ECLI:NL:RBUTR:2010:BM5046

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
10 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600111-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging tot doodslag en openlijke geweldpleging

Op 10 mei 2010 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, onder invloed van alcohol, zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige uitgaansgeweld op 30 januari 2010 in Amersfoort. Tijdens dit voorval heeft de verdachte het slachtoffer met een mes gestoken, wat leidde tot een ernstige bedreiging van diens leven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, het strafblad van de verdachte en de noodzaak van hulpverlening door de reclassering.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, waardoor deze haar vordering bij de burgerlijke rechter kan indienen. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De uitspraak benadrukt de impact van uitgaansgeweld op de samenleving en de noodzaak om dergelijke daden te bestraffen, terwijl ook de mogelijkheid van rehabilitatie voor de verdachte wordt erkend door het opleggen van een voorwaardelijke straf.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600111-10; 13/415026-09 (vordering tot tenuitvoerlegging) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 mei 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats] (Somalië),
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Wolvenplein.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2010. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. E. Olof, advocaat te Zeist.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van de standpunten door de raadsman van verdachte en door verdachte zelf naar voren gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd [aangever 1] te doden door hem met een mes te steken dan wel hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en voorts dat hij zich aan openlijke geweldpleging heeft schuldig gemaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging tegen de verdachte, dat:
Primair
A)
hij op of omstreeks 30 januari 2010 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om opzettelijk [aangever 1] van het leven te beroven, met dat opzet
een (vlinder)mes, althans een scherp voorwerp, in de buik(streek), althans het
lichaam, van die (op de grond liggende) [aangever 1] heeft gestoken en/of
geduwd, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 30 januari 2010 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om aan [aangever 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet een (vlinder)mes, althans een scherp voorwerp, in de
buik(streek), althans het lichaam, van die (op de grond liggende) [aangever 1]
heeft gestoken en/of geduwd, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet voltooid;
en/of
B)
hij op of omstreeks 30 januari 2010 te Amersfoort met een ander of anderen, op
of aan de openbare weg, [adres], in elk geval op of aan een openbare
weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 1] en/of [aangever 2], welk geweld bestond uit het (meermalen) slaan en/of stompen en/of
trappen en/of schoppen op/tegen het lichaam van die [aangever 1] en /of die [aangever 2]
en/of het steken en/of duwen van een (vlinder)mes, althans een scherp
voorwerp, in de buik(streek), althans het lichaam, van die (op dat moment op
de grond liggende) [aangever 1].
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met uitzondering van dat deel van de tenlastelegging dat (telkens) ziet op het op de grond liggen van [aangever 1]; voor dat onderdeel dient verdachte te worden vrijgesproken, aldus de officier van justitie.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en heeft vrijspraak bepleit; verdachte had niet het opzet om aangever te steken. De verdediging heeft daarbij tevens een beroep gedaan op noodweerexces en heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zich tegen een ‘overmacht’ van aangever en anderen heeft moeten verdedigen.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 26 april 2010;
- de verklaring van [aangever 1] ;
- de verklaring van [aangever 2] ;
- het proces-verbaal van bevindingen .
Opzet
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat geen sprake zou zijn van opzet. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte heeft bekend dat hij het slachtoffer met een mes in zijn buik heeft gestoken. De rechtbank overweegt dat het met een mes in de buik steken het aanmerkelijke risico in zich houdt dat als gevolg van die steek vitale organen worden geraakt en dat daarmee veel letsel wordt toegebracht. De kans dat aangever door deze steek zwaar lichamelijk letsel kon worden toegebracht is naar het oordeel van de rechtbank dan ook aanmerkelijk te noemen en is door verdachte, door op aangever in te steken, willens en wetens aanvaard, dan wel op de koop toe genomen. Gezien het voorgaande acht de rechtbank minimaal voorwaardelijk opzet bij verdachte aanwezig.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair
A)
op 30 januari 2010 te Amersfoort, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om opzettelijk [aangever 1] van het leven te beroven, met dat opzet
een (vlinder)mes in de buik(streek) van die [aangever 1] heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
B)
op 30 januari 2010 te Amersfoort met een ander, op de openbare weg, [adres], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 1] en [aangever 2], welk geweld bestond uit het slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen op/tegen het lichaam van die [aangever 1] en /of die [aangever 2] en/of het steken van een (vlinder)mes in de buik(streek) van die [aangever 1].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen telkens meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
(onder A:) Poging tot doodslag
(onder B:) Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
5.2. De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank is van oordeel dat niet gebleken is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdediging noodzakelijk was noch dat de situatie zo dreigend voor verdachte was dat hij geen andere mogelijkheid had dan de aanval te kiezen door aangever met een mes te steken. Gelet hierop kan een beroep op noodweer dan wel een beroep op noodweerexces niet slagen.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich - onder invloed van alcohol - schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van uitgaansgeweld, dat heeft plaatsgevonden in de nachtelijke uren van 30 januari 2010, waarbij hij het slachtoffer, dat zich overigens zelf ook niet onbetuigd heeft gelaten, met een mes heeft gestoken. Dit soort uitgaansgeweld heeft een enorme invloed op de samenleving. Het gevoel van onveiligheid en intolerantie neemt hierdoor steeds grotere vormen aan. Uitgaansgeweld heeft in de afgelopen jaren al veel dodelijke slachtoffers veroorzaakt. Verdachte mag zich gelukkig prijzen dat in dit geval het letsel van het slachtoffer betrekkelijk beperkt is gebleven. De rechtbank rekent verdachte zijn handelwijze zwaar aan en wijst erop dat het veel erger had kunnen aflopen.
De rechtbank acht een voorwaardelijk strafdeel op zijn plaats, teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank heeft daarbij gelet op de inhoud van het rapport van Inforsa d.d. 21 april 2010. Hoewel de eis van de officier van justitie, gelet op het karakter van de onderhavige feiten, alleszins gerechtvaardigd is, kan naar het oordeel van de rechtbank met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan. In de duur van de voorwaardelijke gevangenisstraf wil de rechtbank tot uitdrukking brengen, zonder afbreuk te doen aan de hiervoor geschetste ernst van de feiten, die zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigt, gelet ook op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij reeds eerder is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten, dat voortzetting van de hulp door de (jeugd)reclassering naar haar oordeel noodzakelijk is.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 1.296,60.
De rechtbank acht de vordering niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8. Het beslag
8.1. De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat het feit is begaan of voorbereid met behulp van dit voorwerp. Verder is het voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
9. De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 40 uren werkstraf subsidiair 20 dagen jeugddetentie die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Amsterdam d.d. 8 mei 2009 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
10. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 36b, 36c, 45, 57, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat telkens meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5.1 genoemde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, Inforsa Justitiële Verslavingszorg Amsterdam, welke begeleiding ingaat op 1 mei 2011 bij het eindigen van de maatregel Hulp en Steun;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: een vlindermes;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 8 mei 2009 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 13/415026-09 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Krol, voorzitter, mr. S. Wijna en mr. M.S. Koppert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 mei 2010.
Mr. Wijna is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.