parketnummer: 16/712200-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 juni 2010
[verdachte],
geboren [1991] te [geboorteplaats] (Zwitserland)
wonende te [woonplaats]
Thans verblijvende in P.I. Utrecht, Huis van Bewaring locatie Wolvenplein te Utrecht
Raadsvrouw mr. M.G.M. Frerix, advocaat te Ede
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 31 mei 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De zaak van verdachte is gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1].
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: diefstal in vereniging door middel van braak met geweld heeft gepleegd;
subsidiair: zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de volgende bewijsmiddelen: de aangifte van [slachtoffer], het rapport van het DNA-onderzoek naar de rechterhandschoen aangetroffen op de vluchtroute van de daders, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] en de verklaring van verdachte. De officier acht deze verklaring onaannemelijk aangezien verdachte heeft verklaard dat hij mogelijk zijn handschoen kwijt is geraakt bij een wandeling tussen Stichting Balans in Soest en de McDonalds in Huis ter Heide, welke wandeling hij in vijf à tien minuten heeft afgelegd terwijl de kortste wandelroute tussen Stichting Balans en de McDonalds in Huis ter Heide 10 kilometer bedraagt.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het ontbreken van technisch bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij het primaire feit. Er is geen verband te leggen tussen de handschoen waarop DNA van verdachte is aangetroffen en de overval. Er kan enkel worden vastgesteld dat op het terrein van [bedrijf 1] te Huis ter Heide een handschoen is gevonden die verdachte kennelijk ooit gedragen heeft. Gelet op de verklaring van verdachte, het ontbreken van aanwijzingen dat de daders zwarte handschoenen hebben gedragen en het gegeven dat de handschoen vuil is, kan niet worden gesteld dat de handschoen verband houdt met de overval. De verdediging verzoekt de rechtbank om verdachte bij gebrek aan wettig bewijs vrij te spreken van het primair ten laste gelegde feit.
Het subsidiair ten laste gelegde feit kan eveneens niet wettig en overtuigend worden bewezen, nu niet nader is bepaald om welke mobiele telefoon het in casu gaat. De verdediging bepleit ook ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde vrijspraak.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd op grond van de volgende feiten en omstandigheden.
Feiten en omstandigheden
Op 16 november 2009 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van diefstal met bedreiging met geweld in vereniging gepleegd. [slachtoffer] verklaart dat haar tas - met daarin onder andere haar portemonnee, een video- en fotocamera en een mobiele telefoon van het merk Samsung met Imeinummer [nummer] - is weggenomen van onder haar bureau in het pand van [bedrijf 1] te Huis ter Heide. Op voornoemde datum hoorde [slachtoffer] een klap en glasgerinkel. Zij zag en voelde dat zij glas over zich heen kreeg en dat het raam, ongeveer twee meter van haar vandaan, kapot was geslagen. Vervolgens zag [slachtoffer] twee personen met een zwarte bivakmuts over hun hoofd. Daarop is van [slachtoffer], samen met haar collega’s [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in de richting van de receptie gerend. Nadat [betrokkene 1] enige tijd later was teruggegaan naar de kantoorruimte, constateerde hij dat de tas van [slachtoffer] was weggenomen.
Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1]. [getuige 1] liep op 16 november 2009 in de richting van de personeelsflat op het terrein van [bedrijf 1] toen zij glasgerinkel hoorde en iemand hoorde gillen. [getuige 1] zag twee personen in het zwart gekleed en met zwarte bivakmutsen over hun hoofd via een kapotte ruit het dienstencentrum van [bedrijf 1] betreden. Even later zag [getuige 1] uit hetzelfde raam twee personen naar buiten klimmen en in de richting van de nieuwbouw naar het daar gelegen bospad rennen. Bij het bospad stond een scooter waarop [getuige 1] de twee personen zag wegrijden. Eén van deze personen hield een voorwerp in zijn hand. Naderhand, is [getuige 1] met een medewerkster van [bedrijf 1] meegelopen naar het bospad waar zij de scooter had zien staan. Zij zag toen op het bospad een handschoen liggen.
De forensische opsporing heeft op het bospad een zwarte gewatteerde handschoen aangetroffen . De totale afstand tussen plaats delict en aangetroffen handschoen werd geschat tussen de 175 en 200 meter.
Deze handschoen is door het Nederlands Forensisch Instituut onderzocht op sporen. De bemonstering van de binnenzijde van de betreffende handschoen is onderworpen aan een DNA-onderzoek. Hieruit is een DNA-profiel verkregen. Dit DNA-profiel is vergeleken met de DNA-profielen uit de DNA-databank. Uit deze vergelijking is gebleken dat het DNA-profiel, verkregen van de bemonstering van de handschoen, matcht met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met het DNA-profiel van de bemonstering van de handschoen is kleiner dan één op één miljard.
Op 4 maart 2010 verklaart medeverdachte [medeverdachte 1] dat hij samen met een ander op 16 november 2009 heeft ingebroken bij [bedrijf 1] te Huis ter Heide. Met een breekijzer heeft zijn mededader een raam van de financiële afdeling kapot geslagen, waarna zij samen het pand hebben betreden. De avond voor de inbraak hebben [medeverdachte 1] en zijn mededader overnacht in een woning van een kennis in Amersfoort. Daar hebben zij samen het plan doorgenomen en afspraken gemaakt over het tijdstip waarop zij naar het voornoemde pand zouden gaan, hoe er een scooter geregeld zou worden en welke uitrusting zij zouden dragen. De uitrusting bestond uit donkere kleding, handschoenen, een breekijzer, bivakmutsen en een zwarte sporttas. Op de bewuste dag zijn [medeverdachte 1] en zijn mededader met een geleende scooter vanuit Amersfoort naar Soesterberg gereden. Vanuit Soesterberg hebben ze hun route door het bos afgelegd naar [bedrijf 1]. De scooter werd geparkeerd aan het begin van een bospad vlakbij nieuwbouw. [medeverdachte 1] verklaart dat zij de bivakmutsen op en de handschoenen aan hadden. Nadat de mededader de ruit had ingeslagen, hebben beiden het pand betreden om de daar aanwezige geldautomaten leeg te halen. Deze bleken nog niet te zijn gevuld, waarop [medeverdachte 1] en de mededader het pand via dezelfde weg hebben verlaten. Bij de scooter aangekomen toonde de mededader [medeverdachte 1] een damestas, die hij had meegenomen uit de kantoorruimte. Later hoorde [medeverdachte 1] dat er een camera, een telefoon en een portemonnee in de tas hadden gezeten. [medeverdachte 1] en zijn mededader zijn op de voornoemde scooter weggereden via een bospad. Op de vraag of [medeverdachte 1] verdachte kent, antwoordt hij dat verdachte een goede kennis van hem is.
Ten aanzien van de gevonden handschoen met daarop het DNA van de dader heeft verdachte verschillende verklaringen afgelegd. Bij de politie verklaart hij aanvankelijk mogelijk zijn handschoen te zijn verloren op de route tussen Stichting Balans te Soesterberg - waar verdachte ten tijde van de braak heeft gewerkt - en de McDonalds te Huis ter Heide. Dit is een route die hij vaak heeft afgelegd. Verdachte nam dan bus 56 vanuit Amersfoort en stapte uit bij de eerste bushalte na de rotonde. De McDonalds ligt vanaf deze bushalte na een paar honderd meter aan de linkerzijde. Verdachte is rond november 2009 voor het laatst bij deze McDonalds geweest. Hoe verdachte naar de McDonalds is gelopen kan hij niet aangeven.
Op 5 maart 2010 verklaart verdachte vervolgens dat hij lopend de route van Stichting Balans naar de voornoemde McDonalds heeft afgelegd. Ter zitting geeft verdachte aan deze route in ongeveer tien minuten te hebben afgelegd. Hij liep dan langs een bos.
Verdachte geeft aan dat [medeverdachte 1] is een goede kennis van hem is. Verdachte heeft eerder samen met hem een gewapende overval gepleegd waarvoor ze zijn veroordeeld. Vervolgens hebben ze samen in de jeugdgevangenis gezeten. Ze zaten naast elkaar in een cel.
Bewijsoverwegingen
De directe link tussen verdachte en de inbraak die op 16 november 2010 heeft plaatsgevonden bij [bedrijf 1], is de zwarte handschoen die aanstonds na de inbraak is gevonden aan het begin van het bospad op het terrein van [bedrijf 1]. Hierin is een DNA spoor aangetroffen dat matcht met het DNA profiel van verdachte. Het is vaste jurisprudentie dat het resultaat van een deugdelijk uitgevoerd vergelijkend DNA-onderzoek in de regel zonder nadere motivering voor het bewijs mag worden gebezigd.
Afgaande op de bekennende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] constateert de rechtbank dat beide daders van de braak donkere handschoenen hebben gedragen. Uit het aantreffen van de desbetreffende zwarte handschoen op het bospad onmiddellijk na de inbraak door getuige [getuige 1], haar verklaring daarover en het ter plaatse verrichte sporenonderzoek leidt de rechtbank af dat deze handschoen op de vluchtroute van de daders is aangetroffen en dat deze handschoen daarom afkomstig moet zijn van een van de daders.
Verdachte heeft aangevoerd dat de aanwezigheid van de handschoen met een DNA-profiel dat overeenkomt met zijn DNA-profiel anders kan worden verklaard.
De rechtbank stelt aan de hand van Google maps vast dat de afstand tussen Stichting Balans en de McDonalds aan de [adres] te Huis ter Heide 9,8 kilometer bedraagt. Het is niet mogelijk dat verdachte deze afstand lopend in 10 minuten heeft afgelegd. Aan die verklaring hecht de rechtbank dan ook geen waarde.
De rechtbank constateert voorts dat de enige bus met lijnnummer 56 vanuit Amersfoort een bus van de maatschappij Connexion betreft, welke vanuit Amersfoort over de Amersfoortsestraat te Soesterberg en Huis ter Heide rijdt en daar ook bij meerdere bushaltes stopt. De dichtst bij de McDonalds te Huis ter Heide gelegen bushalte van deze buslijn is die aan de Dolderseweg, gelegen op ongeveer 100 meter na de McDonalds. Komende vanuit Amersfoort ligt deze halte echter na [bedrijf 1]. Tussen de McDonalds en de meest dichtbij gelegen rotonde liggen twee bushaltes, waarvan de eerste halte na de rotonde op ruim een kilometer van de McDonalds is verwijderd. De rechtbank constateert dat de halte Dolderseweg de derde bushalte na de rotonde is.
De rechtbank acht niet aannemelijk dat verdachte is uitgestapt bij de eerste halte na de rotonde en vervolgens door het bos naar de McDonalds is gelopen. Verdachte heeft hierover tegenover de politie verklaard dat hij uitstapte en dat de McDonalds dan na een paar honderd meter aan de linkerkant is. Daargelaten dat de afstand niet klopt, sluit deze beschrijving op geen enkele wijze aan op de route die verdachte zou moeten hebben gelopen als hij door het bos was gelopen. Deze routebeschrijving sluit wel aan, daargelaten de afstand, bij de wandelroute langs de hoofdweg, tevens de kortste en meest voor de hand liggende route. Daar komt bij dat hij naar eigen zeggen de weg in Huis ter Heide niet goed kent, hetgeen niet aannemelijk maakt dat hij via het bos naar de McDonalds zou gaan lopen.
De rechtbank acht de afstand tussen de plek waar de handschoen is aangetroffen en de hoofdweg naar de McDonalds te Huis ter Heide te groot om te kunnen aannemen dat de handschoen op een andere wijze op het bospad en daarmee op het terrein van [bedrijf 1] terecht is gekomen. Daarbij komt dat verdachte niet kan aangeven welke route hij precies heeft gelopen van de bushalte naar de McDonalds. Dit alles overziende acht de rechtbank de verklaring van verdachte niet steekhoudend en dus onaannemelijk.
Gelet op de omstandigheid dat een handschoen waarin een DNA profiel is aangetroffen dat matcht met het DNA profiel van verdachte op de vluchtroute van de daders is aangetroffen onmiddellijk na overval terwijl door de twee daders donkere handschoenen werden gedragen, de medeverdachte (die een bekennende verklaring heeft afgelegd) een bekende is van verdachte met wie hij eerder een soortgelijk feit heeft gepleegd en verdachte wisselende en deels onmogelijke verklaringen aanvoert voor de plaats waar de handschoen is aangetroffen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de desbetreffende handschoen ten tijde van de inbraak heeft gedragen en dat hij de mededader is geweest van [medeverdachte 1] bij de braak op de financiële administratie van [bedrijf 1] op 16 november 2009.
4.4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 16 november 2009 te Huis ter Heide, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas (met
inhoud, te weten onder andere een portemonnee en een mobiele telefoon en
een videocamera), geheel toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die tas (met inhoud) onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak van een raam van de kantoorruimte van [bedrijf 1] en welke diefstal werd voorafgegaan door bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] en een of meer medewerker(s) van [bedrijf 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader,
-een raam van de kantoorruimte van voornoemde [bedrijf 1] hebben
verbroken en
-(onverhoeds) (via dat raam) die kantoorruimte zijn binnengegaan (terwijl hij, verdachte en zijn mededader bivakmutsen droegen) en
-in die kantoorruimte hebben rondgelopen;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
- Diefstal in vereniging door middel van braak, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en een andere deelnemer aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder deze is begaan en de persoon van de verdachte.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een voltooide diefstal in vereniging door middel van braak, waarbij hij bedreiging met geweld niet heeft geschuwd. Deze bedreiging met geweld heeft eruit bestaan dat hij een ruit heeft ingeslagen, terwijl zich op korte afstand van dit raam een persoon bevond die ten gevolge daarvan het glas over zich heen heeft gekregen. Daarna is verdachte door dit raam naar binnen geklommen en heeft hij met een bivakmuts op zijn hoofd in een kantoorruimte rondgelopen. Alleen al de dreiging die uitgaat van het dragen van een zwarte bivakmuts heeft de situatie zeer beangstigend gemaakt voor de personen die op dat moment in de kantoorruimte aanwezig waren. Daarnaast kent de rechtbank gewicht toe aan de omstandigheid dat het delict heeft plaatsgevonden op een tijdstip dat er meerdere personen aan het werk waren op een plek waar zij zich veilig waanden. Verdachte heeft daarmee geen oog gehad voor de angst die deze overval hen heeft aangejaagd. Het gevoel van veiligheid van deze personen op hun werkplek is door deze bedreiging met geweld ernstig aangetast. Dit heeft verdachte er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van anderen, op deze manier snel aan geld te komen. Verdachte en zijn mededader hebben zich bij het plegen van dit ernstige feit uitsluitend laten leiden door hun zucht naar geldelijk gewin.
Gelet op de ernst van het feit en de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder een delict heeft gepleegd met medeverdachte [medeverdachte 1], acht de rechtbank een gevangenisstraf op zijn plaats. Mede gelet op het reclasseringsadvies van 26 april 2010 zal een deel daarvan voorwaardelijk worden opgelegd.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
- Diefstal in vereniging door middel van braak, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en een andere deelnemer aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, ook als dit inhoudt een meldingsgebod en behandeling door forensische polikliniek Kairos dan wel een soortgelijke instantie;
- dat verdachte gedurende zes maanden geboden is om zich op door de reclassering bepaalde tijden en locaties te bevinden, ook als de naleving van deze voorwaarde wordt ondersteund door middel van elektronische controle;
- dat verdachte een verbod heeft op het gebruik van softdrugs.
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Wijna, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd en mr. M.P. Gerrits-Janssens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.T. Dezentje, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 juni 2010.
Mr. M.P. Gerrits-Janssens is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.