ECLI:NL:RBSHE:2012:BV5926

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/366
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing en ontzegging van toegang tot gemeentelijke gebouwen in verband met vermoedelijk lekken van vertrouwelijke informatie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 16 februari 2012 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een juridisch adviseur en voorzitter van de ondernemingsraad, is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Best met onmiddellijke ingang de toegang tot gemeentelijke gebouwen ontzegd en geschorst in verband met een onderzoek naar een zakelijk conflict. Dit conflict ontstond nadat de gemeente advies had gevraagd aan een advocatenkantoor, waarvan vertrouwelijke informatie in de media was verschenen. Verweerder had het vermoeden dat verzoeker deze informatie had gelekt, wat leidde tot de schorsing en ontzegging van toegang. De voorzieningenrechter oordeelde dat het vermoeden van lekken voldoende basis bood voor de schorsing, maar dat de ontzegging van toegang onvoldoende rekening hield met de belangen van verzoeker, die een belangrijke rol vervult binnen de organisatie. De voorzieningenrechter schorste het besluit tot ontzegging van toegang, omdat verweerder een minder ingrijpende maatregel had kunnen treffen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoeker. De uitspraak benadrukt de noodzaak om bij disciplinaire maatregelen de belangen van betrokkenen zorgvuldig af te wegen.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 12/366
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 februari 2012
inzake
[verzoeker],
te [plaats],
verzoeker,
(gemachtigde: mr. M.L.M. van de Laar),
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Best,
verweerder,
(gemachtigden mr. G.P.F. van Duren en J.P.T. Spanbroek).
<b>Procesverloop</b>
Bij besluit van 20 december 2011 heeft verweerder verzoeker met onmiddellijke ingang de toegang tot de gemeentelijke gebouwen en terreinen ontzegd voor de duur van het onderzoek en de daarop volgende besluitvorming omtrent verzoekers rechtspositie.
Bij besluit van 18 januari 2012 heeft verweerder verzoeker geschorst voor de duur van het onderzoek en de daarop volgende besluitvorming omtrent verzoekers rechtspositie.
Tegen deze besluiten heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Bij brief van 27 januari 2012 heeft verzoeker tevens de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen in die zin dat beide besluiten worden geschorst.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2012. Verzoeker en zijn gemachtigde zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
<b>Overwegingen</b>
1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Tot het treffen van een voorlopige voorziening zal in het algemeen slechts aanleiding bestaan indien het bestreden besluit in de bodemprocedure naar voorlopig oordeel geen stand zal kunnen houden, terwijl tevens voldoende spoedeisend belang aanwezig is.
3. Bij twijfel omtrent de rechtmatigheid van het in geding zijnde besluit zal dienen te worden bezien of na afweging van de betrokken belangen grond bestaat voor het treffen van een voorziening. Daarbij dient het belang van de indiener van het verzoek om een voorlopige voorziening te worden afgewogen tegen het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
4. Aangezien tegen de besluiten van 20 december 2011 en 18 januari 2012 tijdig bezwaar is gemaakt, deze rechtbank in een eventuele bodemprocedure bevoegd zal zijn en ook overigens geen beletselen bestaan, kan verzoeker in zijn verzoek worden ontvangen.
5. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is onder meer het volgende gebleken.
6. Verzoeker is bij verweerders gemeente werkzaam als juridisch adviseur. Tevens is verzoeker voorzitter van de ondernemingsraad en is hij werkzaam als vakbondsconsulent.
7. In 2011 is tussen verweerders gemeente en het bedrijf OD-consult een zakelijk conflict ontstaan waarbij de gemeente advies heeft gevraagd aan het advocatenkantoor [naam] N.V. (hierna: [advocatenkantoor]). Bij brief van 30 november 2011 heeft een advocaat van dit kantoor zijn advies gegeven.
8. Op maandag 12 december 2011 is in het Eindhovens Dagblad een artikel verschenen met voornoemd conflict als onderwerp. In dit artikel is aangegeven dat het Eindhovens Dagblad in het bezit is van vertrouwelijke brieven. Omdat verweerder ervan uitgaat dat vanuit zijn gemeente vertrouwelijke informatie naar deze krant is gelekt, heeft hij het bureau Hoffmann Bedrijfsrecherche B.V. ingeschakeld om onderzoek te verrichten.
9. In de middag van maandag 12 december 2011 is in de postvakjes van drie raadsleden van verweerders gemeente het advies van [advocatenkantoor] gelegd. Op vrijdagavond 16 december 2011 heeft verzoeker in een aan de drie raadsleden gestuurde mail laten weten dat hij degene was die het advies in de postvakjes heeft gelegd. In dezelfde e-mail heeft hij, in verband met het bericht in de krant van 12 december 2011, aangegeven dat hij geen informatie naar de krant heeft gelekt.
10. Op vrijdag 16 december 2011 is in het Eindhovens Dagblad opnieuw een artikel over het conflict met OD-consult verschenen. In dit artikel is ingegaan op het advies van [advocatenkantoor].
11. De voorzieningechter zal allereerst ingaan op de vraag of hij reden ziet om, in verband met het schorsingsbesluit, een voorlopige voorziening te treffen.
12. De voorzieningenrechter stelt vast dat het schorsingsbesluit een zogenoemde ordemaatregel betreft. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) bestaat in het algemeen voldoende grond voor het treffen van een ordemaatregel indien een bestuurorgaan een concrete verdenking heeft dat een ambtenaar een ernstig plichtsverzuim heeft begaan waardoor aan diens integriteit moet worden getwijfeld en waardoor het noodzakelijk in hem te stellen vertrouwen dermate is geschaad dat het niet aanvaardbaar is dat hij zijn werkzaamheden blijft verrichten (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 19 oktober 2000, www.rechtspraak.nl, LJN AA8869)
13. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval een voldoende concrete en ernstige verdenking als vorenbedoeld bestond. Daarbij wijst de voorzieningenrechter op het op 16 december 2011 gepubliceerde artikel in het Eindhovens Dagblad. Hieruit blijkt namelijk dat aan deze krant het advies van [advocatenkantoor] van 30 november 2011 is verstrekt. Nu dit precies dezelfde informatie is als in het postvakje van de drie raadsleden is gelegd, is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder het vermoeden mocht hebben dat verzoeker informatie heeft gelekt naar het Eindhovens Dagblad. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is dit vermoeden voldoende basis om verzoeker te schorsen en nader onderzoek te laten verrichten door Hoffmann, welk onderzoek zich ook uitstrekt tot het lekken van het advies van [advocatenkantoor].
In hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht, ziet de voorzieningenrechter geen reden voor een ander oordeel. Dat er – zoals verzoeker stelt – geen onderzoeksbelang zou bestaan, volgt de voorzieningenrechter niet. Daarbij wordt gewezen op de toelichting van verweerders gemachtigde ter zitting dat voorkomen moet worden dat bepaalde stukken kunnen wegraken of personen kunnen worden beïnvloed. Ook heeft verweerders gemachtigde ter zitting aangegeven dat tijdens de schorsing mede wordt bezien of er organisatorische maatregelen moeten worden getroffen. Met betrekking tot verzoekers stellingen omtrent de geheimhoudingsplicht van de raadsleden en de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 1 juni 2011, LJN: BU9347 stelt de voorzieningenrechter vast dat deze grieven met name betrekking hebben op de aan de raadsleden verstrekte informatie. Nu de schorsing – zoals hierboven is geoordeeld – al kan worden gebaseerd op het vermoeden dat verzoeker het betreffende advies aan de krant heeft gelekt, kunnen deze grieven geen doel treffen.
14. Gelet op het bovenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het schorsingsbesluit van 18 januari 2012 naar verwachting in bezwaar stand zal kunnen houden. Voor zover het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook met dit besluit in verband staat, wordt het verzoek afgewezen.
15. Met betrekking tot de ontzegging van de toegang van de gemeentelijke gebouwen en terreinen overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
16. Uit het besluit van 20 december 2011 blijkt dat verweerder met de ontzegging twee doelen nastreeft. Ten eerste wil verweerder niet meer dat verzoeker – hangende het onderzoek – zijn functie vervult en ten tweede wil verweerder dat verzoeker geen toegang meer heeft tot de documentenbestanden van de gemeente.
17. Met betrekking tot het eerstgenoemde doel wijst de voorzieningenrechter op het schorsingsbesluit. Nu met dit besluit al is bereikt dat verzoeker zijn functie niet meer mag verrichten, acht de voorzieningenrechter geen geldige reden meer aanwezig om verzoeker ook nog de toegang te ontzeggen. Wat betreft het tweede doel is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van verzoeker. Verzoeker is namelijk voorzitter van de ondernemingsraad en heeft belang bij (onder meer) het kunnen bijwonen van vergaderingen en het contact onderhouden met medewerkers van de gemeente. Door verzoeker de toegang te ontzeggen is met deze belangen te weinig rekening gehouden. Verweerder had kunnen kiezen voor een minder ingrijpende maatregel. Bij wijze van voorbeeld noemt de voorzieningenrechter de mogelijkheid dat verzoeker enkel wordt verboden een computer die is aangesloten op het interne netwerk van de gemeente, te raadplegen. Ter zitting heeft verweerders gemachtigde nog aangegeven dat voor verzoeker de mogelijkheid bestaat om de overleggen buiten het gemeentehuis te voeren en ook voor de andere problemen praktische oplossingen kunnen worden gezocht. Nog daargelaten of dit inderdaad zo is, overweegt de voorzieningenrechter dat hij hierin geen reden ziet voor een ander oordeel. Daarbij acht hij van belang dat deze door verweerder geopperde praktische oplossingen niet wegnemen dat hetzelfde doel kan worden bereikt met een voor verzoeker minder ingrijpende maatregel waarbij nog wordt gewezen op het hiervoor genoemde voorbeeld.
18. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechte van oordeel dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van verzoeker en daarmee in strijd heeft gehandeld met artikel 3:4 van de Awb. Gelet hierop zal het bestreden besluit naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in bezwaar geen stand houden. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding om het besluit van 20 december 2011 te schorsen tot en met zes weken nadat verweerder de beslissing op bezwaar aan verzoeker heeft bekendgemaakt.
19. De voorzieningenrechter acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 874,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) verzoekschrift;
• 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
• waarde per punt € 437,00;
• wegingsfactor 1.
Verzoeker heeft ook verzocht om vergoeding van zijn reiskosten. De rechtbank zal bepalen dat verweerder € 8,40 vergoedt, de kosten van een treinretour tweede klas. De totale proceskostenveroordeling bedraagt € 882,40.
20. Tevens zal de voorzieningenrechter bepalen dat door verweerder aan verzoeker het door hem gestorte griffierecht ter hoogte van € 156,00 dient te worden vergoed.
21. Beslist wordt als volgt.
<b>Beslissing</b>
De voorzieningenrechter,
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, voor zover dat verband houdt met het besluit van 18 januari 2012, af;
- wijst het verzoek, voor zover dat verband houdt met het besluit van 20 december 2011, toe in dier voege dat dit besluit wordt geschorst tot en met zes weken nadat verweerder zijn beslissing op bezwaar aan verzoeker kenbaar heeft gemaakt;
- gelast verweerder aan verzoeker te vergoeden het door hem gestorte griffierecht ter hoogte van € 156,00;
- veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten vastgesteld op € 882,40.
Aldus gedaan door mr. Y.S. Klerk als voorzieningenrechter in tegenwoordigheid van mr. P.A.M. Laro als griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2012.
<HR>
<i>Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.</i>
Afschriften verzonden: