ECLI:NL:RBSHE:2012:BV2762

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11-2789
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij weigering provinciale ontheffing voor bestemmingsplan

In deze zaak heeft Veho B.V. in februari 2007 een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-Leende voor medewerking aan de realisering van een nieuwe agrarische bedrijfsvestiging. Dit verzoek omvatte een aanvraag voor een provinciale ontheffing in het kader van de Verordening ruimte Noord-Brabant. Op 5 juli 2011 heeft de Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant deze ontheffing geweigerd. Hiertegen hebben de eisers op 15 augustus 2011 beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 3 februari 2012 de zaak behandeld. De kern van de zaak was de vraag of de rechtbank bevoegd was om het beroep tegen de weigering van de provinciale ontheffing te behandelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontheffing noodzakelijk was voor de vaststelling van een bestemmingsplan en dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de bevoegde instantie is om dit beroep te behandelen. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard en het beroepschrift doorgezonden naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, conform artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de wetgeving en jurisprudentie duidelijk maken dat tegen besluiten tot vaststelling van bestemmingsplannen geconcentreerd rechtsmiddelen kunnen worden aangewend. Dit betekent dat de rechtbank niet bevoegd is om te oordelen over de weigering van de ontheffing, maar dat dit moet gebeuren door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak van de rechtbank is openbaar uitgesproken op 3 februari 2012.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 11/2789
Uitspraak van de meervoudige kamer van 3 februari 2012
inzake
Beheer- en Beleggingsmaatschappij Veho B.V., [naam eiser A], [naam bedrijf] B.V. en Beheersmaatschappij [naam beheersmaatschappij] B.V.
te [plaats],
eisers,
gemachtigde: mr. dr. J.J.J. de Rooij
tegen
Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant,
te 's-Hertogenbosch,
verweerder,
gemachtigde: H.A.J. van Hout
<b>Procesverloop</b>
Veho B.V. heeft in februari 2007 aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-Leende (hierna: het college van burgemeester en wethouders) verzocht om medewerking te verlenen aan de realisering van een nieuwe agrarische bedrijfsvestiging op een perceel aan [locatie] door de procedure in gang te zetten die nodig is voor een partiële herziening van het bestemmingsplan.
Bij schrijven van 29 september 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders namens Veho B.V. bij verweerder een verzoek ingediend tot het verlenen van ontheffing in het kader van artikel 3.3.6 van de Verordening ruimte Noord-Brabant om de locatie [locatie] aan te merken als een lopende zaak.
Bij besluit van 5 juli 2011, verzonden 21 juli 2011, heeft verweerder – voor zover hier van belang - de gevraagde ontheffing voor de nieuwvestiging van een bouwblok voor een intensieve veehouderij met een omvang van maximaal 3 hectare in het LOG Chijnsgoed geweigerd.
Tegen dit besluit hebben eisers op 15 augustus 2011 beroep ingesteld bij de rechtbank.
De zaak is behandeld ter zitting van 25 januari 2012, waar namens eisers hun gemachtigde is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
<b>Overwegingen</b>
1. Aan de orde is het beroep tegen het besluit van verweerder dat strekt tot weigering van de door het college van burgemeester en wethouders namens Veho B.V. gevraagde provinciale ontheffing ten behoeve van de nieuwvestiging van een door Veho B.V. te exploiteren intensieve veehouderij met een bouwblokomvang van 3 hectare in het landbouwontwikkelingsgebied Chijnsgoed (LOG) op het adres [locatie], gemeente Heeze-Leende.
2. De rechtbank stelt allereerst vast dat het besluit inzake de weigering van de provinciale ontheffing door verweerder is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dientengevolge brengen artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder d, en artikel 8:1 van de Awb, in onderlinge samenhang bezien, met zich dat rechtstreeks beroep dient te worden ingesteld tegen dit besluit, zonder dat daaraan een bezwaarschriftprocedure vooraf gaat.
3. Eisers hebben tegen de weigering van de provinciale ontheffing beroep ingesteld bij de rechtbank.
4. De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of zij bevoegd is om van dit beroep kennis te nemen en overweegt dienaangaande als volgt.
5. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting blijkt genoegzaam dat de in geding zijnde ontheffing uitsluitend is aangevraagd ten behoeve van de vaststelling van een partiële herziening van het ter plaatse vigerende bestemmingsplan, welke herziening noodzakelijk is voor de door Veho B.V. beoogde nieuwvestiging van de intensieve veehouderij.
6. Uit de op dit punt bestaande jurisprudentie, waaronder de uitspraak van de voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2011, LJN: BR0814, blijkt eenduidig dat tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, waarvoor de provinciale ontheffing nodig is, geconcentreerd rechtsmiddelen kunnen worden aangewend. In het kader van die procedure kunnen de bezwaren tegen de verleende ontheffing ten volle aan de orde worden gesteld en kan worden beoordeeld of verweerder in redelijkheid de ontheffing heeft kunnen verlenen en of de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan gebruik heeft mogen maken van de verleende ontheffing. Daartoe zal verweerder in die procedure worden betrokken.
7. Naar het oordeel van de rechtbank brengt een redelijke uitleg van het wettelijk systeem ten aanzien van het aanwenden van rechtsmiddelen met zich dat ook in een situatie als hier aan de orde, waarbij de voor de vaststelling van een bestemmingsplan benodigde provinciale ontheffing is geweigerd, ten aanzien van een ingesteld beroep die instantie bevoegd moet worden geacht, die bevoegd is om te beslissen op het beroep tegen een besluit inzake de vaststelling van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening kan een belanghebbende bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep instellen tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan. Aan de rechtbank komt dienaangaande geen bevoegdheid toe.
8. Het vorenstaande betekent dat niet de rechtbank, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevoegd is om te beslissen op het hier voorliggende beroep tegen de in geding zijnde weigering van een provinciale ontheffing.
9. De rechtbank zal zich dan ook onbevoegd verklaren om van dit beroep kennis te nemen.
10. Voorts zal het beroepschrift met toepassing van artikel 6:15 van de Awb worden doorgezonden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, als zijnde het bevoegde orgaan terzake van dit beroep.
11. Beslist wordt als volgt.
<b>Beslissing</b>
De rechtbank,
verklaart zich onbevoegd.
Aldus gedaan door mr. C.A.F. van Ginneken als voorzitter en mr. E.H.B.M. Potters en mr. M.J.H.M. Verhoeven als leden in tegenwoordigheid van mr. J.F.M. Emons als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2012.
<HR>
<i>Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.</i>
Afschriften verzonden: