parketnummer: 16/600146 en 16/601203-08 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 juni 2010
[verdachte]
geboren op [1980] te [geboorteplaats] (Colombia)
verblijvende te PI Utrecht – HvB locatie Nieuwegein, Nieuwegein
raadsman mr. J.J. Weldam, advocaat te Utrecht
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 20 mei 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met een ander heeft geprobeerd in een woning in te breken;
Feit 2: samen met een ander een gas(druk)pistool en munitie voorhanden heeft gehad.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] of een ander heeft geprobeerd in de nacht van 6 op 7 februari 2010 in de woning van [aangever 1] in te breken. Verdachte dient volgens de officier van justitie voor feit 2 te worden vrijgesproken. Gelet op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] dat het wapen van hem was en gelet op het feit dat [medeverdachte 1] het tasje waarin het wapen is aangetroffen, vasthad, kan niet gesproken worden van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het voorhanden hebben van het wapen en de munitie.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank voor feit 1 niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende.
Verbalisant [verbalisant] heeft met de mobiele telefoon, die onder verdachte in beslag is genomen, naar het mobiele nummer gebeld, waarnaar op 6 februari 2010 twee keer is gebeld. Dit mobiele nummer bleek uit later onderzoek in gebruik te zijn bij medeverdachte [medeverdachte 1]. Verbalisant [verbalisant] heeft zich daarbij voorgedaan als een ander. Het gebruiken van de mobiele telefoon door [verbalisant] is onrechtmatig geschied, nu er geen machtiging van de officier van justitie danwel een bevel van de rechter-commissaris aanwezig was. Al het bewijsmateriaal als gevolg van het onrechtmatig handelen door [verbalisant] dient te worden uitgesloten van het bewijs. In het bijzonder heeft de raadsman bepleit dat de verklaring van getuige [getuige], de tas waarin het wapen is aangetroffen en de verklaring van [medeverdachte 1] dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
Daarnaast heeft hij met betrekking tot de verklaring van [getuige] op een andere onrechtmatigheid gewezen. De tegenover de politie afgegelegde verklaring van [getuige], waarbij rekening moet worden gehouden met het feit dat hij een minderjarige is, kan, gelet op de gebruikte bewoordingen, niet zijn eigen verklaring zijn. [getuige] is door de rechter-commissaris gehoord. Hij heeft bevestigd dat de verklaring, die hij tegenover de politie heeft afgelegd, niet zijn eigen woorden zijn. Gelet hierop heeft de politie [getuige] beïnvloed bij het afleggen van zijn verklaring. Dit is in strijd met de geldende regels. De rechter is hierdoor misleid. De raadsman heeft als consequentie hieraan verbonden dat de verklaring van [getuige] van het bewijs dient te worden uitgesloten.
Indien bewijsuitsluiting op bovenstaande gronden plaatsvindt, zal onvoldoende bewijs aanwezig zijn om tot een bewezenverklaring van feit 1 te komen. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken voor feit 1.
De raadsman bepleit met betrekking tot feit 2 dat het standpunt van de officier van justitie dient te worden gevolgd.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Op 6 februari 2010 omstreeks 23.50 uur kwam bij de politie een melding binnen van glasgerinkel bij de [adres] te Den Dolder. Er was ingebroken in de woning van [aangever 1] aan de [adres] te Den Dolder. Aan de voorzijde van de woning was een ruit vernield. Het kozijn en de vergrendelingen waren vernield. Er ontbraken geen goederen.
De politie heeft onderzoek gedaan in de nabije omgeving van de woning en trof verdachte aan in de tuin van de woning van nummer 295. Tijdens de fouillering van verdachte trof de politie een bekeuring aan van NS op het traject Amsterdam-Bilthoven op 6 februari 2010. Er is door de politie onderzoek gedaan of op dat tijdstip op dat traject ook iemand anders zonder geldig plaatsbewijs heeft gereisd. Dit bleek [medeverdachte 1] te zijn.
[medeverdachte 1] is verhoord. Tijdens dit verhoor heeft hij verklaard dat hij op 6 februari 2010 samen met [verdachte] een inbraak heeft gepleegd. Hij was samen met [verdachte] in de trein gestapt van Amsterdam naar Utrecht Centraal Station. Ze hadden in de trein een bon gekregen. In Bilthoven waren ze de trein uitgestapt en waren ze op zoek gegaan naar een geschikte woning om in te breken. In Den Dolder vonden ze die woning. Hij had zijn breekijzer aan de zijkant tussen het raam en het kozijn gezet. [verdachte] had een ander breekijzer aan de onderzijde in de sluitnaad gezet. Het raam sprong kapot. Op dat moment kwamen twee jongens aanlopen. [medeverdachte 1] en verdachte waren snel de tuin uitgelopen en hadden zich verstopt in de tuin van een woning.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft bepleit dat alle bewijsmiddelen in de onderhavige zaak als gevolg van het door hem gestelde onrechtmatig handelen door verbalisant [verbalisant] van het bewijs dienen te worden uitgesloten. De rechtbank verwerpt dit verweer. Een dergelijke vergaande consequentie hoeft rechtens niet te worden verbonden aan hetgeen de raadsman voor het onrechtmatig handelen heeft aangevoerd.
De raadsman heeft in het bijzonder een drietal bewijsmiddelen benoemd die als gevolg van het onrechtmatig handelen door verbalisant [verbalisant] van het bewijs dienen te worden uitgesloten, te weten de verklaring van getuige [getuige], de tas waarin het wapen is aangetroffen en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1]. De verklaring van [getuige] dient volgens de raadsman ook op een andere grond van het bewijs te worden uitgesloten, namelijk op grond van onrechtmatig handelen van de verbalisanten, die het verhoor van [getuige] hebben afgenomen. Zij hebben [getuige] woorden in de mond gelegd.
Nu de rechtbank de verklaring van getuige [getuige] niet voor het bewijs gebruikt, behoeven de door de raadsman aangevoerde gronden voor het uitsluiten van de verklaring van [getuige] voor het bewijs geen bespreking. Ook het feit dat in een tas een wapen is aangetroffen, wordt niet meegenomen. De rechtbank is echter van oordeel dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] wel bruikbaar is voor het bewijs. Wat er ook zij van de stelling van de raadsman dat verbalisant [verbalisant] onrechtmatig heeft gehandeld, de verklaring van [medeverdachte 1] is niet het rechtstreeks gevolg van de door de raadsman gestelde onrechtmatigheid. De bij verdachte aangetroffen bekeuring heeft verbalisanten eveneens naar medeverdachte [medeverdachte 1] geleid.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, die in de voor het bewijs gebruikte bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte 1] heeft geprobeerd in te breken in de woning aan de [adres] te [woonplaats].
Feit 2
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit. Gelet op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] dat het wapen van hem was en gelet op het feit dat [medeverdachte 1] het tasje waarin het wapen is aangetroffen, vasthad, kan niet gesproken worden van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het voorhanden hebben van het wapen en de munitie.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 06 februari 2010
tot en met 07 februari 2010 te Den Dolder, gemeente Zeist, althans in het
arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen
aan de [adres] weg te nemen geld en/of goederen, althans datgene wat
van zijn/hun gading zou kunnen zijn, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) en zich daarbij de toegang tot genoemde woning te verschaffen
en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen, althans datgene wat van
zijn/hun gading zou kunnen zijn onder zijn/hun bereik te brengen door middel
van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft
gehandeld: hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn
mededader(s) een ruit van die woning vernield en/of het kozijn en/of de
vergrendelingen vernield/geforceerd, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldigen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte voor feit 1 een gevangenisstraf op te leggen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij vanaf nu een andere weg wil inslaan. Deze positieve houding heeft de officier van justitie ten voordele van verdachte meegenomen bij de bepaling van de hoogte van de straf. Een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht dient volgens de officier van justitie te worden opgelegd. Het voorwaardelijk gedeelte van de gevangenisstraf dient als ‘stok achter de deur’ te gelden.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de door de officier van justitie gevorderde straf voor feit, gelet op de geldende oriëntatiepunten, fors is. Ook heeft hij gewezen op de omstandigheid dat medeverdachte [medeverdachte 1] niet in voorlopige hechtenis is gesteld, terwijl hij verdacht wordt van een ander feit, waarbij geweld zou zijn toegepast. Verdachte bevindt zich thans ruim vier maanden in voorarrest voor de poging tot een woninginbraak. De raadsman heeft bepleit dat verdachte een straf, die gelijk is aan de duur van het voorarrest, wordt opgelegd.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder deze is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak. Verdachte heeft zich daarbij kennelijk uitsluitend laten leiden door winstbejag. Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners.
Voor enig vergelijk heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS, die op rechtspraak.nl zijn gepubliceerd. Als uitgangspunt voor een woninginbraak
– bij een alleen opererende dader, uitgaande van een first-offender – wordt daar een gevangenisstraf van 3 maanden gehanteerd. In het onderhavige geval gaat het echter niet om een alleen opererende dader en is verdachte, gelet op zijn strafblad, in het verleden diverse keren voor vermogensdelicten veroordeeld. Het feit dat het slechts tot een poging is gebleven, werkt in het onderhavige geval niet strafverlagend. Verdachte en zijn mededader werden tijdens hun poging om de woning binnen te komen gestoord door personen, die hun hond aan het uitlaten waren. Op dat moment hadden zij het raam van de woning reeds vernield en waren zij dus al bijna in de woning.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de toekomst een andere weg wil inslaan, en van plan is niet meer met politie en justitie in aanraking te komen, hetgeen positief is.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf van 6 maanden passend en geboden is.
Hiervan zal 1 maand voorwaardelijk worden opgelegd, om verdachte ervan te weerhouden dat hij in de toekomst geen strafbare feiten meer pleegt. Ook kan hiermee een verplichte begeleiding door reclassering Leger des Heils mogelijk worden opgemaakt, overeenkomstig het advies in het rapport d.d. 24 maart 2010, zodat verdachte hulp en steun zal krijgen bij zijn voornemen om zijn leven een andere wending te geven. Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan.
7. Het beslag
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat zij reeds beslist heeft dat de inbeslaggenomen telefoon en schoenen aan verdachte dienen te worden teruggegeven, zodat hierover geen beslissing behoeft te worden genomen. De overige inbeslaggenomen voorwerpen, de zaklamp, bivakmuts en stanleymes, dienen te worden verbeurd verklaard.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om wel een beslissing te nemen over de inbeslaggenomen telefoon en schoenen. De schoenen zijn in het ongerede geraakt. Voor een verzoek tot schadevergoeding is een executoriale titel vereist.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De officier van justitie heeft ter terechtzitting meegedeeld dat zij reeds een beslissing omtrent de telefoon en schoenen heeft genomen, zijnde teruggave aan verdachte. Gelet op artikel 353, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behoeft de rechtbank geen beslissing te nemen omtrent de inbeslaggenomen telefoon en schoenen, nu er door de officier van justitie een last tot teruggave met betrekking tot deze voorwerpen is gegeven.
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat deze inbrekersgereedschappen aan verdachte toebehoren en tot het begaan van het misdrijf dat onder 1 ten laste is gelegd zijn bestemd.
8. De vordering van de benadeelde partij
Uit het voegingsformulier maakt de rechtbank op dat de benadeelde partij [aangever 1] een schade van € 1.335,69 heeft geleden als gevolg van feit 1 en dat deze door de benadeelde partij geleden schade op andere wijze is vergoed. De schade die in deze procedure wordt gevorderd bedraagt € 0,=,, zodat de vordering geen verdere bespreking behoeft.
9. De vordering tot tenuitvoerlegging
9.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de proeftijd wordt verlengd met een jaar. De officier van justitie heeft bij deze vordering rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte de opgelegde hulp bij het vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevraagd, te weten een COVA plus traject of een behandeling bij De Waag, buiten toedoen van hemzelf niet heeft gekregen. Daarnaast heeft zij in het voordeel van verdachte rekening gehouden met zijn positieve houding ter terechtzitting.
9.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen danwel niet ontvankelijk dient te worden verklaard, indien verdachte voor de tenlastegelegde feiten geheel wordt vrijgesproken
9.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank Utrecht van 4 februari 2009 is de verdachte veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf voor de tijd van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Naast de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, zijn een viertal bijzondere voorwaarden opgelegd.
Blijkens een kennisgeving als bedoeld in artikel 366a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is de proeftijd ingegaan op 19 februari 2009.
Nu de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, te weten het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit, heeft de veroordeelde voornoemde algemene voorwaarde overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
De rechtbank ziet in de door de officier van justitie genoemde redenen aanleiding hiertoe niet te besluiten. De rechtbank acht een verlenging van de proeftijd met een jaar op zijn plaats. Daarnaast acht de rechtbank het noodzakelijk de bij het vonnis gestelde bijzondere voorwaarden te wijzigen. In de onderhavige strafzaak is een recent reclasseringsadvies voorhanden, waarin bijzondere voorwaarden staan geformuleerd, die rekening houden met de huidige omstandigheden waarin verdachte zich bevindt. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden dan ook wijzigen in de dit advies geformuleerde voorwaarden.
10. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 14g, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
-spreekt verdachte van het onder 2 tenlastegelegde vrij.
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het onder bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert;
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldigen zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en
inklimming.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
-veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
-bepaalt dat het voorwaardelijk deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarden niet naleeft:
- stelt als bijzondere voorwaarden dat:
*dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens reclassering Leger des Heils te geven aanwijzingen, zolang die instelling dat nodig acht;
* dat verdachte zich bij de reclassering meldt, zo dikwijls als die instelling dit nodig vindt;
* dat verdachte zich diagnostisch laat onderzoeken bij het UMC, De Waag of een soortgelijke instelling en, als daaruit voortvloeit dat behandeling is vereist, deze behandeling zal ondergaan bij de aangewezen instelling;
- draagt de reclassering op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een zaklamp, (bivak)muts en een stanleymes.
Vordering tenuitvoerlegging (16-601203/08):
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
-wijzigt de aan veroordeelde opgelegde bijzondere voorwaarden, in die zin dat de veroordeelde :
* zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens reclassering Leger des Heils te geven aanwijzingen, zolang die instelling dat nodig acht;
* dat verdachte zich bij de reclassering meldt zo dikwijls als die instelling dit nodig vindt;
* dat verdachte zich diagnostisch laat onderzoeken bij het UMC, De Waag of een soortgelijke instelling en als daaruit voortvloeit dat behandeling vereist, deze behandeling zal ondergaan bij de aangewezen instelling;
- met opdracht aan voornoemde reclasseringsinstelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
-verlengt de proeftijd van 2 jaar, die is vastgesteld in voornoemd vonnis d.d. 4 februari 2009, met 1 jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Wijna, voorzitter, mr. P. Wagenmakers en
mr. M.S. Koppert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.H.M. van Ek, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 3 juni 2010.