ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ3101

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 11 / 763
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot beëindiging van de tewerkstelling van een ambtenaar bij het interregionaal arrestatieteam

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 29 april 2011 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een ambtenaar bij het interregionaal arrestatieteam (IAT), had bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder om zijn tewerkstelling niet voor een derde keer te verlengen, met als einddatum 1 februari 2012. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende aannemelijk was dat de verhoudingen tussen verzoeker en zijn leidinggevenden verstoord waren, waardoor verweerder in redelijkheid kon besluiten om de aanstelling niet te verlengen. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde ook dat de handhaving van verzoekers detachering als docent geweld- en gevaarsbeheersing onrechtmatig was, omdat dit in strijd was met een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter. Verzoeker moest binnen tien dagen na de uitspraak weer worden toegelaten tot zijn werkzaamheden bij het IAT. De voorzieningenrechter heeft verweerder een dwangsom opgelegd van € 250,00 voor elke dag dat hij niet voldoet aan de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 152,00 en de proceskosten van € 874,00. De uitspraak benadrukt het belang van een goede motivering van besluiten en de noodzaak om eerdere rechterlijke uitspraken te respecteren.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 11/763
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 april 2011
inzake
[verzoeker],
te Veldhoven,
verzoeker,
gemachtigde mr. R.R. Ismail,
tegen
de korpsbeheerder van de politie Brabant Zuid-Oost,
te Eindhoven,
verweerder,
gemachtigden S.C.M.A. Gommans, mr. W.H. Janssen en W.J.P. van Pelt.
Procesverloop
Bij besluit van 29 september 2010 heeft verweerder verzoeker met ingang van 11 oktober 2010 ontheven uit zijn functie van Senior Arrestatieteam DR bij het interregionaal arrestatieteam Zuid-Nederland (IAT- ZN). Per gelijke datum is verzoeker vooralsnog benoemd tot Senior Tactisch Rechercheur DR.
Bij besluit van 10 februari 2011, verzonden op 11 februari 2011, heeft verweerder zijn besluit van 29 september 2010 ingetrokken. Tevens heeft verweerder beslist dat verzoekers tewerkstelling bij het IAT-ZN niet voor een derde keer zal worden verlengd en daarmee zal eindigen op 1 februari 2012. Verweerder handhaaft vooralsnog verzoekers detachering als docent geweld- en gevaarsbeheersing bij het IBT-centrum te Sevenum van het
(beheers-)korps Limburg-Noord.
Verzoeker heeft op 2 maart 2011 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 10 februari 2011 (bestreden besluit).
Tevens heeft verzoeker bij brief van eveneens 2 maart 2011 de voorzieningenrechter van de rechtbank gevraagd een voorlopige voorziening te treffen om:
- het besluit van 10 februari 2011 te schorsen totdat onherroepelijk is geoordeeld over dit besluit;
- verweerder te veroordelen om verzoeker met onmiddellijke ingang tewerk te stellen in de functie van Senior Arrestatieteam DR met behoud van gebruikelijke werkzaamheden, taken en bevoegdheden, op straffe van een dadelijk opeisbare dwangsom van € 5.000,00 per dag, zolang verweerder geen uitvoering geeft aan de uitspraak tot aan het moment van de algehele voldoening aan de uitspraak;
- verweerder te veroordelen om het aan verzoeker toekomende salaris van € 3.533,09 bruto per maand, inclusief emolumenten (waaronder een gemiddeld IAT/OT-toelage van
€ 1.367,43 bruto per maand) aan hem uit te betalen vanaf 1 februari 2011 tot aan het moment waarop de dienstbetrekking rechtsgeldig zal eindigen, vermeerderd met de tussentijdse verhogingen waarop verzoeker op grond van zijn aanstelling en de hierop van toepassing zijnde rechtspositiereglementen recht verkrijgt.
De zaak is gevoegd en behandeld met AWB 11/766 op de zitting van 22 april 2011. Verzoeker is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Na het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter de zaken gesplitst.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Tot het treffen van een voorlopige voorziening zal in het algemeen slechts aanleiding bestaan, indien het bestreden besluit in de bodemprocedure naar voorlopig oordeel geen stand zal kunnen houden, terwijl tevens voldoende spoedeisend belang aanwezig is. In het feit dat de aanstelling zal eindigen op 1 februari 2012 en dat een tussentijdse terugkeer van verzoeker vooralsnog is uitgesloten, ziet de voorzieningenrechter voldoende aanleiding voor het aannemen van spoedeisendheid.
3. Bij twijfel omtrent de rechtmatigheid van het in geding zijnde besluit zal dienen te worden bezien of na afweging van de betrokken belangen grond bestaat voor het treffen van een voorziening. Daarbij dient het belang van de indiener van het verzoek om een voorlopige voorziening te worden afgewogen tegen het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
4. Aangezien tegen het besluit van 10 februari 2011 tijdig bezwaar is gemaakt, deze rechtbank in een eventuele bodemprocedure bevoegd zal zijn en ook overigens geen beletselen bestaan, kan verzoeker in zijn verzoek worden ontvangen.
5. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is onder meer het volgende gebleken.
6. Verzoeker is per 1 februari 2002 aangesteld bij het IAT- ZN voor de periode van zes jaar. Per 1 februari 2008 is zijn aanstelling verlengd tot 1 februari 2010.
7. Bij verzoekschrift van 16 november 2010 heeft verzoeker de voorlopige voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoekschrift is geregistreerd onder nummer AWB 10/3711. Bij uitspraak van 27 januari 2011 heeft de voorlopige voorzieningenrechter dit verzoek toegewezen in dier voege dat het overplaatsingsbesluit van 29 september 2010 wordt geschorst tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar, dat verzoeker binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak weer wordt toegelaten tot het verrichten van zijn werkzaamheden als Senior Arrestatieteam bij het IAT en dat het aan die functie verbonden salaris, inclusief emolumenten, vanaf 17 november 2010 vooralsnog aan verzoeker wordt uitbetaald.
8. Voor de onderbouwing van zijn besluit heeft verweerder verwezen naar artikel 4 van de Regeling aanhoudings- en ondersteuningseenheid en samenwerking speciale eenheden (Staatscourant 3 januari 2007; hierna: de Regeling). Volgens verweerder is op 1 januari 2008 de maximale periode van 6 jaar bereikt gedurende welke een ambtenaar onafgebroken deel mag uitmaken van het IAT. Verweerder heeft de aanstelling met twee jaar verlengd tot 1 februari 2010. Daarna is de aanstelling nogmaals verlengd tot 1 februari 2012.
In een personeelsarrangement is opgenomen dat de teruggekeerde medewerker op grond van de opgedane ervaring, opleiding en voorkeur wordt aangesteld in een passende functie, binnen de mogelijkheden van het korps, bijvoorkeur in de opsporingskolom. Verweerder moet verzoeker in de gelegenheid stellen zich voor te bereiden op het bezetten van een passende functie binnen het korps Brabant-Zuid-Oost. Verzoekers detachering als docent geweld- en gevaarsbeheersing bij het IBT-centrum te Sevenum van het (beheers-)korps Limburg-Noord past bij het oriënteren op een passende functie.
Ter zitting heeft verweerder erop gewezen dat de divisiechef, de teamchef en de sectiecommandanten het vertrouwen in verzoeker hebben opgezegd. Verweerder heeft een ondertekende verklaring van die strekking overgelegd.
9. Verzoeker heeft aangevoerd dat het bestreden besluit evident in strijd is met de uitspraak van 27 januari 2011. Verweerder heeft het nieuwe besluit genomen om dezelfde redenen als die stonden vermeld in het overplaatsingsbesluit van 29 september 2010. Aangezien de voorzieningenrechter reeds heeft geoordeeld dat het overplaatsingsbesluit in een bodemprocedure niet in stand zal blijven, kan eveneens worden gesteld dat het nieuwe besluit van 10 februari 2011 niet in stand zal blijven. Op geen enkele wijze is gemotiveerd waarom de aanstelling per 1 februari 2012 eindigt. Verzoekers functioneren kan in ieder geval niet de reden zijn, want de voorzieningenrechter heeft al geoordeeld dat verzoeker een uitstekende staat van dienst heeft. [De le[leidinggevende] heeft verzoeker medegedeeld dat zijn aanstelling is verlengd tot 1 februari 2014. Verzoeker heeft erop gewezen dat verweerder het beleid dat de bindingstermijn acht jaar is, met tweemaal een verlenging van twee jaar, op 9 februari 2011 heeft vastgelegd.
10. Artikel 4 van de Regeling luidt als volgt:
De korpsbeheerder van het centrumkorps stelt de termijn vast gedurende welke een ambtenaar van politie ononderbroken deel uit maakt van een aanhoudings- en ondersteuningseenheid, tot een maximum van 6 jaar.
11. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
12. De opvattingen van verzoeker en verweerder over de duur van de huidige aanstelling van verzoeker bij het IAT-ZN lopen uiteen. Volgens verweerder loopt deze af per 1 februari 2012, terwijl verzoeker heeft gesteld dat zijn contract begin 2010 is verlengd tot 1 februari 2014. Verweerder heeft op zitting daaraan toegevoegd dat, zo al zou moeten worden uitgegaan van een toezegging door de [leidinggevende] dat verzoekers aanstelling tot 1 februari 2014 zou duren, deze toezegging onbevoegd is gedaan. Het is immers alleen verweerder die een dergelijk besluit kan nemen.
13. De voorzieningenrechter wijst in dit verband op de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld CRvB 18 december 2008, www.rechtspraak.nl, LJN: BG9703) dat een beroep op het vertrouwensbeginsel slechts kan slagen indien door een tot beslissen bevoegd orgaan ten aanzien van de betrokkene een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezegging is gedaan. Daarvan is hier niet gebleken. De verklaring van [een collega] dat zijn bindingstermijn begin 2011 mondeling met twee jaar verlengd is, is daartoe volstrekt onvoldoende. Overigens valt uit die verklaring eerder op te maken dat verweerder gewoon is een aanstelling steeds met twee jaar te verlengen, in plaats van met vier jaar.
14. Ter zitting is voorts duidelijk geworden dat de notitie “Loopbaanbeleid Stelsel van Speciale Eenheden” die aan de vergadering van het dagelijks bestuur van de Raad van Korpschefs op 9 februari 2011 is voorgelegd als hamerstuk, slechts een voorstel van dit gremium is aan (uiteindelijk) de minister van Veiligheid en Justitie. Dit voorstel moet uiteindelijk uitmonden in een wijziging van de Regeling. Daaraan kan verzoeker thans dus geen rechten ontlenen. Overigens gaat ook dit voorstel niet uit van een eenmalige aanstelling voor de duur van twaalf jaar, maar wordt in dit voorstel de mogelijkheid geboden van een verlenging na acht jaar met een termijn van twee jaar, waarna nogmaals een verlenging van twee jaar mogelijk is.
15. Aan verzoeker kan worden toegegeven dat het besluit om zijn aanstelling niet te verlengen, niet gemotiveerd is. Een motiveringsgebrek biedt evenwel op zich nog geen grond voor het oordeel dat het besluit verzoekers aanstelling niet voor een derde maal te verlengen, in rechte geen stand kan houden. Verweerder kan immers een gebrekkige motivering in bezwaar herstellen. Ter zitting heeft verweerder ook aangegeven dit te zullen doen. Daarbij zal de door de sectiecommandanten, de teamchef en de divisiechef ondertekende verklaring waarin het vertrouwen in verzoeker is opgezegd, een rol spelen. Tegen deze achtergrond ziet de voorzieningenrechter zich geplaatst voor de vraag of er twijfels bestaan over de rechtmatigheid van verweerders besluit.
16. Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat hier sprake is van buitenwettelijk (immers in afwijking van de duidelijke regel die is neergelegd in artikel 4 van de Regeling) begunstigend beleid, waarbij de rechterlijke toets is beperkt tot de vraag of een zodanig beleid op consistente wijze is toegepast. De voorzieningenrechter heeft enige twijfels of hier kan worden gesproken van buitenwettelijk begunstigend beleid. De verlenging van een aanstelling bij een aanhoudings- en ondersteuningseenheid is immers niet louter ten gunste van de betrokkene wiens aanstelling wordt verlengd en in voorkomende gevallen wellicht vooral ten gunste van verweerder zelf. Dat neemt niet weg dat een besluit tot het niet verlengen van de aanstelling slechts marginaal kan worden getoetst door de rechtbank.
17. Rekening houdend met deze terughoudende toets is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat het bestreden besluit op dit punt de rechterlijke toets kan doorstaan. Ter zitting heeft verweerder uitgelegd dat een verlenging van een aanstelling bij het IAT-ZN geen automatisme is. In het verleden is het verschillende malen gebeurd dat een aanstelling niet is verlengd, bijvoorbeeld omdat de betrokkene niet voldeed. De voorzieningenrechter acht het vooralsnog voldoende aannemelijk dat sprake is van zodanig verstoorde verhoudingen tussen verzoeker enerzijds en de sectiecommandanten, de teamchef en de divisiechef anderzijds dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten verzoekers aanstelling niet te verlengen per 1 februari 2012.
18. In het bestreden besluit heeft verweerder eveneens verzoekers detachering als docent geweld- en gevaarsbeheersing bij het IBT-centrum te Sevenum van het (beheers-)korps Limburg-Noord vooralsnog gehandhaafd. De voorzieningenrechter kan dit deel van het besluit niet anders zien dan als een weigering uitvoering te geven aan de onherroepelijke uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 januari 2011, met name het deel waarin de voorzieningenrechter heeft bepaald dat verzoeker binnen twee weken na de dag van verzending van genoemde uitspraak weer wordt toegelaten tot het verrichten van zijn werkzaamheden als Senior Arrestatieteam bij het IAT. De voorzieningenrechter in de onderhavige zaak is vooralsnog van oordeel dat dit deel van het besluit onrechtmatig is. Dit zou slechts anders zijn indien verzoeker met het (voorlopig) niet uitvoeren van de uitspraak van de rechtbank heeft ingestemd. Ter zitting heeft verzoeker echter juist verklaard nog steeds naar het IAT-ZN terug te willen. Hij heeft weliswaar de detacheringsovereenkomst ondertekend, maar “contre coeur”.
19. Het is ter zitting voorts gebleken dat de voorbereiding op de terugkeer naar het korps Brabant-Zuid-Oost, allerlei vormen kan aannemen. Zo kan in het jaar voorafgaand aan de terugkeer een stage worden gelopen bij een onderdeel van het korps waarvoor de betrokkene belangstelling heeft of kunnen cursussen worden gevolgd. Ook is mogelijk dat in het geheel geen specifieke voorbereiding nodig is. De voorzieningenrechter leidt hieruit af dat de detachering niet onlosmakelijk is verbonden met de weigering verzoekers aanstelling per 1 februari 2012 te verlengen. Daarbij betrekt hij ook het feit dat op geen enkele wijze is aangegeven hoe de detachering past binnen een mogelijke plaatsing na 1 februari 2012. De detachering lijkt veeleer het karakter te hebben van een overplaatsing, waarvan de voorzieningenrechter in zijn uitspraak van 27 januari 2011 als voorlopig oordeel heeft uitgesproken dat deze geen stand kan houden en welk besluit verweerder ook heeft ingetrokken.
20. Gelet op het bovenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek om een voorlopige voorziening in zoverre toe te wijzen dat het besluit van 11 februari 2011 voor zover daarin verzoekers detachering als docent geweld- en gevaarsbeheersing bij het IBT-centrum te Sevenum van het (beheers-)korps Limburg-Noord wordt gehandhaafd, zal worden geschorst tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar en dat verzoeker binnen tien dagen na de dag van verzending van deze uitspraak weer wordt toegelaten tot het verrichten van zijn werkzaamheden als Senior Arrestatieteam bij het IAT tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar.
21. Omdat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan de uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 januari 2011, ziet de voorzieningenrechter aanleiding te bepalen, met toepassing van artikel 8:84, vierde lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:72, zevende lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom van € 250,00 verbeurt voor elke dag waarmee verweerder niet voldoet aan zijn uitspraak.
22. De voorzieningenrechter spreekt de hoop en verwachting uit dat alle partijen (verzoeker en leidinggevenden, alsmede de overige leden van het IAT-ZN) de professionaliteit kunnen opbrengen tot werkbare verhoudingen binnen het IAT-ZN te komen. Vanzelfsprekend blijft altijd de mogelijkheid open in onderlinge overeenstemming tot een andere oplossing te komen.
23. Verweerder heeft aangegeven dat verzoeker tot 1 februari 2012 het salaris ontvangt dat bij zijn functie binnen het IAT-ZN behoort, inclusief de daarbij behorende vergoeding. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding het daarop betreffende verzoek van verzoeker toe te wijzen. Omdat de voorzieningenrechter, zoals uit het bovenstaande volgt, voorlopig van oordeel is dat het bestreden besluit voor zover daarin is beslist dat verzoekers tewerkstelling bij het IAT-ZN niet voor een derde keer zal worden verlengd, in stand kan blijven, ziet hij evenmin aanleiding dit deel van het besluit te schorsen.
24. De voorzieningenrechter acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal
€ 874,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) verzoekschrift;
• 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
• waarde per punt € 437,00;
• wegingsfactor 1.
Verzoeker heeft verzocht verweerder te veroordelen in de werkelijke kosten die hij heeft gemaakt. De opsomming van voor vergoeding in aanmerking komende proceshandelingen in het Bpb is echter limitatief. Bovendien geldt voor de kosten van professionele rechtsbijstand een forfaitair tarief. De voorzieningenrechter zal daarom het verzoek om vergoeding van de proceskosten afwijzen voor zover dit het bedrag van € 874,00 te boven gaat.
25. Tevens zal de voorzieningenrechter bepalen dat door verweerder aan verzoeker het door hem gestorte griffierecht ten bedrage van € 152,00 dient te worden vergoed.
26. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De voorzieningenrechter,
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af voor zover is verzocht om het deel van besluit van 11 februari 2011 dat betrekking heeft op de beëindiging van verzoekers tewerkstelling bij het IAT-ZN per 1 februari 2012 te schorsen;
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe in dier voege dat het besluit van 11 februari 2011 voor zover dit betrekking heeft op de handhaving van verzoekers detachering als docent geweld- en gevaarsbeheersing bij het IBT-centrum te Sevenum van het (beheers-)korps Limburg-Noord, wordt geschorst tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar en dat verzoeker binnen tien dagen na de dag van verzending van deze uitspraak weer wordt toegelaten tot het verrichten van zijn werkzaamheden als Senior Arrestatieteam DR bij het IAT-ZN tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar;
- bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 250,00 verbeurt voor elke dag waarmee verweerder niet voldoet aan deze uitspraak;
- gelast verweerder aan verzoeker te vergoeden het door hem gestorte griffierecht ten bedrage van € 152,00;
- veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten vastgesteld op € 874,00.
Aldus gedaan door mr. Y.S. Klerk als rechter in tegenwoordigheid van
E.H.J.M.T. van der Steen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 april 2011.
De griffier is buiten staat
deze uitspraak te ondertekenen.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschriften verzonden: