ECLI:NL:RBUTR:2009:BK7530

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
22 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
279497 HA-RK 09-448
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsprocedure tegen rechters in een jeugdzorgzaak

In deze wrakingsprocedure, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 22 december 2009, hebben verzoekers, [verzoekster sub 1] en [verzoeker sub 2], een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters die betrokken waren bij hun zaak. De wrakingsgronden omvatten beschuldigingen van vooringenomenheid, onzorgvuldigheid, en een gebrek aan erkenning van [verzoekster sub 1] als zelfstandige procespartij. Verzoekers voerden aan dat eerdere beslissingen van de rechters blijk gaven van vooringenomenheid en dat de rechters niet adequaat omgingen met de belangen van [verzoekster sub 1]. De wrakingskamer heeft de gronden puntsgewijs beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende feiten of omstandigheden zijn die wijzen op een gebrek aan onpartijdigheid van de rechters. De wrakingskamer oordeelde dat de inhoudelijke bezwaren van verzoekers niet de conclusie rechtvaardigen dat de rechters partijdig waren. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en verklaarde [verzoekster sub 1] niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking, terwijl het verzoek van [verzoeker sub 2] werd afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken in het bijzijn van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
zaaknummer: 279497 HA-RK 09-448
Beslissing van de rechtbank Utrecht, meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 22 december 2009,
in de zaak van
1. [verzoekster sub 1],
wonende te Wijk bij Duurstede
en
2. [verzoeker sub 2]
wonende te Wijk bij Duurstede,
hierna te noemen: verzoekers,
advocaat: mr. P.A. de Lange (hierna: mr. De Lange)
tegen
mr. [X]
mr. [Y]
mr. [Z]
allen rechter in de sector familie van deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters.
1. Het verloop van de procedure
1.1 De hoofdprocedure betreft een verzoek van Stichting Bureau Jeugdzorg tot verlening van een machtiging op grond van artikel 1: 261 lid 1 juncto artikel 1:261 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek om [verzoekster sub 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen. Het verzoek is op 22 december 2009 ter zitting behandeld.
1.2 Tijdens deze zitting heeft mr. De Lange namens verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen alle drie de rechters. Dit verzoek is in het proces-verbaal van deze zitting opgenomen.
1.3 De rechters hebben niet in de wraking berust.
1.4 De mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking heeft op 22 december 2009 plaatsgevonden, aansluitend op de geschorste behandeling van de zitting in de hoofdzaak op 22 december 2009.
Ter zitting van de behandeling van het wrakingsverzoek zijn verschenen
- verzoekers;
- de rechters;
- [de moeder], de moeder van [verzoekster sub 1];
- de Stichting Bureau Jeugdzorg bij haar gemachtigden, R. Weijers en P. Bolink;
- de Raad voor de kinderbescherming met haar gemachtigde Willems.
Ter zitting hebben verzoekers een nadere toelichting op het verzoek tot wraking gegeven.
1.5 De uitspraak is bepaald op heden.
1.6 In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 22 december 2009 de beslissing mondeling uitgesproken. Bij deze uitspraak is een toelichting gegeven op de hieronder in punt 3 weergegeven overwegingen van de wrakingskamer betreffende de aangevoerde inhoudelijke wrakingsgronden.
2. de formele aspecten van het wrakingsverzoek
2.1 Mr. De Lange heeft het wrakingsverzoek ingediend namens [verzoekster sub 1] en haar vader. De wrakingskamer overweegt dat [verzoekster sub 1] op grond van de wet in de hoofdprocedure niet zelfstandig als procespartij kan optreden. Zij kan dus evenmin als procespartij een wrakingsverzoek indienen. Het wrakingsverzoek van [verzoekster sub 1] dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.2 Verzoekers hebben bij aanvang van de wrakingszitting verzocht om een openbare behandeling van het wrakingverzoek en een uitspraak in het openbaar. Zij bepleiten een uitzondering op het uitgangspunt dat de zitting waarbij minderjarigen zijn betrokken achter gesloten deuren plaatsvindt, omdat in het geval van dit wrakingsverzoek de belangen van het kind juist openbaarheid vereisen. Hierbij is gesteld dat een wrakingszitting in het openbaar dient plaats te vinden en zeker in dit geval, nu er al veel informatie over [verzoekster sub 1] openbaar is geworden.
2.3 De wrakingskamer overweegt dat de wrakingszitting op grond van artikel 27 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv) in beginsel openbaar is. Zij ziet echter aanleiding om voor het wrakingsverzoek de behandelwijze van de hoofdprocedure te volgen, die op grond van artikel 27 lid 1 aanhef en onder c Rv vanwege de belangen van de minderjarige wordt behandeld achter gesloten deuren, met toelating van de belanghebbenden. Gelet op de overweldigende media-aandacht voor de hoofdzaak en in het verlengde daarvan ook voor deze wrakingszaak, verzet het belang van [verzoekster sub 1] zich naar het oordeel van de wrakingskamer juist tegen een openbare behandeling van de wrakingszitting, mede gezien het feit dat de verdere voortzetting van de behandeling in de hoofdzaak ook achter gesloten deuren zal plaatsvinden.
3. de beoordeling van het wrakingsverzoek
3.1 Verzoekers hebben 6 wrakingsgronden aangevoerd. De wrakingsgronden zijn tegen de drie rechters gericht. Deze gronden zijn aangevoerd ter onderbouwing van de stelling van verzoekers dat er bij deze leden van de meervoudige kamer sprake is van partijdigheid, de schijn van partijdigheid of de vrees voor partijdigheid.
3.2 De rechtbank overweegt dat voor de beoordeling van dit wrakingsverzoek de toepasselijke norm is gegeven in artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria. Artikel 36 Rv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.3 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 36 Rv/artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van haar/zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
3.4 Er zijn onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld dan wel gebleken op grond waarvan kan worden geoordeeld dat sprake is van persoonlijke vooringenomenheid van de rechters jegens verzoeker of [verzoekster sub 1].
Onderzocht zal daarom worden of er objectief bepaalde feiten en omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor de door verzoekers gestelde vrees dat het de rechters aan onpartijdigheid ontbreekt.
De wrakingsgronden komen samengevat op het volgende neer:
1. Uit eerdere beschikkingen blijkt vooringenomenheid en onzorgvuldigheid van de rechters;
2. De rechters beschouwen [verzoekster sub 1] niet als zelfstandige procespartij;
3. De wijze waarop de rechtbank informatie over de behandeling van de zaak naar buiten brengt schaadt het vertrouwen in deze rechters;
4. De rechters zijn gevoelig voor beïnvloeding door de media;
5. Er is strijd met het beginsel van “equality of arms”;
6. De lichaamstaal van de behandelend rechter, tevens voorzitter, heeft blijk gegeven van non-professionaliteit.
3.5 De rechtbank zal deze wrakingsgronden puntsgewijs beoordelen.
1. vooringenomenheid en onzorgvuldigheid blijkend uit eerdere beschikkingen van deze rechters
Verzoekers hebben het volgende aangevoerd. De eerdere beslissingen door de meervoudige kamer in deze samenstelling zijn niet voldoende zorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd genomen. Er zijn expliciete verweren gevoerd met onderbouwing van stukken, hierop is in de beschikking niet inhoudelijk gereageerd. Hoewel in het psychologische onderzoek is aangegeven dat [verzoekster sub 1] wel psychisch in staat zou zijn om de zeilreis te maken, is in de beschikking het accent verschoven naar de technische vereisten die nodig zijn om de zeilreis mogelijk te maken. Het gaat dus in feite om een hybride beslissing. De tweede beschikking sluit in die zin niet aan op de eerste. Uit deze accentverschuiving in de beschikkingen blijkt een miskenning van het belang van [verzoekster sub 1], nu deze argumenten niet volgen op de ingezette weg van de eerste beschikking. Hieruit blijkt dat deze leden van de meervoudige kamer vooringenomen zijn, althans die schijn wordt gewekt.
De rechters hebben hierop gemotiveerd verweer gevoerd en als volgt gereageerd. Het verzoek machtiging uithuisplaatsing betreft een nieuw verzoek dat op zichzelf beoordeeld moet worden, en dat niet voortbouwt op de inhoudelijke argumenten, die gebruikt zijn voor de beschikking ondertoezichtstelling. De inhoudelijke bezwaren raken niet de partijdigheid, de schijn van partijdigheid of de vrees voor partijdigheid van deze kamer. De rechters kunnen niet inhoudelijk op deze bezwaren ingaan, aangezien deze in het hoger beroep dienen te worden aangevoerd. Een eerder verzoek machtiging uithuisplaatsing is door deze rechters afgewezen, zodat het niet aan de orde is dat deze rechters steeds voor [verzoekster sub 1] ongunstige beslissingen hebben genomen. Er kan dan ook niet worden geconcludeerd dat sprake is van een (schijn) van vooringenomenheid.
De wrakingskamer verwerpt deze wrakingsgrond. Hiertoe overweegt de wrakingskamer als volgt. De kern van het bezwaar van verzoekers betreft de zorgvuldigheid en de motiveringen van eerdere beschikkingen die genomen zijn door dezelfde drie rechters die thans het nieuwe verzoek moeten beoordelen.
De wrakingskamer is van oordeel dat de inhoud en eventuele motiveringsgebreken aan de orde kunnen worden gesteld in een hoger beroep, dat hiervoor de aangewezen rechtsgang is.
Het enkele feit dat verzoekers het niet eens zijn met deze eerdere uitspraken rechtvaardigt niet de slotsom dat er sprake is van vooringenomenheid. Verzoekers hebben weliswaar aangevoerd dat op expliciete verweren en overgelegde stukken in het geheel niet is gereageerd in de beslissing, maar dit is voor deze conclusie tot vooringenomenheid onvoldoende.
2. De rechters beschouwen [verzoekster sub 1] niet als zelfstandige procespartij
Verzoekers hebben als tweede wrakingsgrond genoemd dat [verzoekster sub 1] niet erkend is door de leden van de meervoudige kamer als zelfstandige procespartij en dat zij alleen wordt beschouwd als dochter van de ouders. Dat wordt gezien als een miskenning van haar positie. Dat mr. De Lange zowel de vader als [verzoekster sub 1] bijstaat, is niet in eerdere beschikkingen door deze samenstelling van de meervoudige kamer als zodanig bevestigd, zodat zij niet als zelfstandige rechtspartij wordt erkend. De rechters zien [verzoekster sub 1] juridisch niet staan.
De rechters hebben hierop gemotiveerd verweer gevoerd en verwezen naar het wettelijk systeem dat hiervoor geen ruimte biedt, aangezien een minderjarige volgens de wet geen procespartij is. Er is ook niet eerder aan de meervoudige kamer van deze rechtbank verzocht om hierover een principiële uitspraak te doen.
De wrakingskamer verwerpt deze wrakingsgrond. Op grond van de wet kan [verzoekster sub 1], immers minderjarig, niet als procespartij in de tot nu toe gevoerde procedures worden beschouwd. De wet biedt in deze procedures, gelet op de aard hiervan, hiertoe geen ruimte. [verzoekster sub 1] wordt wel als belanghebbende in de op haar betrekking hebbende verzoeken gehoord.
3. De wijze waarop de rechtbank informatie over de behandeling van de zaak naar buiten brengt schaadt het vertrouwen
Verzoekers hebben naar voren gebracht dat de rechtbank de belangen van [verzoekster sub 1] miskent, nu mr. De Lange met de griffie heeft afgesproken dat er geen ruchtbaarheid aan de zaak zou worden gegeven. De rechtbank heeft echter naar buiten gebracht dat er een verzoek machtiging uithuisplaatsing op 22 december 2009 om 15:00 uur zou worden behandeld, dat om 18:00 uur uitspraak zou worden gedaan en dat deze openbaar is. Dit sluit ook aan bij een eerdere mondelinge behandeling bij deze rechtbank waarna, in de uitspraak, privacygevoelige informatie naar buiten kwam. Verzoekers rekenen deze informatieverstrekking de meervoudige kamer aan. Als dit het beleid is, zijn deze leden van de meervoudige kamer niet te vertrouwen.
De rechters hebben gemotiveerd verweer gevoerd en aangegeven hoe – hoogstwaarschijnlijk - naar aanleiding van dit verzoek crisis machtiging uithuisplaatsing, waarbij een onmiddellijke voorziening is gevraagd, procedureel zou worden gehandeld. Deze informatieverstrekking leidt niet tot de conclusie dat de behandelende rechters vooringenomen zijn.
De wrakingskamer verwerpt deze wrakingsgrond. Het feit dat zou zijn medegedeeld dat er geen ruchtbaarheid aan de zaak zou worden gegeven, staat niet op gespannen voet met het gegeven dat op vragen vanuit de pers in algemene zin procedurele informatie kan worden gegeven. Aan het verstrekken van procedurele informatie in reactie op gestelde vragen staan de belangen van een minderjarige niet in de weg, ook gezien het feit dat de inhoudelijke behandeling van het verzoek achter gesloten deuren plaatsvindt.
4. de rechters zijn gevoelig voor beïnvloeding door de media
Verzoekers hebben als vierde wrakingsgrond aangevoerd dat de rechters door de media beïnvloed zijn en de uitkomsten van de uitspraken van deze meervoudige kamer worden beïnvloed door het maatschappelijke debat. Deze kamer kan hieraan in onvoldoende mate weerstand bieden en het belang van de uitkomst van het maatschappelijke debat acht zij blijkbaar belangrijker dan de belangen van [verzoekster sub 1]. Alles wat in de media naar buiten komt, via het (al dan niet actieve) persbeleid, is absoluut en in alle redelijkheid toe te rekenen aan deze rechters. De gevolgen en invloeden van de pers op [verzoekster sub 1] rekenen verzoekers aan het handelen van deze rechters toe.
De rechters hebben gemotiveerd verweer gevoerd. De media-aandacht is de rechters niet ontgaan. De rechters hebben vervolgens aangevoerd dat zij in staat zijn geweest op basis van de informatie uit de stukken een beslissing te nemen.
De rechters hebben gesteld dat zij geen bemoeienis hebben met het persbeleid van de rechtbank. Het persbeleid wordt onafhankelijk van de behandelend rechters gevoerd en de inhoud van de mededelingen en informatieverstrekking aan de pers wordt gebaseerd op de inhoud van de beslissingen.
De wrakingskamer verwerpt deze wrakingsgrond.
Er zijn geen feiten en omstandigheden gesteld door verzoekers of gebleken, waaruit de wrakingskamer kan afleiden dat deze rechters als gevolg van het maatschappelijk debat deze zaak niet onbevooroordeeld of niet onpartijdig kunnen behandelen.
Wat er ook zij van de door verzoekers gestelde wijze waarop de persvoorlichting heeft plaatsgevonden, dit kan niet aan de behandelend rechters worden toegerekend, nu zij niet met perswoordvoering zijn belast.
5. er is strijd met het beginsel van “equality of arms”
Verzoekers hebben als vijfde wrakingsgrond aangevoerd dat in strijd wordt gehandeld met de Equality of Arms. Anderen krijgen voorrang boven mr. De Lange, in het contact met [verzoekster sub 1] en het verkrijgen van stukken. Mr. De Lange heeft vandaag pas, na terugkeer van [verzoekster sub 1] uit Sint Maarten om 13.10 uur voor het eerst met haar kunnen spreken. De belangen van [verzoekster sub 1] worden hierdoor op achterstand gezet en dat rekenen verzoekers de rechtbank toe. Het verzoekschrift kreeg mr. De Lange op 21 december 2009 tussen 17:00 uur en 18:00 uur, met mededeling van datum en tijdstip van behandeling, zowel telefonisch als per fax. De bijlagen bij het verzoekschrift kreeg hij pas vandaag kort voor de zitting.
De rechters hebben gemotiveerd verweer gevoerd en gesteld dat zij niet veel eerder dan de advocaat van verzoekers over de betreffende stukken beschikten. Dat betreft volgens hen zowel de stukken die zij gisteren ontvingen als de bijlagen die vandaag werden ontvangen.
De wrakingskamer verwerpt deze wrakingsgrond omdat ter zitting is gebleken dat de rechters en de advocaat ongeveer tegelijkertijd de stukken voor de behandeling van het verzoek in de hoofdzaak hebben ontvangen. De gevolgen van de (strafrechtelijke) procedure naar aanleiding van de teruggeleiding van [verzoekster sub 1] naar Nederland op grond van de onttrekking aan het gezag van de gezinsvoogd kunnen niet aan de behandelend rechters worden tegengeworpen.
6. de lichaamstaal van de behandelend rechter, tevens voorzitter geeft blijk van non-professionaliteit
Verzoekers hebben mondeling terzake van de behandeling van het wrakingsverzoek een zesde grond gericht op de behandelend rechter, tevens voorzitter. Verzoekers hebben dit onderbouwd door te stellen dat zij naar aanleiding van het wrakingsverzoek in fysieke zin reageerde “als door een wesp gestoken”. Zij gaf een verschrikte reactie, en verzoekers hebben benadrukt dat dit niet persoonlijk bedoeld is maar dat deze handelwijze blijk geeft van non-professionaliteit.
De behandelend rechter heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De behandelend rechter gaf aan even van het wrakingsverzoek te zijn geschrokken, omdat zij bezig was met het minderjarige-verhoor van [verzoekster sub 1] en juist probeerde alle ruimte te geven om [verzoekster sub 1] haar verhaal te laten doen. Het kwam voor de behandelend rechter onverwacht op dat specifieke moment.
De wrakingskamer verwerpt deze wrakingsgrond omdat deze reactie plaatsvond ná het wrakingsverzoek en dus geen reden voor de wraking kan zijn. Ten overvloede overweegt de wrakingskamer dat hieruit geen vooringenomenheid van deze behandelend rechter blijkt, omdat dit een normale menselijke reactie is op een onverwachte gebeurtenis, waarbij ook nog sprake is van een speciale omstandigheid, namelijk het afnemen van een minderjarige-verhoor.
3.6 Op grond van hetgeen in 3.4 en 3.5 is overwogen moet de wrakingskamer concluderen dat er onvoldoende aanleiding is voor het oordeel dat het de rechters aan onpartijdigheid heeft ontbroken. Evenmin is gebleken dat er sprake kan zijn van een gerechtvaardigde vrees of schijn voor partijdigheid. Het verzoek dient dan ook te worden afgewezen.
6. Beslissing
De wrakingskamer van de rechtbank Utrecht:
6.1 verklaart [verzoekster sub 1] niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking;
6.1 wijst het verzoek van [verzoeker sub 2] af;
6.2 draagt de griffier op deze beslissing toe te zenden aan mr. De Lange en aan de Stichting Bureau Jeugdzorg (verzoeker in de hoofdzaak) en de Raad voor de Kinderbescherming (belanghebbende in de hoofdzaak), [de moeder] (de moeder van [verzoekster sub 1]) alsmede aan mr. H.J.H. van Meegen ( waarnemend sectorvoorzitter van de sector handel en familie van deze rechtbank) en mr. H. AE. Uniken Venema (de president van deze rechtbank).
Deze beslissing is gegeven door mr. H.A. Gerritse (voorzitter), mr. P.W.M. de Wolf en mr. M. ter Brugge en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2009, in het bijzijn van de griffier mr. S. Meurs.