ECLI:NL:RBUTR:2010:BO3595

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
10 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/601117-09 [b]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting ISD-maatregel met hernieuwde toetsing

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 10 september 2010 uitspraak gedaan over de voortzetting van de ISD-maatregel voor de veroordeelde, die in de Penitentiaire Inrichting Wolvenplein te Utrecht verbleef. De rechtbank heeft de relevante stukken in het dossier bestudeerd, waaronder een vonnis van 23 december 2009 waarin de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar was opgelegd. De veroordeelde had op 28 juni 2010 verzocht om een toetsing van de voortzetting van deze maatregel. Tijdens de zitting op 27 augustus 2010 zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de officier van justitie, de veroordeelde zelf, zijn raadsvrouw en deskundigen van de reclassering.

Uit het reclasseringsadvies en het voortgangsverslag bleek dat de veroordeelde begin januari 2010 was geplaatst in de P.I. Wolvenplein, maar op 12 mei 2010 was overgeplaatst naar het Penitentiair Psychiatrisch Centrum Amsterdam vanwege gedragsproblemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er aanvankelijk misverstanden waren over de bereidheid van de veroordeelde om mee te werken aan het ISD-traject, maar dat hij inmiddels wel gemotiveerd is om aan zijn behandeling te werken. De rechtbank oordeelt dat het voortzetten van de maatregel noodzakelijk is om verdere overlast voor de samenleving te voorkomen en om de veroordeelde de kans te geven op een blijvende gedragsverandering.

De rechtbank heeft besloten dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt voortgezet en dat er over zes maanden opnieuw gerapporteerd dient te worden over de voortgang van het ISD-traject. De beslissing is genomen op basis van artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht en is uitgesproken door de meervoudige raadkamer voor strafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/601117-09
Datum uitspraak: 10 september 2010
Beslissing ex artikel 38s Wetboek van Strafrecht
Beslissing van de meervoudige raadkamer voor strafzaken, naar aanleiding van het onderzoek ex artikel 509aa van het Wetboek van Strafvordering, betrekking hebbend op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd aan:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1965],
thans verblijvende in het PPC Amsterdam, paviljoen vier te Amsterdam.
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier van de veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
- het vonnis van deze rechtbank d.d. 23 december 2009 waaruit blijkt dat aan de veroordeelde is opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar;
- het verzoek van de veroordeelde d.d. 28 juni 2010 inhoudende dat de rechtbank de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel zal toetsen;
- een (beknopt) reclasseringsadvies van Centrum Maliebaan d.d. 5 augustus 2010, opgesteld door B.H.V. Dölle ten behoeve van een terechtzitting bij het Gerechtshof Arnhem op 17 augustus 2010, waarin tevens is gerapporteerd over de invulling en voortgang van de aan veroordeelde opgelegde ISD-maatregel;
- een voortgangsverslag tenuitvoerlegging ISD-maatregel van 19 augustus 2010, opgemaakt door M. van Doorn, individueel trajectbegeleider ISD in de PI Utrecht, vestiging Wolvenplein, omtrent de stand van uitvoering van de ISD-maatregel van de veroordeelde, mede ondertekend namens de directeur van de inrichting, waarin wordt geadviseerd de ISD-maatregel voort te zetten.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 27 augustus 2010, waarbij zijn gehoord:
de officier van justitie, de veroordeelde, de raadsvrouw van de veroordeelde, mr. M.M. Helmers, de getuige-deskundige, M.M. van Doorn, individueel trajectbegeleider ISD bij de P.I. Wolvenplein te Utrecht en de reclasseringswerker, D. Bokking, reclasseringswerker bij het Centrum Maliebaan te Utrecht.
OVERWEGINGEN:
Uit het onderzoek ter zitting is gebleken dat veroordeelde begin januari 2010 is geplaatst in de P.I. Wolvenplein te Utrecht, alwaar de ISD-maatregel ten uitvoer zou worden gelegd.
Uit voornoemd (beknopt) reclasseringsadvies en het genoemde voortgangsverslag blijkt dat veroordeelde na zijn plaatsing in Wolvenplein op 12 mei 2010 is overgeplaatst naar het Penitentiair Psychiatrisch Centrum Amsterdam. Dit gebeurde vanwege het gedrag van veroordeelde, zijn dwanghandelingen, waardoor er binnen Wolvenplein niet de juiste zorg kon worden geboden.
De plaatsing is gerealiseerd uit zorg voor veroordeelde en in afwachting van een plaatsing binnen de FPA Roosenburg te Den Dolder. Het voortgangsverslag vermeldt voorts dat voor een goede diagnose omtrent veroordeelde en een behandeladvies het nodig is dat veroordeelde wordt geplaatst op de dubbeldiagnose-afdeling van de FPA Roosenburg te Den Dolder. De aanvraag voor een indicatiestelling daartoe is inmiddels verstuurd door het PPC Amsterdam.
Geadviseerd wordt om de ISD-maatregel voort te zetten voor het diagnosticeren van veroordeelde en het opstellen van een gedegen behandelplan.
De getuige-deskundige Van Doorn van het Centrum Maliebaan heeft ter zitting verklaard dat er aanvankelijk is uitgegaan van het standpunt van veroordeelde dat hij niet aan het ISD-traject wenste mee te werken. Na zijn plaatsing in het PPC Amsterdam is daar verandering in gekomen in die zin dat veroordeelde te kennen gaf wel te willen meewerken aan een klinische opname in de tweede fase van het ISD-traject, teneinde aan zijn alcoholverslaving te werken.
De getuige-deskundige Bokking heeft ter zitting verklaard dat de aanvraag indicatiestelling naar het NIFP is verzonden en dat op een termijn van twee tot drie weken uitsluitsel wordt verwacht, waarna een intake bij de FPA Roosenburg kan plaatsvinden.
De veroordeelde heeft ter zitting verklaard dat hij reeds bij zijn mentor in de P.I. Wolvenplein en later ook bij de behandelaars in het PPC Amsterdam heeft aangegeven dat hij met het (behandel)traject wilde beginnen.
De rechtbank leidt uit de stukken en uit hetgeen door de getuige-deskundigen op zitting daaromtrent is aangevoerd af dat er aanvankelijk misverstanden hebben bestaan over de bereidheid van veroordeelde om inhoudelijke invulling te geven aan zijn ISD-traject. Die misverstanden zijn reden geweest waarom langere tijd geen concrete invulling is gegeven aan het ISD-traject door het opstellen van een behandelplan. Inmiddels is echter duidelijk voor alle betrokkenen dat veroordeelde met het traject wil beginnen.
Naar het oordeel van de rechtbank zal veroordeelde, indien de maatregel thans zou worden beëindigd, de samenleving opnieuw overlast kunnen gaan bezorgen. Veroordeelde heeft als notoir veelpleger de maatschappij jarenlang ernstige overlast bezorgd en het is belangrijk dat een blijvende gedragsverandering tot stand gebracht wordt. Helaas is tot op heden slechts een voorzichtig begin gemaakt met het uitstippelen van het noodzakelijke geachte traject. De reden daarvoor lijkt te liggen in een misverstand met betrekking tot de bereidheid van veroordeelde en is naar het oordeel van de rechtbank niet alleen te wijten aan de betrokken instanties. Ook de aanvankelijke opstelling van veroordeelde heeft hierin een rol gespeeld. Gelet op hetgeen in de afgelopen periode in gang is gezet en het feit dat er wordt gewerkt aan de uitvoering daarvan is het te vroeg om te constateren dat voortzetting van de maatregel geen zin heeft.
Inmiddels is voor alle betrokkenen duidelijk dat veroordeelde wel is gemotiveerd. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de inrichting er alles aan zal doen om aan de voorgenomen interventies met de nodige voortvarendheid invulling te geven. Alles
overziende zijn er thans dan ook geen beletselen om de voorzetting van de maatregel te continueren.
Mede gelet op de voortgang tot op heden is de rechtbank van oordeel dat de vinger aan de pols dient te worden gehouden voor wat betreft de voortgang van de in gang gezette plannen. De rechtbank zal derhalve bepalen dat over zes maanden opnieuw gerapporteerd dient worden over de voortgang van het ISD-traject en omtrent de wenselijkheid en/of de noodzakelijkheid van de voortzetting van de ISD-maatregel.
De rechtbank heeft gelet op artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING:
De rechtbank verstaat dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, opgelegd aan [verdachte] voornoemd, wordt voortgezet.
De rechtbank bepaalt dat de officier van justitie over 6 maanden opnieuw zal laten rapporteren omtrent de wenselijkheid en/of de noodzakelijkheid tot voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.
Aldus gedaan door mr. D.A.C. Koster, voorzitter en mr. A.G. van Doorn en mr. S. Wijna bijgestaan door H.J. Nieboer als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 10 september 2010.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.