ECLI:NL:RBSHE:2011:BR6959

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11-2688
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening leerlingenvervoer en dichtstbijzijnde toegankelijke school

Op 6 september 2011 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in de zaak AWB 11/2688, waarin een verzoek om een voorlopige voorziening werd behandeld. Verzoeker, de vader van een zoon met autisme, vroeg om aangepast vervoer naar het Antoon Schellens te Eindhoven, omdat hij meende dat dit de enige school was die geschikt was voor zijn zoon. De voorzieningenrechter oordeelde dat het Were Di in Valkenswaard als de dichtstbijzijnde toegankelijke school moest worden aangemerkt, en dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van de gevraagde voorziening. De voorzieningenrechter overwoog dat verzoeker een vergoeding van € 1.374,00 had ontvangen, waarmee hij zelf vervoer kon regelen. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die het verzoek rechtvaardigden. Het verzoek werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 11/2688
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 september 2011
inzake
[verzoeker],
te Leende,
verzoeker,
gemachtigde mr. C. Hamerling-Wijn,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze en Leende,
verweerder,
gemachtigde mr. R.S. Klaver.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2011 - verzonden 14 juli 2011 - heeft verweerder aan verzoeker een vergoeding van € 1.374,00 toegekend voor het leerlingenvervoer van verzoekers[zoon][zoon ] naar het Antoon Schellens, te Eindhoven voor het schooljaar 2011-2012. Het betreft een fietsvergoeding met begeleiding.
Tegen dit besluit heeft verzoeker een bezwaarschrift ingediend.
Bij brief van 8 augustus 2011 heeft verzoeker tevens de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 23 augustus 2011 waar verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Het verzoek strekt ertoe aan [zoon], die lijdt aan een vorm van autisme en die is gediagnosticeerd met ASS, aangepast vervoer naar het Antoon Schellens te Eindhoven toe te kennen, totdat op het bezwaarschrift is beslist. De voorzieningenrechter is van oordeel dat een dergelijke voorziening een vergaande maatregel is, waarvoor in beginsel slechts plaats is indien met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid moet worden aangenomen dat verzoeker alsnog in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening voor zijn zoon en een zwaarwegend spoedeisend belang tot het treffen van die voorziening noopt.
3. Dienaangaande overweegt de voorzieningenrechter dat in de gedingstukken en het verhandelde ter zitting geen aanleiding gevonden kan worden voor het oordeel dat in casu sprake is van een dusdanig zwaarwegend spoedeisend belang dat van verzoeker in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij de beslissing op het bezwaarschrift afwacht.
4. Bij dit oordeel betrekt de voorzieningenrechter allereerst de omstandigheid dat de gemachtigde ter zitting heeft verklaard dat binnen de wettelijke geldende termijnen op het bezwaarschrift van 8 augustus 2011 zal worden beslist en voorts dat aan verzoeker een vergoeding is toegekend van € 1.374,00 en verzoeker dit bedrag kan aanwenden om zelf taxivervoer te betalen of een eventuele andere tijdelijke oplossing te bekostigen. Gelet hierop moet het voor verzoeker naar het oordeel van de voorzieningenrechter redelijkerwijs mogelijk zijn om voor gepast vervoer voor [zoon] te zorgen totdat het besluit op het bezwaar is genomen. Het feit dat verzoeker zelf het vervoer van [zoon] naar en van school moeilijk kan combineren met zijn werkzaamheden acht de voorzieningenrechter onvoldoende voor een andersluidend oordeel.
5. Bij het oordeel in onderhavig geschil heeft de voorzieningenrechter tevens betrokken dat op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting niet op voorhand kan worden geoordeeld dat verweerder de door verzoeker gevraagde vervoersvoorziening ten onrechte heeft geweigerd. Uitgangspunt hierbij is dat de Verordening leerlingenvervoer van de gemeente Heeze-Leende (hierna: de Verordening) in een geval als de onderhavige bekostiging van de vervoerskosten toekent over de afstand tussen de woning en dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school.
6. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder l, van de Verordening wordt onder een toegankelijke school voor wat betreft scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en scholen voor voortgezet onderwijs verstaan: de school van de soort waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijk richting dan wel de openbare school van de soort waarop de leerling is aangewezen.
7. Tussen partijen is niet in het geschil dat het Antoon Schellens een reguliere school voor voortgezet onderwijs betreft. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting aangeven dat het Antoon Schellens niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor voortgezet onderwijs is, maar dat dit de Scholengemeenschap Were Di, te Valkenswaard, is.
8. De voorzieningenrechter is gelet op het bepaalde in artikel 3 van de Verordening en gelet op het feit dat zowel het Antoon Schellens te Eindhoven, als de Scholengemeenschap Were Di te Valkenswaard als reguliere scholen voor voortgezet onderwijs dienen te worden aangemerkt, met verweerder van oordeel dat het Were Di als dichtstbijzijnde toegankelijk school dient te worden aangemerkt. Hoewel verzoeker zich ter zitting weliswaar op het standpunt heeft gesteld dat het Antoon Schellens de enige school is waar [zoon] naar toe kan en dat het onderwijs op het Antoon Schellens, het best aansluit bij de wensen van verzoeker voor [zoon], is daarmee niet voldoende komen vast te staan dat het Antoon Schellens als de dichtstbijzijnde toegankelijk school dient te worden aangemerkt. Immers, blijkens artikel 3, gelezen in samenhang met artikel 1, aanhef en onder l, van de Verordening wordt enkel rekening gehouden met bezwaren tegen de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijk richting en worden bezwaren omtrent de kwaliteit of de inhoud van het onderwijs niet meegewogen. Door toch een vergoeding toe te kennen uitgaande van het vervoer naar het Antoon Schellens is verweerder dan ook ruimhartiger geweest, dan op grond van de verordening noodzakelijk is.
9. Het voorgaande sluit niet uit dat verweerder in voorkomende gevallen bevoegd is de hardheidsclausule toe te passen. Ingevolge artikel 29 kan het college in bijzondere gevallen, het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, zonodig na advies te hebben gevraagd aan de permanente commissie leerlingenzorg, de commissie van begeleiding, de regionale verwijzingscommissie of andere deskundigen. Het college is echter niet verplicht om deze hardheidsclausule toe te passen. Het is aan verzoeker om in voldoende mate aannemelijk te maken dat hiervoor aanleiding bestaat door bijvoorbeeld rapporten van school of van deskundigen te overleggen waaruit blijkt dat er geen dichter bij de woning gelegen toegankelijke school is voor [zoon]. Verzoeker is hier vooralsnog niet in geslaagd. Nu verzoeker ook overigens geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd en gelet op de vrijheid die verweerder toekomt bij de toepassing van de hardheidsclausule, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om aan te nemen dat aan verzoeker met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid alsnog de door hem gevraagde vervoersvoorziening zal worden toegekend.
10. Op grond van bovenstaande overwegingen komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het verzoek moet worden afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
12. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De voorzieningenrechter,
wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Aldus gedaan door mr. E.M. de Stigter als voorzieningenrechter in tegenwoordigheid van mr. C.G.M. Otag-Kosman als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2011.
?