voorste man liep naar de achterste man en richtte het voorwerp nogmaals op die man. Daarna liep de man met het voorwerp naar het trapportaal en verdween. [getuige 1] zag direct na het schot uit de derde of vierde woning op de galerij een vrouw naar buiten komen en vervolgens weer naar binnen gaan. Nadat de schutter was vertrokken, kwam dezelfde vrouw weer naar buiten, gevolgd door een lange, slanke man. Deze man is volgens getuige [getuige 1] zeker niet de schutter .
[getuige 2] en [getuige 4] hebben verklaard dat zij kort voor de knal een vrouwenstem hebben horen roepen: “Schiet hem, schiet hem”. Deze getuigen bevonden zich op dat moment in de woning voor welke het slachtoffer is aangetroffen.
Getuige [getuige 3] herkende de vrouw die hij na het schieten uit de woning van het slachtoffer heeft zien komen als de hem bekende [medeverdachte 2], een ex-partner van [slachtoffer] .
Nog dezelfde dag worden [medeverdachte 2] en haar huidige partner [medeverdachte 1] aangehouden. Op de mouwen van de jas van [medeverdachte 2] worden schotresten aangetroffen die duiden op een vrijwel zekere relatie tussen de jas en een schietproces . In de auto van [medeverdachte 1] wordt een tonnetje aangetroffen met daarin onder meer een revolver en een bijpassend ronsel. In het ronsel zijn vier patronen en twee hulzen aanwezig . De revolver is geschikt voor het afschieten van patronen van het kaliber .22 short en long rifle . Op de revolver is DNA-materiaal van [medeverdachte 1] en van [slachtoffer] aanwezig .
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij met [medeverdachte 2] en hun gezamenlijke vriend [verdachte] naar de woning van [slachtoffer] is gereden om daar seksfoto’s en –filmpjes waarop [medeverdachte 2] is afgebeeld te gaan ophalen. Tevens wilde hij een eind maken aan de bedreigingen die [slachtoffer] naar hem bleef uiten. Hij nam zijn revolver mee, omdat hij problemen verwachtte. [medeverdachte 2] heeft bij [slachtoffer] aangebeld en werd binnen gelaten. [medeverdachte 1] had tegen [medeverdachte 2] gezegd dat zij de voordeur van de woning moest openlaten. [medeverdachte 1] en [verdachte] begaven zich korte tijd later naar de woning van [slachtoffer]. De voordeur van de woning stond op een kier. Er klonk muziek, onder meer een favoriet nummer van [medeverdachte 2]. [medeverdachte 1] en [verdachte] betraden de woning van [slachtoffer]. [verdachte] bleef achter in het halletje bij de voordeur en [medeverdachte 1] ging verder de woning in. In de grote hal van de woning werd hij ontdekt door [slachtoffer]. Er volgde een handgemeen. [slachtoffer] rende naar het halletje bij de voordeur. Hij schrok van [verdachte] die daar stond. Er ontstond een worsteling tussen [slachtoffer] en [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] drukte [slachtoffer] tegen de voordeur, pakte zijn revolver en bracht deze in de richting van het lichaam van [slachtoffer]. [slachtoffer] slaagde erin om het vuurwapen met zijn arm naar boven te slaan. [medeverdachte 1] had op dat moment zijn vinger al om de trekker. Door de klap van [slachtoffer] ging het vuurwapen af. [slachtoffer] rende de galerij op. [medeverdachte 1] rende er achteraan. [slachtoffer] viel en [medeverdachte 1] liep hem voorbij. [medeverdachte 1] bevond zich op dat moment tussen [slachtoffer] en het trappenhuis. [medeverdachte 1] pakte zijn vuurwapen uit zijn jaszak en richtte dit met gestrekte arm op [slachtoffer]. [slachtoffer] maakte een beweging alsof hij [medeverdachte 1] wilde slaan. [medeverdachte 1] schoot. [medeverdachte 1] stond op dat moment ongeveer op anderhalve meter afstand van [slachtoffer].
De rechtbank stelt op grond van het sporenbeeld op de plaats delict, de verklaring van getuige [getuige 1], de bevindingen van de arts-patholoog, het onder verdachte [medeverdachte 1] aangetroffen vuurwapen inclusief ronsel en de verklaring van verdachte vast dat [medeverdachte 1] op 6 december 2009 in [slachtoffer] opzettelijk heeft doodgeschoten.
Moord of doodslag.
De rechtbank dient vervolgens te beslissen of sprake is geweest van moord of doodslag. De rechtbank acht voor de beantwoording van die vraag de navolgende feiten en omstandigheden van belang. [medeverdachte 1] is met een geladen revolver naar de woning van [slachtoffer] gegaan en is daar zonder zijn aanwezigheid kenbaar te maken naar binnen gegaan. Op het moment dat [slachtoffer] zijn aanwezigheid bemerkte en naar buiten wilde vluchten, kwam het tot een handgemeen. Tijdens dit handgemeen viel een schot. [medeverdachte 1] verklaart dat hij zijn vuurwapen in de richting van het lichaam van [slachtoffer] had gebracht en zijn vinger om de trekker had, terwijl hij [slachtoffer] tegen de voordeur duwde. De kogel kwam terecht in de voordeur (waartegen [slachtoffer] zich bevond) op een hoogte van ongeveer 1.80 meter boven de vloer. [slachtoffer] was 1.90 meter lang . Dit betekent dat de kogel niet ver naast het hoofd van [slachtoffer] moet zijn ingeslagen. [slachtoffer] slaagde erin de woning te verlaten en rende in de richting van het trappenhuis. [medeverdachte 1] rende er achteraan. Hij posteerde zich vervolgens tussen [slachtoffer] en het trappenhuis, hij richtte op de romp van [slachtoffer] en hij schoot.
[medeverdachte 1] heeft kennelijk geen aanleiding gezien om van verder geweld af te zien nadat het eerste schot in de woning van het slachtoffer is afgegaan. Integendeel, hij heeft hierna zijn revolver weer op scherp gezet. Gelet op de eigenschappen van deze revolver zijn hiervoor enkele handelingen vereist. De vergrendelpen moet naar voren worden getrokken en het rondsel moet worden gedraaid. Alvorens weer te kunnen schieten moet de haan opnieuw worden gespannen . [medeverdachte 1] is achter [slachtoffer] aan gerend. [slachtoffer] was gewond, ongewapend en rende richting het trappenhuis. [medeverdachte 1] haalde hem in en schoot hem van korte afstand dood.
De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden ten aanzien van [medeverdachte 1] sprake is van moord. In de tijdspanne tussen het eerste en het tweede schot heeft [medeverdachte 1] voldoende gelegenheid gehad na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Medeplegen.
Voor het aannemen van medeplegen is vereist dat twee of meer personen bewust samenwerken met het oog op het verrichten van een strafbare gedraging. Van medeplegen kan ook zonder het verrichten van enige uitvoeringshandeling sprake zijn. Voorwaarde is dan dat de samenwerkende personen gezamenlijk alle bestanddelen van de delictsomschrijving vervullen. Die samenwerking, die intensief moet zijn, kan blijken uit voorafgaande en/of stilzwijgende afspraken, taakverdelingen, de aanwezigheid ten tijde van het delict en het zich niet distantiëren hiervan. Bovendien moet blijken dat het opzet van de medeplegers zowel op de feitelijke gedraging als op de dood van het slachtoffer was gericht.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hadden sinds december 2008 een relatie en woonden samen. [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn al vele jaren goed bevriend. [verdachte] speelde sinds het najaar van 2009 een actieve rol in het seksleven van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. [slachtoffer] en [medeverdachte 2] hebben in het verleden een relatie gehad. [slachtoffer] was op 06 december 2009 in het bezit van foto’s en filmpjes bevattende seksueel getinte afbeeldingen van [medeverdachte 2] . Voor 06 december 2009 zijn tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer] wederzijds bedreigingen geuit. In mei 2009 heeft [slachtoffer] bij de politie gemeld dat hij door [medeverdachte 1] met een vuurwapen is bedreigd toen [medeverdachte 1] met [medeverdachte 2] spullen kwam ophalen . [verdachte] heeft verklaard dat hij op de hoogte was van bedreigingen vanuit [slachtoffer] richting [medeverdachte 1] .
De rechtbank leidt uit het vorenstaande af dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte] allen op de hoogte waren van de problemen tussen [slachtoffer] en [medeverdachte 1] en ook dat het groepje dat naar [slachtoffer] toeging, bestaande uit [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte], op intieme voet met elkaar verkeerde.
De rol van verdachte [medeverdachte 2].
De rechtbank acht de navolgende feiten en omstandigheden ten aanzien van de rol van [medeverdachte 2] van belang.
[medeverdachte 2] wist dat sprake was van vijandigheid tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer] . In de vroege ochtend van 06 december 2009 belde zij [verdachte] met het verzoek om langs te komen . Naar aanleiding van dit telefoontje besloot [verdachte] om een extra paar schoenen en handschoenen mee te nemen . Gedrieën bespraken zij de bedreigingen die door [slachtoffer] werden geuit.
[verdachte] heeft verklaard dat op die ochtend het vuurwapen van [medeverdachte 1] op de salontafel lag en ook dat [medeverdachte 1] dat wapen de laatste weken altijd in het zicht had liggen . Dit wordt door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ontkend. De rechtbank hecht desondanks geloof aan deze verklaring van [verdachte], gelet op het feit dat deze verklaring ook voor hemzelf belastend is en er geen aanwijzingen zijn dat [verdachte] redenen heeft om hierover te liegen. Dit leidt tot de conclusie dat [medeverdachte 2] dit vuurwapen ook moet hebben gezien.
[medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte] besloten met zijn drieën naar de woning van [slachtoffer] te vertrekken. [verdachte] heeft verklaard dat hij er van uitging dat [medeverdachte 1] het vuurwapen mee zou nemen, omdat hij dit eigenlijk altijd bij zich had . Dit moet [medeverdachte 2] ook bekend zijn geweest. [medeverdachte 2] heeft bovendien verklaard dat zij wel eens eerder met [medeverdachte 1] bij [slachtoffer] is geweest en dat [medeverdachte 1] toen ook een vuurwapen in zijn broek had gedaan .
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] voor het vertrek naar de woning de accu uit zijn mobiele telefoon heeft gehaald en tegen haar heeft gezegd dat zij haar mobiele telefoon (van het merk Alcatel) moest thuislaten . Ook [verdachte] liet zijn mobiele telefoon in de woning van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] achter. [verdachte] verwisselde zijn schoenen .
[medeverdachte 1] parkeerde zijn auto niet bij de flat waar [slachtoffer] woont, maar een stuk verderop .
Afgesproken werd dat [medeverdachte 2] zou aanbellen bij [slachtoffer] en alleen naar binnen zou gaan. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij tegen [medeverdachte 2] heeft gezegd dat zij de voordeur van de woning op een kier moest laten staan . [medeverdachte 2] ontkent dit. De rechtbank stelt vast dat aan de buitenzijde van de voordeur geen braaksporen zijn aangetroffen, terwijl [medeverdachte 1] en [verdachte] wel de flat zijn binnengegaan. Bovendien verklaren zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] dat de voordeur van de woning op een kier stond, toen zij bij de woning arriveerden. Dit kan worden verklaard door de afspraak die [medeverdachte 1] zegt met [medeverdachte 2] te hebben gemaakt. [medeverdachte 2] bevond zich op dat moment in de woning van [slachtoffer], waar zij bier dronk en een sigaret rookte.
Toen in de woning de confrontatie tussen [slachtoffer] en [medeverdachte 1] plaatsvond, greep zij niet in. Ook niet nadat er een schot was gevallen. Twee getuigen, [getuige 2] en [getuige 4], hebben verklaard dat zij vóór het tweede schot een vrouwenstem hebben horen roepen: “Schiet hem, schiet hem”. De enige vrouw die hiervoor in aanmerking komt, is [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] ontkent dat zij deze woorden heeft geroepen. De rechtbank acht de verklaring van beide genoemde getuigen betrouwbaar. Getuige [getuige 2] verklaarde hier onmiddellijk over in haar 112-melding die zij vrijwel direct na het schot op de galerij deed. Deze getuige heeft dit ook kunnen horen. Zij bevond zich in de slaapkamer langs de galerij van de woning voor welke het slachtoffer is aangetroffen. [verdachte] verklaart bovendien dat [medeverdachte 2] vrijwel direct na [medeverdachte 1] ook door de voordeur naar buiten is gestapt en dat hij buiten kwade stemmen hoorde, waaronder een vrouwenstem . De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van [medeverdachte 2] dat zij niets van het schieten heeft meegekregen. [medeverdachte 2] is vervolgens over het lichaam van [slachtoffer] heen gestapt, zonder zich om hem te bekommeren. Ze begaf zich naar de auto van [medeverdachte 1] en reed met hem en [verdachte] weg .
[verdachte] haalde de simkaart uit haar telefoon en verbrandde deze met de mededeling dat dit nodig was in verband met traceerbaarheid .
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] er ernstig rekening mee moest houden dat er een gewelddadige confrontatie zou gaan plaatsvinden tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer] en dat [medeverdachte 1] een vuurwapen bij zich zou hebben. Ze heeft zelf [verdachte] gebeld, die in hetgeen zij aan hem vertelde aanleiding zag om extra schoenen en handschoenen mee te nemen. Ze was aanwezig wanneer voorzorgsmaatregelen werden getroffen met het oog op het niet achterlaten van sporen en liet ook zelf desgevraagd een mobiele telefoon achter. Ze ging met haar beide medeverdachten naar de woning van [slachtoffer]. Ze belde aan bij [slachtoffer] en liet hem in de waan dat zij alleen was. Ze liet de voordeur van de woning van [slachtoffer] open, zodat [medeverdachte 1] en [verdachte] naar binnen konden gaan. Ze deed niets om [slachtoffer] te waarschuwen. Toen [slachtoffer] naar buiten rende, gevolgd door [medeverdachte 1], ging ook zij naar buiten en riep: “Schiet hem, schiet hem”. Ze bekommerde zich niet om het slachtoffer, maar vertrok tezamen met [medeverdachte 1] en [verdachte]. Ze stond toe dat [verdachte] hierna de simkaart van haar mobiele telefoon verbrandde.
Afgezet tegen de hierboven genoemde criteria voor medeplegen leidt dit alles tot het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 2] als medepleger dient te worden aangemerkt van de moord op [slachtoffer].
De rol van verdachte [verdachte].
[verdachte] heeft verklaard dat hij in de nacht van 5 op 6 december 2009 rond 03.00 uur is gebeld met verzoek om naar [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] toe te komen. Toen hij daar arriveerde, zag hij het vuurwapen van [medeverdachte 1] op de salontafel liggen. Er werd gesproken over bedreigingen door [slachtoffer] en dat deze moesten ophouden. Er werd gezegd dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2][slachtoffer] iets duidelijk wilden maken. Ze besloten met zijn drieën naar de woning van [slachtoffer] te rijden. [verdachte] ging mee omdat hij dacht dat hij [medeverdachte 1] kon helpen als hij met [slachtoffer] zou gaan vechten. [verdachte] verwisselde zijn schoenen, en liet zijn mobiele telefoon en zijn jas liggen. Hij nam zijn handschoenen mee, omdat hij geen vingerafdrukken achter wilde laten als [medeverdachte 1] iets geks zou doen. [verdachte] ging ervan uit dat [medeverdachte 1] zijn vuurwapen bij zich had, omdat hij dat altijd bij zich had. [medeverdachte 2] belde alleen aan, terwijl [verdachte] en [medeverdachte 1] zich uit het zicht opstelden. Na enige tijd betraden ook [medeverdachte 1] en [verdachte] het flatgebouw. Ze bleven een poosje staan op de begane grond en begaven zich dan naar de woning van [slachtoffer]. De voordeur van deze woning stond op een kier. [medeverdachte 1] gebaarde naar [verdachte] of hij mee kwam. [medeverdachte 1] en [verdachte] ging stilletjes de woning van [slachtoffer] binnen. [medeverdachte 1] deed de voordeur zachtjes dicht. [verdachte] bleef in de hal en [medeverdachte 1] ging stilletjes verder de woning in. Er volgde geschreeuw vanuit de woning. [slachtoffer] rende in paniek het halletje in richting voordeur. [medeverdachte 1] kwam er achteraan. [slachtoffer] zag [verdachte] en maakte slaande bewegingen. Er ontstond een worsteling tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer]. Op dat moment zag [verdachte] het vuurwapen in de hand van [medeverdachte 1]. [slachtoffer] rende door de voordeur naar buiten, gevolgd door [medeverdachte 1] en daarna [medeverdachte 2]. [verdachte] hoorde een schot, trok zijn handschoenen aan en deed zijn capuchon op. [medeverdachte 2] kwam de woning weer binnen. [verdachte] verliet de woning, gevolgd door [medeverdachte 2]. [verdachte] stapte over het lichaam van [slachtoffer] heen en ging met [medeverdachte 2] naar de auto van [medeverdachte 1]. Ze reden weg. Ergens onderweg werd de portemonnee van [slachtoffer] door [medeverdachte 1] in het water gegooid. [verdachte] verbrandde de simkaart van de mobiele telefoon die [medeverdachte 2] bij zich had.
[medeverdachte 1] zette [medeverdachte 2] en [verdachte] af bij de woning van [verdachte]. [verdachte] zei tegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dat er niet over gepraat mocht worden. [verdachte] stopte zijn kleding in een zak evenals schoenen van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en de jas van [medeverdachte 1]. Hij zette deze zak op zolder. Op een later moment verspreidde hij de inhoud van deze zak over enkele verspreid liggende kledingcontainers.
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte] wist dat de confrontatie met [slachtoffer] volledig uit de hand kon lopen. [verdachte] wist dat [medeverdachte 1] een vuurwapen bij zich had. [verdachte] is meegegaan om [medeverdachte 1] te kunnen helpen indien er zou worden gevochten. [verdachte] nam voorzorgsmaatregelen om geen sporen achter te laten. [verdachte] sloop met [medeverdachte 1] de woning van [slachtoffer] binnen via de openstaande deur en posteerde zich in het halletje bij de voordeur. Het halletje was niet veel breder dan de voordeur. Op deze manier versperde [verdachte] de vluchtweg van [slachtoffer]. Hij bleef daar staan terwijl [medeverdachte 1] met zijn vuurwapen verder de woning in sloop. Er was op dat moment geen enkele onenigheid te bespeuren tussen [slachtoffer] en [medeverdachte 2]. Toen [slachtoffer] in paniek naar het halletje vluchtte, kon hij niet direct bij de voordeur komen omdat [verdachte] in de weg stond. [verdachte] zag het vuurwapen in de hand van [medeverdachte 1], maar deed niets. Hij voorkwam niet dat [medeverdachte 1] achter de wegvluchtende [slachtoffer] aanging. De rechtbank acht niet aannemelijk dat [verdachte], zoals deze zelf heeft verklaard, niet heeft gemerkt dat er in het halletje een kogel is afgevuurd, gelet op de beschadiging van het raam en de kleine afmetingen van het halletje. Toen [verdachte] een (tweede) schot hoorde, was zijn eerste reactie om zijn handen en zijn hoofd te bedekken alvorens naar buiten te gaan. [verdachte] bekommerde zich in het geheel niet om [slachtoffer], die levensgevaarlijk gewond op de galerij lag. Hij stapte over [slachtoffer] heen en verliet de flat. [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] reden gezamenlijk weg. [verdachte] was erbij toen [medeverdachte 1] de portemonnee van [slachtoffer] weggooide. [verdachte] verbrandde de simkaart van de mobiele telefoon van [medeverdachte 2]. [verdachte] verstopte zijn kleding en onder meer de jas van [medeverdachte 1] en zorgde ervoor dat deze spullen niet meer konden worden teruggevonden.
Afgezet tegen de hierboven genoemde criteria voor medeplegen leidt dit alles tot het oordeel van de rechtbank dat [verdachte] als medepleger dient te worden aangemerkt van de moord op [slachtoffer].
Ten aanzien van feit 2.
De rechtbank stelt vast dat de portemonnee van [slachtoffer] door een van de verdachten is weggenomen. Zij kan echter niet vaststellen wie van hen deze diefstal heeft gepleegd. Evenmin kan worden vastgesteld dat deze portemonnee in de beschikkingsmacht van [verdachte] is geweest.
[verdachte] verklaart voorts dat hij wel sleutels in zijn bezit heeft gehad waarvan werd gezegd dat deze eigendom van [slachtoffer] waren, maar dit kan in het geheel niet worden vastgesteld.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 primair en feit 2 subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 06 december 2009 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft
beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een vuurwapen meermalen een kogel in de richting van
voornoemde [slachtoffer] afgevuurd, waarbij die [slachtoffer] door één van die
kogels is getroffen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van, kort gezegd, het medeplegen van moord, waarbij verdachte een geringere rol heeft gespeeld dan zijn medeplegers, en opzetheling een gevangenisstraf geëist voor de duur van acht jaren met aftrek van het voorarrest en toewijzing van de civiele vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 6.904,31 hoofdelijk met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer] of opzetheling. Bij een eventuele straftoemeting dient rekening te worden gehouden met het verlies van de huurwoning en uitkering. De vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen omdat verdachte niet aansprakelijk is voor de schade.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank stelt voorop dat het leven het meest wezenlijke en kostbare bezit is dat een mens heeft. Moord is derhalve één van de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent en is bedreigd met een levenslange gevangenisstraf.
[medeverdachte 1] heeft aan [slachtoffer] het leven ontnomen en de verdachte is bij die moord betrokken geweest. Tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer] was veel wrijving en over en weer zouden bedreigingen zijn geuit. Dit alles speelde zich af rondom de vriendin van [medeverdachte 1] en verdachte, [slachtoffer][medeverdachte 2]. Zij was de ex-vriendin van het slachtoffer.
Op de ochtend van de moord hebben [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte besloten naar
[slachtoffer] te gaan om een einde te maken aan de bedreigingen en gevoelige films en foto’s van [medeverdachte 2] op te halen. Ieder van hen wist dat er een explosieve situatie zou kunnen ontstaan en dat [medeverdachte 1] een geladen vuurwapen bij zich had. Ieder van hen heeft op diverse tijdstippen die ochtend gelegenheid gehad de loop der gebeurtenissen te wijzigen, maar geen van hen heeft dat gedaan, met alle noodlottige gevolgen van dien.
[medeverdachte 2] heeft bij de flatwoning aangebeld en is door [slachtoffer] binnengelaten. Vervolgens zijn verdachte en [medeverdachte 1] de woning van het slachtoffer binnengeslopen. In de flatwoning van het slachtoffer heeft [medeverdachte 1] zijn geladen revolver getrokken en een kogel op de onbewapende [slachtoffer] afgevuurd. Deze kogel miste het slachtoffer, waarna deze aan [medeverdachte 1] en verdachte trachtte te ontkomen, maar op de galerij van de flat is hij alsnog neergeschoten door [medeverdachte 1] met zijn dood tot gevolg. Het gaat om een onbegrijpelijke en laffe daad. Vele flatbewoners hebben het schot gehoord en zijn getuigen geweest van de dood van [slachtoffer].
Voor de nabestaanden moet het traumatisch zijn geweest om te vernemen wat het slachtoffer in die momenten heeft moeten meemaken. Verdachte heeft met zijn mededaders aan de mensen die [slachtoffer] lief hadden, in het bijzonder zijn familie, in uitzonderlijke mate leed aangedaan. Zij zullen verder moeten leven zonder hem. Ook heeft hij met zijn daad de rechtsorde ernstig geschokt, grote onrust teweeg gebracht onder de flatbewoners en buren en gevoelens van onveiligheid vergroot.
Psycholoog Zwegers heeft op 21 mei 2010 een rapport uitgebracht. De psycholoog wijst op het drugsgebruik van verdachte en zijn overwaardige zelfbeeld. Hij concludeert echter dat verdachte geen narcistische persoonlijkheidskenmerken heeft en verklaart hem volledig toerekeningsvatbaar. Van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens is hem niet gebleken.
De reclassering heeft zich onthouden van een strafadvies.
Gelet op het verhandelde ter zitting en de indruk die verdachte maakte op de rechtbank, neemt de rechtbank de goed onderbouwde conclusie van de deskundige over.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een geringere rol bij de dood van [slachtoffer] heeft gehad dan zijn mededaders. Hij was niet persoonlijk betrokken bij het conflict en is met beiden meegegaan uit een misplaatste loyaliteit. Verdachte heeft niet het initiatief genomen tot het bezoek aan [slachtoffer], heeft niet op hem geschoten en heeft aan [medeverdachte 1] niet de toegang tot de flatwoning verschaft. Wel kan hem een groot verwijt worden gemaakt omdat hij is meegegaan om [medeverdachte 1] bij het gevecht te helpen, wetende dat deze een geladen vuurwapen bij zich droeg en omdat hij met [medeverdachte 1] de woning is ingegaan en zich bij de voordeur heeft geposteerd. Bij de planning van het bezoek heeft hij met [medeverdachte 1] gezorgd dat ze niet traceerbaar zouden zijn en na de moord heeft hij sporen van het misdrijf gewist. Uit niets blijkt dat hij zich op enig moment heeft bekommerd om het lot van [slachtoffer]. Hem wordt daarom een groot verwijt gemaakt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor lange duur. De rechtbank zal, nu zij tot een vrijspraak komt van opzetheling, een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist. De ernst van dat feit valt echter bij de bewezen verklaarde moord in het niet.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De rechtbank acht de vordering met inbegrip van wettelijke rente in haar geheel toewijsbaar. Deze vordering is na aanvulling ter zitting afdoende onderbouwd en ter zitting onvoldoende weersproken. De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Omdat er meerdere personen aansprakelijk zijn voor de schade zal deze hoofdelijk worden opgelegd.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de inbeslaggenomen motorhandschoenen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van deze inbeslaggenomen goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 47, 289.
DE UITSPRAAK
Ten aanzien van feit 2 primair en feit 2 subsidiair:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Ten aanzien van feit 1 primair:
medeplegen van moord
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 6904,31 subsidiair 69 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten
behoeve van de nabestaande [benadeelde partij], van een bedrag van EUR 6.904,31
(zegge: zesduizend negenhonderdvier euro en eenendertig cent), bij gebreke
van betaling en verhaal te vervangen door 69 dagen hechtenis. Het bedrag
betreft uitsluitend materiële schade.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van een bedrag van EUR
6.904,31 (zegge: zesduizend negenhonderdvier euro en eenendertig cent). Dit
bedrag betreft uitsluitend materiële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s) is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Ten aanzien van het beslag:
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: 1 paar motorhandschoenen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. Ch. Dunnewijk en mr. M.E. Smorenburg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.W.A. Kap-Knippels, griffier,
en is uitgesproken op 22 september 2010.