ECLI:NL:RBUTR:2005:AT0663

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
17 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
SBR 05-279 en 05-388
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningverlening voor uitweg en hekwerk op bedrijventerrein Amstelkade

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht op 17 maart 2005 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de vergunningverlening voor een uitweg en een hekwerk op het bedrijventerrein aan de Amstelkade. De verzoekster, Stichting Leefbaarheid Industrieterrein Amstelhoek e.o., heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen, die vergunningen hebben verleend aan Amstelkring Wilnis b.v. en T.T.A. b.v. voor respectievelijk het maken van een uitweg en het oprichten van een hekwerk met schuifpoort. De verzoekster betoogde dat de uitweg ongewenst en gevaarlijk is, gezien de smalle en onoverzichtelijke Amstelkade, die tevens een kwetsbare waterkering is.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vergunningen zijn verleend onder voorwaarden die de veiligheid van de weg waarborgen. De uitweg mag uitsluitend worden gebruikt voor personenauto's en kleine busjes, en de toegang voor derden wordt afgesloten door een hek. De rechter oordeelde dat er geen bewijs is dat de veiligheid van de weg negatief beïnvloed zal worden door de uitweg. Bovendien is de breedte van de uitweg voldoende om veilig de weg op te kunnen draaien. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van de verzoekster niet overtuigend geacht en heeft geoordeeld dat de vergunningen in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen grond was om aan te nemen dat de besluiten in de bezwaarschriftprocedure niet in stand zouden blijven. De uitspraak benadrukt het belang van de vergunningverlening in het kader van de toegankelijkheid van bedrijventerreinen en de noodzaak om de veiligheid van de weggebruikers te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
sector bestuursrecht
nr. SBR 05/279 en 05/388
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geschil tussen:
Stichting Leefbaarheid Industrieterrein Amstelhoek e.o.,
gevestigd te Amstelhoek,
verzoekster,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente de Ronde Venen,
verweerder.
1. INLEIDING
1.1 Het verzoek heeft betrekking op het besluit van 11 januari 2005 waarbij verweerder aan Amstelkring Wilnis b.v. (hierna: de vergunninghouder 1) vergunning heeft verleend voor het maken van een uitweg aan de Amstelkade ten behoeve van perceel Amstelkade 118 te Amstelhoek (hierna: het perceel). Dit verzoek is geregistreerd onder nummer SBR 05/279.
Het verzoek heeft voorts bestrekking op het besluit van 31 januari 2005 waarbij verweerder aan T.T.A. b.v. (hierna: de vergunninghouder 2) vergunning heeft verleend voor het oprichten van een hekwerk, met schuifpoort op het perceel
1.2 De verzoeken zijn op 3 maart 2005 ter zitting behandeld, waar verzoekster is verschenen bij haar voorzitter K.H. Wiegertjes en haar secretaris G.J. Alberts. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door N. Röling en D. van den Tol, beiden werkzaam bij de gemeente de Ronde Venen.
2. OVERWEGINGEN
2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en bindt dit de rechtbank niet bij haar beslissing in die procedure.
2.3 Aangezien tijdig bezwaar is gemaakt bij verweerder tegen het besluit waarop het verzoek betrekking heeft en deze rechtbank in de hoofdzaak bevoegd zal zijn, is er geen beletsel het verzoek om een voorlopige voorziening ontvankelijk te achten.
2.4 De voorzieningenrechter overweegt dat de vergunning voor de bouw van het hekwerk en de uitwegvergunning twee afzonderlijke besluiten zijn van een verschillende datum en met een verschillend toetsingkader. Het standpunt van verzoekster dat deze besluiten zodanig samenhangend zijn dat voor de behandeling van de verzoeken slechts eenmaal griffierecht verschuldigd is, wordt dan ook niet gevolgd.
2.5 Op het perceel is het bestemmingsplan "Landelijk gebied" (hierna: het bestemmingsplan) van toepassing. Op grond van de in artikel 20 van het bestemmingsplan bepaalde doeleinden is het perceel bestemd voor transportbedrijf (Bt). In artikel 20 lidA van het bestemmingsplan zijn de bebouwingsvoorschriften neergelegd. Ingevolge lid A1, aanhef en onder h, van dit artikel - voor zover hier van belang - mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedragen dan 5,5 meter en mogen terreinafscheidingen niet hoger zijn dan 2 meter.
2.6 Ingevolge artikel 2.1.5.3, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente De Ronde Venen is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders
a. een uitweg te maken naar de weg;
b. van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;
c. verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.
In het derde lid van artikel 2.1.5.3 is bepaald dat een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd in het belang van:
a. de bruikbaarheid van de weg;
b. het veilig en doelmatig gebruik van de weg;
c. de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;
d. de bescherming van groenvoorzieningen van de gemeente.
2.7 Toan Holding B.V. is eigenaar van het perceel waarop de bedrijven van de vergunninghoudsters zijn gevestigd.
Op 11 december 2003 is tussen verweerder en Toan Holding B.V., vergunninghoudster 1 en vergunninghoudster 2 een vaststellingovereenkomst gesloten waarin - onder meer - is bepaald dat de aanschrijving van de last onder dwangsom ter verwijdering van twee illegale uitwegen wordt ingetrokken en dat verweerder vergunning zal verlenen voor een uitweg vanaf het perceel, uitsluitend voor personenauto's en busjes tot maximaal 2,4 ton asdruk.
Bij besluit van 11 januari 2005 heeft verweerder de vergunning voor de uitweg verleend. In deze vergunning is - onder meer - als voorwaarde opgenomen dat de aansluiting van de uitweg op de openbare weg geen gevaar mag opleveren voor het verkeer en dat de uitweg uitsluitend vanaf het perceel gebruikt mag worden voor personenauto's en busjes tot maximaal 2,4 meter asdruk
2.8 Bij besluit van 31 januari 2005 heeft verweerder vergunning verleend voor het oprichten van een hekwerk met schuifpoort.
2.9 Verzoekster heeft uitvoerig gemotiveerd dat uit de voorgeschiedenis van 1999 tot 2002 blijkt dat uitwegen op de Amstelkade niet gewenst zijn en dat tegen illegale aanleg daarvan wordt opgetreden. Zij wijst erop dat verweerder desondanks in de op 11 december 2003 gesloten vaststellingsovereenkomst een uitweg heeft toegezegd.
Verzoekster acht uitwegen op de Amstelkade ongewenst, onverantwoord en gevaarlijk. Zij wijst er daartoe op dat deze kade smal en onoverzichtelijk is en dat het een kwetsbare waterkering is.
2.10 De voorzieningenrechter stelt voorop dat artikel 2.1.5.3, derde lid, van de APV met zich brengt dat een vergunning slechts kan worden geweigerd indien zich één of meer van de onder a tot en met d omschreven weigeringsgronden voordoen. Is dit niet het geval, dan zijn burgemeester en wethouders in beginsel verplicht de vergunning te verlenen.
2.11 In de uitspraak van 20 december 2000 in het beroep van [T], de voormalige eigenaar van het perceel, tegen de besluiten van verweerder van 24 augustus 1999, bij welke besluiten verweerder - onder meer - de weigering tot het verlenen van een uitwegvergunning heeft gehandhaafd, heeft de rechtbank overwogen dat onvoldoende is gebleken dat een nieuwe uitweg de veiligheid en doelmatigheid van de Amstelkade negatief beïnvloedt. Bij dit oordeel heeft de rechtbank onder meer betrokken dat voldoende is komen vaststaan dat de uitweg slechts is bedoeld voor eigen gebruik van Tamminga en niet gebruikt zal worden voor zwaar verkeer.
2.12 Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat in het verleden is opgetreden tegen de combinatie van een illegale uitweg, een illegaal (sloop)bedrijf, en een illegale loswal. In de vaststellingsovereenkomst met de vergunninghouder zijn afspraken gemaakt over de wel toegestane bedrijfsactiviteiten. Verweerder heeft benadrukt dat het gaat om een bestaand bedrijventerrein dat voldoende toegankelijk moet zijn voor de daar gevestigde bedrijven.
2.13 De voorzieningenrechter stelt vast dat door de aan de vergunning verbonden voorwaarde wordt bewerkstelligd dat de uitweg uitsluitend wordt gebruikt voor personenauto's en busjes. Voorts wordt, zoals verweerder ter zitting heeft verklaard door de plaatsing van het hek dat dient te worden afgesloten, voorkomen dat anderen van de uitweg gebruik maken.
Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter in hetgeen verzoekster heeft aangevoerd geen aanleiding om met betrekking tot de gevolgen van de uitweg voor de veiligheid van de weg, anders te oordelen dan de rechtbank in de uitspraak van 20 december 2000 heeft gedaan.
Met betrekking tot de grief van verzoekter dat de breedte van de uitweg van 10 meter doet vermoeden dat de illegale loswal weer in gebruik zal worden genomen voor overslagactiviteiten heeft verweerder ter zitting verklaard dat dat geenszins de bedoeling is, maar dat incidenteel een hijsstelling naar het terrein getransporteerd moet kunnen worden. Voorts heeft verweerder aangegeven dat vanwege de smalle Amstelkade een brede uitweg nodig is om veilig de weg op te kunnen draaien. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder hiermee het bezwaar van verzoekers afdoende weerlegd. Daarbij wordt opgemerkt dat verweerder handhavend dient op te treden bij gebruik van de uitweg in strijd met de vergunningvoorwaarden.
2.14 Gelet op het feit dat het hier gaat om een bedrijventerrein onderschrijft de voorzieningenrechter het standpunt van verweerder dat door de uitweg geen sprake is van schending van het uiterlijk aanzien van de omgeving.
2.15 Met betrekking tot de vergunning van het hekwerk overweegt de voorzieningenrechter dat het hekwerk niet in strijd is met de bebouwingsvoorschriften van het bestemmingplan. Voorts heeft de welstandscommissie aangegeven dat het plan voldoet aan redelijke eisen van welstand. Verweerder was derhalve op grond van artikel 44, eerste lid, van de Woningwet gehouden de bouwvergunning voor het hekwerk te verlenen.
2.16 Gelet op het vorenoverwogene bestaat geen grond voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bezwaarschriftprocedure niet in stand zal blijven. Voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van verzoeker zijn derhalve ook geen termen aanwezig.
3. BESLISSING
De voorzieningenrechter:
Wijst het verzoek om voorlopige voorzienig af.
Aldus vastgesteld door mr. T. Dompeling, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2005.
De griffier: De voorzieningenrechter:
mr. S. Meurs mr. T. Dompeling
Afschrift verzonden aan partijen op: