Uitspraak
1.De procedure
- het tussenvonnis van 10 augustus 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 19 oktober 2011
- het tussenvonnis van 21 december 2012
- de akte van Aegon van 1 februari 2012
- de antwoordakte van [gedaagde] van 16 februari 2012.
2.De verdere beoordeling
de daadwerkelijke ontvangstvan de polisvoorwaarden door [gedaagde] voor of bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst. Daartoe is de zaak naar de rol verwezen voor uitlating door Aegon of zij bewijs wil leveren en, zo ja, of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel. Door Aegon is geen bewijslevering in vorenbedoelde zin aangeboden. Aegon stelt op grond van eerder ter comparitie naar voren gebrachte argumenten wederom dat zij door toezending van de algemene voorwaarden aan de tussenpersoon [naam tussenpersoon] aan de verplichte terhandstelling aan [gedaagde] heeft voldaan. De rechtbank heeft in r.o. 4.3. van het tussenvonnis reeds geoordeeld dat Aegon niet aan haar informatieplicht heeft voldaan door toezending van polisvoorwaarden aan [naam tussenpersoon] . Deze beslissing is een bindende eindbeslissing op grond van de door partijen ten tijde van het wijzen van het tussenvonnis aan de rechtbank ter beoordeling voorgelegde argumenten en bewijsstukken. Het debat over dit punt is met het wijzen van het tussenvonnis geëindigd en er is geen sprake van een beslissing die op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag berust als bedoeld in HR 26 november 2010, LJN BN 8521 en HR 25 april 2008, NJ 2008,553.
3.De beslissing
25 april 2012waarna datum en uur van de zitting zullen worden bepaald,