ECLI:NL:RBUTR:2009:BH5067

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
2 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
SBR 07-2524
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing Kamer over onderhoudsplicht gemeente Abcoude

In deze zaak heeft het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht beroep ingesteld tegen een beslissing van de Kamer voor de behandeling van administratieve geschillen van Gedeputeerde Staten van Utrecht. De Kamer had op 30 juli 2007 het administratief beroep van de gemeente Abcoude tegen een besluit van het hoogheemraadschap van 8 maart 2007 deels niet-ontvankelijk en deels gegrond verklaard. Dit besluit betrof de vaststelling van de legger voor wateren en de daarin aanwezige kunstwerken, waarin de gemeente Abcoude als onderhoudsplichtige was aangewezen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het geschil draait om de vraag wie onderhoudsplichtig is voor de wateren binnen de gemeente Abcoude. De rechtbank oordeelt dat het hoogheemraadschap op juiste gronden de gemeente Abcoude als onderhoudsplichtige heeft aangewezen in de legger. De rechtbank wijst erop dat de Kamer ten onrechte het onderdeel van het primaire besluit heeft vernietigd en dat de onderhoudsplichtigen en de onderhoudsplicht met betrekking tot het water in de gemeente Abcoude conform de ontwerp-legger moeten worden vastgesteld.

De rechtbank verklaart het beroep van het hoogheemraadschap gegrond en vernietigt de beslissing van de Kamer voor zover deze betrekking heeft op de vaststelling van de onderhoudsplichtigen. De rechtbank bepaalt dat de provincie Utrecht het door het hoogheemraadschap betaalde griffierecht vergoedt. De uitspraak is bindend tussen partijen en heeft ook betekenis voor een eventueel vervolg van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummer: SBR 07/2524
uitspraak van de meervoudige kamer van 2 maart 2009
inzake
het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (verder: het hoogheemraadschap),
gevestigd te Amsterdam,
eiser,
tegen
de Kamer voor de behandeling van administratieve geschillen van Gedeputeerde Staten van Utrecht (verder: de Kamer),
verweerder.
Inleiding
1.1 Het hoogheemraadschap heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de Kamer van
30 juli 2007 (het bestreden besluit), waarbij de Kamer het administratief beroep van de gemeente Abcoude tegen het besluit van het hoogheemraadschap van 8 maart 2007 deels niet-ontvankelijk en deels gegrond heeft verklaard. Bij laatstgenoemd besluit heeft het hoogheemraadschap de legger voor wateren en de daarin aanwezige kunstwerken (verder: de legger) vastgesteld.
1.2 In het bestreden besluit heeft de Kamer - voor zover van belang voor deze beroepszaak - het besluit van 8 maart 2007 vernietigd voor zover dit besluit strekt tot vaststelling van de onderhoudsplichtige voor het stedelijk water in de gemeente Abcoude. Tevens heeft de Kamer op dit punt een nieuw besluit genomen inhoudende dat de onderhoudsplichtigen en de onderhoudsplicht met betrekking tot het water in de gemeente Abcoude worden vastgesteld conform de ontwerp-legger zoals die van 18 september 2006 tot 30 oktober 2007 ter inzage heeft gelegen. Concreet betekent dit dat het hoogheemraadschap is aangewezen als onderhoudsplichtige.
1.3 Het beroep is behandeld ter zitting van 11 december 2008, waar namens het hoogheemraadschap is verschenen mr. J.M.C. Roberts, werkzaam bij het hoogheemraadschap. Namens de Kamer is verschenen mr. H.G. Smit, werkzaam bij het college van gedeputeerde staten. Namens de gemeente Abcoude is verschenen mr. M.S. Beems, werkzaam bij de gemeente Abcoude.
Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 78, eerste lid, van de Waterschapswet maakt het algemeen bestuur de verordeningen die het nodig oordeelt voor de behartiging van de taken die het waterschap zijn opgedragen.
Ingevolge het tweede lid dan dit artikel stelt het algemeen bestuur tevens de legger, waarin onderhoudsplichtigen of onderhoudsverplichtingen worden aangewezen, vast.
2.2 De rechtbank stelt vast dat het geschil tussen partijen feitelijk neerkomt op de vraag wie
- het hoogheemraadschap of de gemeente Abcoude - onderhoudsplichtig is ten aanzien van de wateren binnen de gemeente Abcoude en of dit correct is weergegeven in de legger. Ter beantwoording van die vraag is het volgende van belang.
2.3 Op 11 december 1996 heeft het Algemeen Bestuur van het hoogheemraadschap, voor zover thans van belang, de Keur van het hoogheemraadschap Amstel en Vecht 1996 (verder: de Keur 1996) vastgesteld.
Artikel 10, eerste lid, van de Keur 1996 bepaalt dat het hoogheemraadschap voor zijn rekening de boezemwateren en de hoofdwatergangen onderhoudt, voor zover het onderhoud niet bij anderen berust.
2.4 Partijen zijn het er over eens dat ingevolge het bepaalde in de Keur 1996 het hoogheemraadschap onderhoudsplichtig is ten aanzien van de boezemwateren en de hoofdwatergangen binnen de gemeente Abcoude.
2.5 In december 1997 hebben het hoogheemraadschap en de gemeente Abcoude de “overeenkomst tot overdracht van eigendom en beheer en onderhoud” gesloten.
2.6 Het hoogheemraadschap heeft daarover uiteengezet dat hij in 1997 met alle gemeenten binnen zijn beheersgebied overeenkomsten heeft gesloten, die er op zijn gericht het actief stedelijk waterbeheer weer in handen te brengen van het waterschap, voor zover dit binnen zijn taakgebied valt. Met deze overeenkomsten werd uitvoering gegeven aan het in artikel 2, tweede lid, van de op 1 januari 1992 in werking getreden Waterschapswet vastgelegde decentralisatiebeginsel. De overeenkomsten waren dan ook niet bedoeld om publiekrechtelijke regelingen (in casu de Keur 1996) te doorbreken of bestuursrechtelijke bevoegdheden over te dragen, maar beoogden het feitelijke beheer in overeenstemming te brengen met de Waterschapswet.
2.7 De Kamer en de gemeente Abcoude stellen zich op het standpunt dat met het sluiten van de overeenkomst al het onderhoud is overgedragen aan het hoogheemraadschap. Concreet houdt dit volgens hen in dat, ongeacht hetgeen in de Keur 1996 is bepaald, vanaf dat moment het hoogheemraadschap onderhoudsplichtig is en ook blijft totdat de overeenkomst wordt opgezegd of ontbonden.
2.8 Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting deelt de rechtbank het standpunt van het hoogheemraadschap dat met de met de gemeente Abcoude in 1997 gesloten overeenkomst niet is beoogd de in de Keur 1996 vastgelegde onderhoudsplicht te wijzigen of hierop een uitzondering te maken. Beide partijen zijn er immers van uitgegaan dat het hoogheemraadschap het onderhoud zou uitvoeren zoals dat ook in de Keur 1996 was vastgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is het dan ook aannemelijk dat het hoogheemraadschap de afgelopen jaren het onderhoud heeft uitgevoerd op basis van de in de Keur 1996 vastgelegde plicht. Dat de gemeente Abcoude er, naar nu blijkt, abusievelijk vanuit is gegaan dat het hoogheemraadschap ‘slechts’ de overeenkomst uitvoerde, moet voor haar rekening blijven.
2.9 Het Algemeen Bestuur van het hoogheemraadschap heeft vervolgens op 9 maart 2006 een gewijzigde Keur vastgesteld (verder: de Keur 2006).
Artikel 11, eerste lid, van de Keur 2006 bepaalt dat onderhoudsplichtig degenen zijn die in de legger daartoe zijn aangewezen, tenzij anders is bepaald.
Het vijfde lid van dit artikel bepaalt dat het hoogheemraadschap verantwoordelijk is voor:
a. het op diepte houden en het vrijhouden van plantengroei van het stromingsprofiel van primaire wateren;
b. het vrijhouden van vuil, van het stromingsprofiel van primaire wateren buiten stedelijk gebied.
Bij besluit van 8 maart 2007 heeft het hoogheemraadschap de legger vastgesteld waarin de gemeente Abcoude is aangewezen als onderhoudsplichtig.
2.10 De rechtbank stelt met partijen vast dat ingevolge de Keur 2006 de onderhoudsplicht voor stedelijke wateren die voorheen - op basis van de Keur 1996 - op het hoogheemraadschap rustte, in beginsel is overgegaan op de gemeente(n).
2.11 De gemeente Abcoude heeft geen administratief beroep ingesteld tegen de Keur 2006 omdat zij er, gelet op de overeenkomst uit 1997, van uitging dat het hoogheemraadschap nog steeds onderhoudsplichtig was (de tenzij-bepaling uit artikel 11, eerste lid, van de Keur 2006). Nu niet is komen vast te staan dat de overeenkomst uit 1997 bedoeld was om ten aanzien van de onderhoudsverplichting af te wijken van of inbreuk te maken op de Keur 1996, kunnen partijen met deze overeenkomst naar het oordeel van de rechtbank evenmin hebben beoogd een uitzondering te maken op een toekomstige Keur. Dit betekent dat er voor het hoogheemraadschap geen aanleiding was om deze overeenkomst vóór te laten gaan op de Keur 2006 en de onderhoudsplicht in de legger anders vast te leggen dan hij heeft gedaan.
2.12 Naar het oordeel van de rechtbank heeft het hoogheemraadschap derhalve in de op
8 maart 2007 vastgestelde legger de gemeente Abcoude op juiste gronden aangewezen als onderhoudsplichtig. Dit betekent dat de Kamer dit onderdeel van het primaire besluit ten onrechte heeft vernietigd en ten onrechte heeft bepaald dat de onderhoudsplichtigen en de onderhoudsplicht met betrekking tot het water in de gemeente Abcoude worden vastgesteld conform de ontwerp-legger.
2.13 De rechtbank zal het door het hoogheemraadschap ingestelde beroep gegrond verklaren en de beslissing van de Kamer in zoverre vernietigen. Doende hetgeen de Kamer had moeten doen, zal de rechtbank het door de gemeente Abcoude ingestelde administratief beroep op dit punt alsnog ongegrond verklaren. Ter voorlichting aan partijen wijst de rechtbank er op dat dit betekent dat de Kamer geen nieuwe beslissing op het administratief beroep hoeft te nemen.
2.14 De rechtbank is niet gebleken van proceskosten van het hoogheemraadschap die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen, zodat geen reden bestaat voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank Utrecht,
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt de beslissing van de Kamer van 30 juli 2007 voor zover het betreft het vaststellen van de onderhoudsplichtigen en de onderhoudsplicht met betrekking tot het water in de gemeente Abcoude conform de ontwerp-legger (punt 4.3 van de beslissing);
3.3 verklaart het administratief beroep op dat punt alsnog ongegrond;
3.4 bepaalt dat de provincie Utrecht het door het hoogheemraadschap betaalde griffierecht ad € 285,- aan hem vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. S. Wijna als voorzitter en mr. D.A.J. Overdijk en
mr. J. Struiksma als leden van de meervoudige kamer, en in het openbaar uitgesproken op
2 maart 2009.
De griffier: De voorzitter:
mr. M.H.L. Debets mr. S. Wijna
Afschrift verzonden op:
Tegen de beslissing op beroep staat, binnen zes weken na de dag van verzending hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Let wel
De uitspraak van de rechtbank is bindend tussen partijen. Die binding heeft ook betekenis bij een eventueel vervolg van deze procedure, bijvoorbeeld indien het beroep gegrond wordt verklaard en de Kamer een nieuw besluit moet nemen. Als een partij niet met hoger beroep opkomt tegen een oordeel van de rechtbank waarbij uitdrukkelijk en zonder voorbehoud een standpunt van die partij is verworpen, staat de bestuursrechter die partij in beginsel niet toe dat standpunt in een latere fase van de procedure opnieuw in te nemen.