ECLI:NL:RBUTR:2001:AE2605

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 oktober 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
SBR 01/1447 VV, SBR 01/1552 VV, SBR 01/1555 VV, SBR 01/1557 VV en SBR 01/1559 VV
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunningen in Haarlem

In deze zaak hebben verzoekers, wonende te Haarlem, bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, waarbij bouwvergunningen zijn verleend voor verschillende projecten, waaronder de bouw van een ondergrondse parkeergarage en een gerechtsgebouw. De verzoekers hebben op 24 juli 2001 en 6 augustus 2001 bezwaarschriften ingediend tegen deze besluiten. Op 25 juli 2001 hebben zij een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de president van de rechtbank Utrecht, in verband met de bouwvergunning voor de parkeergarage, en op 7 augustus 2001 voor de andere besluiten.

De verzoeken zijn op 27 september 2001 ter zitting behandeld. Verzoekers hebben aangegeven dat zij belang hechten aan het behoud van de historische binnenstad van Haarlem, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat verzoekers niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De afstand van hun woningen tot de bouwlocaties is te groot, en er is geen bewijs dat zij zicht hebben op de bouwplannen of dat deze hun directe woonomgeving beïnvloeden.

De president heeft overwogen dat, hoewel het prijzenswaardig is dat verzoekers zich inzetten voor de binnenstad, hun individuele belang niet significant verschilt van dat van andere inwoners van Haarlem. Daarom zijn de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen, en is er geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van verzoekers. De beslissing is openbaar uitgesproken op 4 oktober 2001.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE UTRECHT
sector bestuursrecht
nrs. SBR 01/1447 VV, SBR 01/1552 VV, SBR 01/1555 VV, SBR 01/1557 VV en
SBR 01/1559 VV
Uitspraak van de president van de rechtbank te Utrecht op de verzoeken om een voorlopige voorziening in de geschillen tussen:
[verzoekers], wonende te Haarlem,
verzoekers,
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem,
verweerder
__________________________________________________________________________________
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij besluit van 13 juni 2001 heeft verweerder een bouwvergunning verleend voor het bouwen van een ondergrondse parkeergarage aan de Damstraat (e.o.) te Haarlem.
Bij besluiten van verweerder van 4 juli 2001 heeft verweerder vergunning verleend voor:
-het bouwen van een gerechtsgebouw aan de Damstraat e.o. te Haarlem;
-het verbouwen en uitbreiden van het concertgebouw aan het Klokhuisplein te Haarlem;
-het slopen van diverse delen en opstallen aan het Klokhuisplein, de Damstraat en de Wijde en Nauwe Appelaarsteeg te Haarlem;
-het (intern) slopen van wanden, vloeren, trappen, etc. alsmede het slopen van een gedeelte van de gevels van enkele panden aan het Klokhuisplein.
1.2 Tegen het besluit van 13 juni 2001 hebben verzoekers op 24 juli 2001 een bezwaarschrift ingediend bij verweerder.
Tegen de genoemde besluiten van 4 juli 2001 hebben verzoekers op 6 augustus 2001 een bezwaarschrift ingediend bij verweerder.
1.3 Op 25 juli 2001 is in verband met het besluit van 13 juni 2001 een verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingediend bij de president van de re[een andere verzoeker]ed[een andere verzoeker]oor [verzoekers]
Op 7 augustus 2001 is in verband met de besluiten van 4 juli 2001 een verzoek om voorlopige voorziening inged[een andere verzoeker]verz[een andere verzoeker]]
1.4 De verzoeken zijn op 27 september 2001 ter zitting behandeld, waarbij voor verzoekers [twee van de verzoekers] in persoon zijn verschenen. Namens verweerder is verschenen [een] ambtenaar bij de gemeente Haarlem. Tevens is verschenen: namens ING Vastgoedontwikkeling BV, mr. N.S.J. Koeman, advocaat te Amsterdam, en [namens het Concertgebouw], projectmanager van het Concertgebouw, in persoon.
2. OVERWEGINGEN
2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de president van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en bindt dit de rechtbank niet bij haar beslissing in die procedure.
2.3 Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.4 Blijkens hetgeen naar voren is gekomen is het belang van verzoekers bij de bestreden besluiten erin gelegen dat zij de oude binnenstad van Haarlem een warm hart toedragen en het zeer wenselijk achten dat het historische gedeelte van Haarlem waarop de genoemde besluiten zien, op een zorgvuldig opgeknapte manier wordt behouden.
Uit de stukken komt naar voren dat de hemelsbrede afstand van de woningen van verzoekers ten opzichte van de bouw- en sloopplannen als volgt is:
[twee van de verzoekers]: meer dan 1200 meter; [een andere verzoeker]: meer dan 1600 meter; [een andere verzoeker]: meer dan 3800 meter.
Wat betreft [een andere verzoeker], is deze afstand, beoordeeld aan de hand van een plattegrond uit de CD-foongids, ongeveer 1000 meter.
Niet gebleken is dat verzoekers vanuit hun woningen zicht hebben op de betreffende bouwplannen noch dat de genoemde besluiten (andere) wijzigingen met zich brengen voor hun directe woonomgeving.
2.5 Geoordeeld wordt dat niet is gebleken dat verzoekers een belang hebben dat rechtstreeks bij het bestreden besluit is betrokken, nu verzoekers weliswaar woonachtig zijn in de gemeente Haarlem doch op aanzienlijke afstand van de locatie waarop in casu gesloopt en gebouwd wordt. Hoewel het op zichzelf prijzenswaardig geacht kan worden dat verzoekers zich het lot van Haarlemse binnenstad aantrekken, onderscheidt zich het individuele belang van verzoekers niet in objectieve zin van dat van andere inwoners van de gemeente Haarlem.
2.6 Nu naar verwachting, gelet op het bepaalde in de artikelen 8:1, 7:1 juncto 1:2 van de Awb, de bezwaren van verzoekers niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, dienen de betreffende verzoeken om een voorlopige voorziening te worden afgewezen. Voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van verzoekers zijn dan ook geen termen aanwezig.
2.7 Beslist wordt als volgt.
3. BESLISSING
De president:
wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Aldus vastgesteld door mr. T. Dompeling, fungerend president, en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2001.
De griffier: De president:
E.M. Tol T. Dompeling
[0]