ECLI:NL:RBUTR:2010:BN4364
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk onredelijke opzegging van de arbeidsovereenkomst en schadevergoeding
In deze zaak heeft eiser, geboren in 1958, een vordering ingesteld tegen zijn werkgever, gedaagde, naar aanleiding van een kennelijk onredelijke opzegging van zijn arbeidsovereenkomst. Eiser was sinds 3 april 2006 in dienst bij gedaagde als projectleider, met een bruto salaris van € 4.849,86 per maand. Op 17 april 2009 vroeg gedaagde toestemming aan het UWV om de arbeidsovereenkomst op te zeggen vanwege bedrijfseconomische redenen. Het UWV verleende op 5 juni 2009 toestemming, waarna gedaagde op 10 juni 2009 het dienstverband van eiser opzegde, met ingang van 12 juli 2009.
Eiser vorderde dat de kantonrechter het ontslag kennelijk onredelijk zou verklaren en een schadevergoeding van € 23.570,30 bruto zou toekennen. Eiser stelde dat gedaagde geen redelijke vergoeding had aangeboden en dat de economische omstandigheden niet zo ernstig waren dat ontslag gerechtvaardigd was. Gedaagde voerde verweer en stelde dat het ontslag noodzakelijk was vanwege de financiële situatie van het bedrijf.
De kantonrechter oordeelde dat de opzegging kennelijk onredelijk was, omdat gedaagde onvoldoende had aangetoond dat er geen passende functie voor eiser beschikbaar was en dat er geen adequate begeleiding was geboden na de aankondiging van het ontslag. De kantonrechter kende een schadevergoeding van € 9.500,- toe aan eiser, in plaats van het gevorderde bedrag, en compenseerde de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 4 augustus 2010.