ECLI:NL:RBUTR:2008:BE8340
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schadeberekening in aandelenlease-overeenkomst na tussenvonnis
In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht werd behandeld, betreft het een schadeberekening in het kader van een aandelenlease-overeenkomst. De eiseres, vertegenwoordigd door procureur mr. J. van Ravenhorst, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagden, DSB BANK N.V. en RIBANK N.V., vertegenwoordigd door respectievelijk procureurs mr. J.J.W. Remme en mr. P.A. de Koningh. De procedure volgde op een tussenvonnis van 19 december 2007, waarin de rechtbank partijen de gelegenheid gaf om zich uit te laten over de omvang van de betaalde en te betalen rentetermijnen, het belastingvoordeel en de restschuld in het kader van de aandelenlease-overeenkomst.
De eiseres stelde dat de aandelenlease-overeenkomst op 1 februari 2006 was geëindigd en dat zij 60 rentetermijnen van EUR 45,37 had voldaan, wat resulteerde in een totaalbedrag van EUR 2.722,20. Na aftrek van een achterstand van EUR 724,53, kwam zij tot een bedrag van EUR 1.997,67. DSB betwistte deze berekening en kwam uit op een hoger bedrag van EUR 2.039,62 aan betaalde rentetermijnen. De rechtbank oordeelde dat de berekening van DSB juist was en nam dit bedrag als uitgangspunt.
Wat betreft de restschuld, stelde de rechtbank vast dat deze berekend moest worden door het verschil te nemen tussen de ter leen verstrekte geldsom van EUR 4.538,00 en de verkoopopbrengst van de aandelen. De rechtbank concludeerde dat de restschuld EUR 1.728,14 bedroeg. De rechtbank wees de wettelijke rente toe over de betaalde rentetermijnen en de restschuld, en verklaarde dat DSB onrechtmatig had gehandeld door schending van de zorgplicht bij het aangaan van de aandelenlease-overeenkomst. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.
Het vonnis werd uitgesproken op 20 augustus 2008 door mr. A.A.T. van Rens, en de rechtbank oordeelde dat de vorderingen van eiseres tegen DSB werden toegewezen, terwijl de vorderingen tegen Ribank werden afgewezen.