ECLI:NL:RBUTR:2010:BL9260

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
26 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
SBR 09-449 en 09-450
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen evenementenvergunning voor De Parade 2008 in Utrecht

In deze zaak hebben eiseressen, omwonenden van het Moreelsepark in Utrecht, beroep ingesteld tegen de evenementenvergunning die op 9 juli 2008 door de burgemeester van Utrecht is verleend voor het meerdaagse evenement De Parade, dat plaatsvond van 11 tot en met 27 juli 2008. De vergunning betrof een verlenging van de vergunde periode van tien naar zeventien dagen, wat volgens de eiseressen leidde tot ernstige geluids- en overlast, waardoor hun woongenot werd aangetast. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester onvoldoende inzicht heeft gegeven in de belangenafweging tussen de belangen van de vergunninghouder en die van de omwonenden. De rechtbank constateert dat de burgemeester niet heeft onderbouwd waarom de norm van 80 dB(A) op de dichtstbijzijnde gevel aanvaardbaar is geacht en dat er geen afweging is gemaakt met betrekking tot de vergunde duur van het evenement, de openingstijden en de op- en afbouw in de nacht. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond en vernietigt het besluit van 19 december 2008, waarbij de bezwaren van eiseressen ongegrond waren verklaard. De burgemeester wordt opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij de belangen van de omwonenden beter in acht moeten worden genomen. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van de Vereniging van Eigenaars Moreelsepark, die zijn vastgesteld op € 644,-.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummers: SBR 09/449 en 09/450
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres sub 1], te [woonplaats], en
Vereniging van Eigenaars Moreelsepark, te Utrecht,
gemachtigde: mr. N.A. de Kock, advocaat te Utrecht, eiseressen,
en
de burgemeester van Utrecht, verweerder,
gemachtigden: mr. S. Ramdoelare-Tewari en P. de Jonge, beiden werkzaam bij de gemeente Utrecht
Inleiding
1.1 Bij besluit van 9 juli 2008 heeft verweerder aan Mobile Arts (hierna: vergunninghouder) een evenementenvergunning verleend voor de periode van 11 juli 2008 tot en met 27 juli 2008 voor het meerdaagse evenement De Parade met versterkte muziek op de locaties Moreelsepark, Park Nieuweroord en één rijbaan van de Catharijnebaan te Utrecht. Eiseressen hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Bij besluit van 19 december 2008 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard. Eiseressen hebben hiertegen beroep bij deze rechtbank ingesteld.
1.2 Het geding is behandeld ter zitting van 12 februari 2010, waar eiseres [eiseres sub 1] is verschenen. Namens de Vereniging van Eigenaars Moreelsepark is verschenen [X]. Eiseres Vereniging van Eigenaars Moreelsepark en verweerder hebben ter zitting bij monde van hun gemachtigden hun standpunten toegelicht.
Overwegingen
2.1 Het evenement De Parade wordt al ruim vijftien jaar in Utrecht georganiseerd. Het ligt in de lijn der verwachting dat vergunninghouder in de toekomst wederom een evenementenvergunning zal aanvragen. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eiseressen vanwege de reële kans op herhaling belang bij de beoordeling van hun beroepen, ook al kan deze beoordeling het evenement in 2008 niet meer raken. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bijvoorbeeld de uitspraak van 24 augustus 2005, LJN: AU1396.
2.2 De beroepsgrond dat het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van détournement de pouvoir zijn geschonden omdat het primaire besluit onbevoegd is genomen door het college van burgemeester en wethouders, kan de rechtbank niet volgen. Uit de gedingstukken blijkt dat het college van burgemeester en wethouders weliswaar op 3 juli 2008 een evenementenvergunning heeft afgegeven, maar dat op 9 juli 2008 een besluit door verweerder is genomen, dat strekt ter vervanging van het besluit van 3 juli 2008. Van strijd met genoemde beginselen is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake. Deze grond slaagt niet.
2.3 De beroepsgrond dat eerst nadat het evenement heeft plaatsgevonden de bezwaarprocedure is doorlopen, kan evenmin tot vernietiging van het bestreden besluit leiden. Hoewel de gehele procedure, zoals ook door verweerder is erkend, geen schoonheidsprijs verdient, is met deze besluitvorming geen rechtsregel geschonden. De rechtbank wijst er op dat eiseressen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid zienswijzen in te dienen. Deze zienswijzen zijn door verweerder bij het besluit tot verlening van de evenementenvergunning betrokken.
2.4 In artikel 121l van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht 2008 (hierna: de APV) is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een buitenevenement te houden.
Ingevolge artikel 121s, tweede lid, van de APV kan de vergunning worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
b. het voorkomen of beperken van overlast;
c. de verkeersveiligheid;
d. de veiligheid van personen en goederen;
e. de zedelijkheid of gezondheid of
f. de bescherming van het milieu;
2.5 Eiseressen hebben - zakelijk weergegeven - gesteld dat door de langdurige (geluids)overlast waarmee het evenement gepaard gaat, hun woongenot ernstig wordt aangetast. De Parade is uitgegroeid van een kleinschalig naar een grootschalig evenement en eiseressen zijn van mening dat met de uitbreiding van De Parade in de belangenafweging geen rekening is gehouden. Hoewel uit geluidsmetingen zou volgen dat de toegestane 80 dB(A) niet wordt overschreden, neemt dit niet weg dat het geluid als erg hard en belastend wordt ervaren en het normale functioneren in en rond de woning daardoor wordt belemmerd. Het geluidsniveau is dusdanig dat ramen en deuren gesloten moeten worden gehouden, wat bezwaarlijk is in de zomerperiode. Eiseressen hebben gesteld dat sprake is van hinder die onevenredig is in de zin van artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat een schadevergoeding op zijn plaats was geweest.
2.6 Vooropgesteld wordt dat verweerder bij zijn besluitvorming inzake het verlenen van een evenementenvergunning zich dient te richten naar de belangen, genoemd in artikel 121s van de APV. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid dient verweerder de belangen van de aanvrager bij een vergunning af te wegen tegen het belang dat of de belangen die met het vergunningvereiste zijn gediend, in dit geval met name het voorkomen of beperken van overlast. De rechter zal zich bij de beoordeling van die belangenafweging terughoudend moeten opstellen en slechts dienen te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat verweerder niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
2.7 De vergunning is onder in de vergunning vermelde voorschriften verleend voor de periode van 11 juli 2008 tot en met 27 juli 2008, van 15.00 uur t/m 24.00 uur (op vrijdag en zaterdag tot 01.00 uur), waarbij de opbouw mag plaatsvinden vanaf 7 juli 2008. Op 1 augustus 2008 dient alles afgebouwd te zijn.
2.8 Tussen partijen is niet in geschil dat sprake zal zijn van zekere mate van geluidoverlast als gevolg van het evenement. Verweerder stelt zich echter op het standpunt dat wordt voldaan aan de vergunde geluidsnorm en dat eiseressen niet aannemelijk hebben gemaakt dat sprake is van onevenredige geluidsoverlast.
2.9 De rechtbank is van oordeel dat ook bij een jaarlijks terugkerend meerdaags evenement zoals de Parade, waarbij sprake is van dagelijkse doorlopende voorstellingen waarmee aanzienlijke bezoekersstromen en veel geluid is gemoeid, het op de weg van verweerder ligt de afweging tussen de belangen van de aanvrager en de belangen van de omwonenden inzichtelijk te maken. Verweerder heeft dit, hoewel daartoe door eiseressen expliciet is verzocht, in onvoldoende mate gedaan. Met het opnemen van voorschriften aan de evenementenvergunning, onder andere met betrekking tot het maximaal toegelaten geluidniveau is weliswaar de geluidsoverlast wat betreft het maximum geluidsniveau tot een bepaald niveau beperkt, maar door verweerder is niet nader onderbouwd op grond van welke overwegingen de norm van 80 dB(A) op de dichtstbijzijnde gevel aanvaardbaar is geacht. Voorts is niet gebleken van enige belangenafweging met betrekking tot onder meer de vergunde duur van het evenement, de openingstijden en de opbouw en afbouw in de nacht in relatie tot de gestelde geluidsoverlast. Het bestreden besluit geeft er geen blijk van dat aandacht is besteed aan de gevolgen die het evenement heeft voor het woongenot van de omwonenden, waaronder eiseressen. Dit klemt te meer nu de aanvraag om een evenementenvergunning voor het jaar 2008 betrekking heeft op een periode van zeventien dagen, in plaats van de in de daaraan voorafgaande jaren vergunde periode van tien dagen. Met de enkele stelling van verweerder ter zitting dat zeventien dagen op zichzelf (nog) acceptabel wordt geacht en de overweging in het bestreden besluit dat eiseressen niet middels een deskundigenrapport aannemelijk hebben gemaakt dat sprake is van onevenredige geluidsoverlast, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank er onvoldoende blijk van gegeven dat de belangen van eiseressen voldoende bij het bestreden besluit zijn betrokken. Voorts is in het bestreden besluit niet gemotiveerd ingegaan op de stelling van eiseressen dat er een alternatieve en beter geschikte locatie voor het evenement is.
2.10 De rechtbank concludeert dan ook dat verweerder onvoldoende inzicht heeft gegeven in de belangenafweging die aan de vergunningverlening ten grondslag ligt. Het beroep dient gegrond te worden verklaard. Het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:4 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Verweerder zal worden opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
2.11 Gelet hierop ziet de rechtbank in dit stadium geen aanleiding om het verzoek van eiseressen om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de geleden schade, toe te wijzen. Verweerder dient bij het nemen van het nieuwe besluit aandacht te besteden aan de vraag of, en zo ja, in hoeverre er termen zijn om tot schadevergoeding over te gaan.
2.12 Voor zover eiseressen hebben beoogd een beroep te doen op schending van de redelijke termijn bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), is in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 april 2009, LJN: BI2283, overwogen dat in beginsel recht bestaat op vergoeding van immateriële schade wegens de schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM, indien de totale procedure langer dan vijf jaar heeft geduurd, en de behandelingsduur per instantie langer heeft geduurd dan twaalf maanden (bezwaar), vierentwintig maanden (beroep) of vierentwintig maanden (hoger beroep). Daarvan is in deze zaak geen sprake.
2.13 De rechtbank zal verweerder veroordelen in de kosten die eiseres Vereniging van eigenaars Moreelsepark in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 644,- als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de behandeling ter zitting, waarde per punt € 322,-). De rechtbank ziet thans geen aanleiding verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten in bezwaar, aangezien niet op voorhand vast staat dat het bezwaar zal leiden tot herroeping van het in bezwaar bestreden besluit. Verweerder zal op een verzoek om vergoeding van die proceskosten bij de nieuw te nemen beslissing op bezwaar moeten beslissen.
2.14 Ten aanzien van eiseres [eiseres sub 1] is niet gebleken van kosten die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart de beroepen gegrond,
vernietigt het besluit van 19 december 2008,
draagt verweerder op om binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar te nemen,
bepaalt dat verweerder het door eiseressen betaalde griffierecht ten bedrage van respectievelijk € 145,- en € 288,- aan hen vergoedt,
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres Vereniging van eigenaren Moreelsepark ten bedrage van € 644,-.
Aldus vastgesteld door mr. S. Wijna, als rechter, en in het openbaar uitgesproken op
26 maart 2010.
De griffier: De rechter:
mr. V.N. Sluiter mr. S. Wijna
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
De uitspraak van de rechtbank is bindend tussen partijen. Die binding heeft ook betekenis bij een eventueel vervolg van deze procedure, bijvoorbeeld indien het beroep gegrond wordt verklaard en verweerder een nieuw besluit moet nemen. Als een partij niet met hoger beroep opkomt tegen een oordeel van de rechtbank waarbij uitdrukkelijk en zonder voorbehoud een standpunt van die partij is verworpen, staat de bestuursrechter die partij in beginsel niet toe dat standpunt in een latere fase van de procedure opnieuw in te nemen.