ECLI:NL:RBUTR:2010:BM5056

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
10 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600112-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens openlijke geweldpleging in uitgaansleven met voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 10 mei 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. De feiten vonden plaats in de nacht van 30 januari 2010 te Amersfoort, waar de verdachte, onder invloed van alcohol, samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen twee slachtoffers. Dit geweld bestond uit het slaan, stompen en schoppen van de slachtoffers, waarbij één van hen met een mes is gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewezenverklaarde feit een ernstige impact heeft op de samenleving, gezien de toename van uitgaansgeweld en de daarmee gepaard gaande onveiligheid.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een werkstraf opgelegd van 40 uren, met de waarschuwing dat bij niet-naleving vervangende hechtenis kan worden toegepast. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. Tevens is de proeftijd van eerdere voorwaardelijke straffen verlengd, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon van de verdachte. De beslissing is genomen op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezen verklaarde feit. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600112-10; 16/600915-09 (vord. tot tenuitvoerlegging); 16/513846-07 (vord. tot tenuitvoerlegging); 16/513920-08 (vord. tot tenuitvoerlegging [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 mei 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [woonadres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2010. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. M.S.F. Ilahibaks-Gulzar, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van de standpunten door de raadsvrouwe van verdachte en verdachte zelf naar voren gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, danwel aan het medeplegen van mishandeling.
Voluit luidt de tenlastelegging tegen de verdachte, dat:
Primair
hij op of omstreeks 30 januari 2010 te Amersfoort met een ander of anderen, op
of aan de openbare weg, [adres], in elk geval op of aan een openbare
weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 1] en/of [aangever 2],
welk geweld bestond uit het (meermalen) slaan en/of stompen en/of
schoppen en/of trappen op/tegen het lichaam van die [aangever 1] en/of het
(meermalen) slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen op/tegen het
lichaam van die [aangever 2] en/of het steken en/of duwen van een (vlinder)mes,
althans een scherp voorwerp, in de buik(streek), althans het lichaam, van die
(op dat moment op de grond liggende) [aangever 1];
Subsidiair
hij op of omstreeks 30 januari 2010 te Amersfoort tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een of meer
perso(o)n(en) (te weten [aangever 1] en/of [aangever 2])
een- of meermalen op/tegen het lichaam van die [aangever 1] hebben/heeft geslagen
en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
een- of meermalen op/tegen het lichaam van die [aangever 2] hebben/heeft geslagen
en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt,
waardoor voornoemde [aangever 1] en/of voornoemde [aangever 2] letsel hebben/heeft bekomen
en/of pijn hebben/heeft ondervonden.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en heeft vrijspraak bepleit.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 26 april 2010;
- de verklaring van [aangever 1] ;
- de verklaring van [aangever 2] ;
- het proces-verbaal van bevindingen .
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 30 januari 2010 te Amersfoort met een ander, aan de openbare weg, [adres],
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 1] en [aangever 2],
welk geweld bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen op/tegen het lichaam van die [aangever 1] en/of het slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen op/tegen het lichaam van die [aangever 2] en/of het steken van een (vlinder)mes, in de buik(streek), van die [aangever 1].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Indien toch tot strafoplegging wordt overgegaan heeft de verdediging verzocht over te gaan tot schuldigverklaring zonder oplegging van straf.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich - onder invloed van alcohol - schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van uitgaansgeweld, dat heeft plaatsgevonden in de nachtelijke uren van 30 januari 2010, waarbij het slachtoffer [aangever 1], dat zich overigens zelf ook niet onbetuigd heeft gelaten, met een mes is gestoken. Dit soort uitgaansgeweld heeft een enorme invloed op de samenleving. Het gevoel van onveiligheid en intolerantie neemt hierdoor steeds grotere vormen aan. Uitgaansgeweld heeft in de afgelopen jaren al veel dodelijke slachtoffers veroorzaakt.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats, teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank heeft daarbij gelet op de inhoud van het rapport van Reclassering Nederland d.d. 22 april 2010. Dit maakt het voortzetten van het naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijk reclasseringscontact mogelijk. Daarnaast zal de rechtbank een werkstraf opleggen van na te melden duur.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 1.296,60.
De rechtbank acht de vordering niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8. De vorderingen tot tenuitvoerlegging
8.1. De vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 16/600915-09
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van de politierechter te Utrecht, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 27 oktober 2009, ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank acht evenwel verlenging van de proeftijd met een jaar op zijn plaats.
8.2. De vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 16/513846-07
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de voorwaardelijke straf van de kinderrechter te Utrecht, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 14 december 2007 en waarvan de proeftijd op 27 oktober 2009 voor de duur van een jaar is verlengd, ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
De rechtbank zal verdachte in de gelegenheid stellen een werkstraf te verrichten in plaats van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 40 uren. De rechtbank zal bevelen dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen.
8.3. De vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 16/513920-08
De officier van justitie heeft ten slotte gevorderd dat de voorwaardelijke straf van de kinderrechter te Utrecht, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 5 december 2008, waarvan de proeftijd op 27 oktober 2009 voor de duur van een jaar is verlengd, ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
De rechtbank zal verdachte in de gelegenheid stellen een werkstraf te verrichten in plaats van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 60 uren. De rechtbank zal bevelen dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen.
9. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5.1 genoemde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook indien dit behandeling bij De Waag, centrum voor ambulante forensische psychiatrie, inhoudt;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
- verlengt de proeftijd van de voorwaardelijke straf onder parketnummer 16/600915-09 met één jaar;
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 14 december 2007 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/513846-07 ten uitvoer zal worden gelegd.
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden vervangen door een werkstraf van 40 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen;
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 5 december 2008 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/513920-08 ten uitvoer zal worden gelegd.
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden vervangen door een werkstraf van 60 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Krol, voorzitter, mr. S. Wijna en mr. M.S. Koppert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 mei 2010.
Mr. Wijna is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.