ECLI:NL:RBUTR:2010:BO0328

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
23 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-604185-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onoplettendheid van bestuurder

Op 18 september 2008 vond er een verkeersongeval plaats op de A2 nabij Nieuwegein, waarbij de verdachte, bestuurder van een Renault Espace, op de vluchtstrook reed en in botsing kwam met een stilstaande Renault Twingo. De verdachte had zich aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig gedragen door zonder noodzaak en zonder vaart te minderen op de vluchtstrook te rijden. Het slachtoffer, de bestuurster van de Twingo, liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een gebroken stuitje, schouder- en nekletsel, en een bekkenfractuur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat hij door zijn gedrag een ongeval had veroorzaakt dat leidde tot zwaar lichamelijk letsel van een ander. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een geldboete van € 1.000,00 en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 8 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoon van de verdachte, die zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/604185-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 september 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1967] te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres] [woonplaats]
raadsvrouw mr. E.I.B. Hoffman, advocaat te Almere.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 9 september 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: met een personenauto een ongeval heeft veroorzaakt, waarbij een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
subsidiair: zich zodanig op de weg heeft gedragen dat gevaar werd veroorzaakt dan wel dat hij het verkeer heeft gehinderd.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, gelet op de voorhanden zijnde bewijsstukken.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt onder verwijzing naar jurisprudentie dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde en bepleit vrijspraak.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd op grond van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 18 september 2008 reed verdachte als bestuurder van een donkerblauwe Renault Espace op de A2 richting Utrecht. Vervolgens reed verdachte de A12 op, richting Arnhem. Verdachte is van de meest rechterrijbaan op de A2 doorgeschoven naar de meest rechter rijbaan op de A12. Er reed een auto achter verdachte. Verder was het rustig op de weg. Verdachte zag geen auto voor hem op de weg. Verdachte heeft bij het invoegen een aantal keer achterom gekeken of er echt geen verkeer aankwam. Vervolgens zag verdachte op het laatste moment de blauwe Renault Twingo van het slachtoffer [slachtoffer] voor zich. Hij wilde de Renault Twingo ontwijken en hoorde en voelde vervolgens een harde klap.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij zich niet meer kan herinneren wat er is voorafgegaan aan het ongeval. Ook kan zij niet aangeven waarom zij stilstond op de vluchtstrook.
Uit onderzoek van de verkeerspolitie is over de toedracht van het ongeval het volgende gebleken.
Op 18 september 2008 heeft er op de autosnelweg A2 links, ter hoogte van hectometerpaal 67.3, een ongeval plaatsgevonden tussen een Renault Espace en een Renault Twingo. Blijkens een luchtfoto van de plaats van het ongeval betreft het een recht stuk snelweg. De plaats van het ongeval is gelegen in de gemeente Nieuwegein.
De ter plaatse toegestane maximumsnelheid bedroeg op het tijdstip van het ongeval 100 kilometer per uur. Het was helder en droog weer en er waren geen bijzonderheden met betrekking tot de toestand van de weg.
De Renault Twingo bevond zich ten tijde van het ongeval met alle vier de wielen op de vluchtstrook. Gezien de ABS-regelsporen reed de Renault Espace met alle wielen over de vluchtstrook. Aan de hand van de schade en de aangetroffen sporen aan beide voertuigen en op het wegdek, werden de voertuigen tegen elkaar geplaatst. Hierdoor werd duidelijk dat de Renault Espace met de rechtervoorzijde tegen de linkerachterzijde van de Renault Twingo is gebotst.
[getuige 1] reed achter verdachte op de A2. Hij heeft verklaard dat de blauwe Renault Espace die voor hem reed volledig met zijn voertuig op de vluchtstrook ging rijden. Vervolgens zag hij dat er een Renault Twingo op de vluchtstrook stond geparkeerd. De afstand was ongeveer een paar honderd meter. Het was daar overzichtelijk, dus hij kon het goed zien. De Renault Espace bleef over de vluchtstrook rijden richting de Renault Twingo, waarna de bestuurder van de Renault Espace een stuurbeweging naar links maakte. Vervolgens zag [getuige 1] dat de Renault Espace linksachter op de Renault Twingo botste. Op de rijbaan links van de bestuurder van de Renault Espace bevond zich op dat moment geen verkeer. [getuige 1] reed ongeveer 100 kilometer per uur. [getuige 1] heeft verklaard dat de bestuurder van de Renault Espace iets langzamer reed dan hij, want dit voertuig kwam langzaam aan wat dichterbij.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij zich niet vermoeid voelde. Ter terechtzitting heeft verdachte hieraan toegevoegd dat hij niet aan het telefoneren was. Een mogelijke verklaring voor het ongeval zou volgens verdachte kunnen zijn, dat hij te lang achterom heeft gekeken. Naar zijn beleving reed verdachte op de rechterrijbaan. Pas bij het lezen van het politierapport werd verdachte ermee geconfronteerd dat hij op de vluchtstrook had gereden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zonder zijn snelheid te minderen en zonder noodzaak daartoe, met zijn personenauto geheel op de vluchtstrook is gaan rijden. Verdachte heeft verklaard zich niet te kunnen herinneren dat hij op de vluchtstrook heeft gereden, maar gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld, bestaat er geen aanleiding hieraan te twijfelen. Tevens stelt de rechtbank vast dat verdachte niet heeft gezien dat er zich een personenauto op de vluchtstrook bevond, terwijl er geen sprake was van een onoverzichtelijke verkeerssituatie of anderszins sprake was van een bijzondere omstandigheid, waardoor kan worden verklaard dat verdachte die personenauto niet tijdig heeft opgemerkt.
Door aldus te handelen heeft verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedragen, zodat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Door het ongeval heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij door het ongeval een gebroken stuitje, schouder- en nekletsel, een bekkenfractuur, een hersenschudding en een groot aantal kneuzingen heeft opgelopen als gevolg waarvan zij weken in het ziekenhuis heeft gelegen. Daarna heeft zij bij gebrek aan ruimte in een revalidatiekliniek, vijf maanden gerevalideerd in de woning van haar moeder. Zij heeft fysiotherapie en hydrotherapie nodig om te herstellen. Bovendien heeft [slachtoffer] psychische klachten ondervonden ten gevolge van het ongeval. In november 2009 is [slachtoffer] begonnen met re-integratie. Zij kan voorlopig nog niet terug in haar oude functie. Momenteel werkt zij twaalf uur arbeidsgericht en twee uur arbeidstherapeutisch.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 18 september 2008 te Nieuwegein, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A2, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend,
met het door hem bestuurde motorrijtuig, met een snelheid van ongeveer 100
kilometer per uur, althans met hoge snelheid, en zonder enige
verkeersnoodzaak de vluchtstrook op te rijden en vervolgens op de
vluchtstrook in aanrijding/botsing te komen met een motorrijtuig dat zich
geheel op die vluchtstrook bevond,
waardoor de bestuurder van laatstgenoemd motorrijtuig, genaamd [slachtoffer],
zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder andere) een bekkenbreuk en een gebroken stuitje en schouder- en nekletsel en een hersenschudding en een groot aantal kneuzingen werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een geldboete van € 600,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van acht maanden met een proeftijd van twee jaar.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Mocht de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komen, dan acht de verdediging een geldboete passend.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend in het verkeer gedragen door, zonder noodzaak daartoe en zonder zijn snelheid te minderen, op een rechte weg met hoge snelheid volledig op de vluchtstrook te gaan rijden en niet op te merken dat zich daar een auto met bestuurder ophield. Het verkeersongeval heeft grote gevolgen gehad voor het slachtoffer [slachtoffer]. Wat de gevolgen voor het slachtoffer zijn geweest blijkt uit de ter zitting voorgehouden schriftelijke slachtofferverklaring. Zij is twee jaar na het ongeval nog steeds niet volledig hersteld. Hoewel het niet is gelukt om met het slachtoffer in contact te komen, is ter zitting gebleken dat verdachte sinds het ongeval wel belangstelling heeft getoond in het welzijn van het slachtoffer en dat hij het zeer betreurt een aanrijding te hebben veroorzaakt.
De rechtbank acht, alles afwegende, een geldboete hoger dan de eis van de officier van justitie en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur passend en geboden. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat verdachte voor de uitoefening van zijn werkzaamheden zijn rijbewijs nodig heeft.
Een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid kan dienen als een “stok achter de deur” ten einde verdachte extra bewust te laten zijn van de verkeersveiligheid. Aan verdachte zal een proeftijd worden opgelegd van 2 jaar.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van € 1.000,00;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Wijna, voorzitter, mr. P. Wagenmakers en mr. L.M.G. de Weerd, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.T. Dezentje, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 september 2010.