ECLI:NL:RBUTR:2010:BO9268

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
22 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
286328 / HA ZA 10-1071
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij creditcardfraude en eigen schuld van de detaillist

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Utrecht, stond de aansprakelijkheid van een leverancier van een creditcardapparaat centraal in het kader van frauduleuze betalingen. De eiseressen, twee besloten vennootschappen, hadden een overeenkomst gesloten met de gedaagde leverancier voor de levering van een nieuw creditcardapparaat. Dit apparaat was echter niet volledig operationeel op het moment van levering, omdat de benodigde CTAP-software nog niet beschikbaar was. De eiseressen waren zich bewust van deze tekortkoming, maar hebben desondanks creditcardbetalingen geaccepteerd die later frauduleus bleken te zijn. De eiseres sub 2 vorderde een schadevergoeding van de gedaagde, stellende dat de gedaagde wanprestatie had gepleegd door de software niet tijdig te installeren. De gedaagde betwistte dit en voerde aan dat de eiseres sub 2 zelf verantwoordelijk was voor de schade door het accepteren van betalingen zonder de benodigde software.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 286328 / HA ZA 10-1071
Vonnis van 22 december 2010
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 1],
gevestigd te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 2],
gevestigd te [woonplaats],
eiseressen,
advocaat mr. M.C. Franken-Schoemaker te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. H.B.J. de Boer te Rosmalen.
Eiseressen zullen hierna [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] en gezamenlijk ook [eiseres sub 1] c.s. worden genoemd, en gedaagde [gedaagde].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 augustus 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 25 november 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Begin 2007 hebben creditcardmaatschappijen acceptanten van creditcardbetalingen bericht dat deze acceptanten vanaf 1 oktober 2007 zelf aansprakelijk zouden zijn voor frauduleuze betalingstransacties met creditcards zonder gebruik van chip/pincode.
2.2. Met het oog op deze aanstaande introductie van aansprakelijkheid, hebben [eiseres sub 1] c.s. met [gedaagde] op 17 april 2007 een overeenkomst gesloten tot levering door [gedaagde] van een nieuwe betaalautomaat voor credit cards aan [eiseres sub 2] (hierna: de overeenkomst). Aan deze overeenkomst is uitvoering gegeven. Het aan [eiseres sub 2] geleverde apparaat was geschikt voor betaling met magneetstrip zowel als met chip/pincode, met dien verstande dat voor dit laatste nog software diende te worden geïnstalleerd, zogenaamde CTAP-software. Deze software was op het moment van levering van het apparaat nog niet beschikbaar.
2.3. Nadat de bedrijfsleiding van [eiseres sub 2] was gebleken dat op 1 oktober 2007 de CTAP-software nog niet was geïnstalleerd op het door haar van [gedaagde] betrokken apparaat, heeft zij in telefonische contacten met [gedaagde] om opheldering hierover gevraagd, en aangedrongen op spoedige installatie. Van de zijde van [gedaagde] werd daarbij medegedeeld dat de installatie werd verzorgd door haar leverancier Banksys, volgens een door deze gehanteerd protocol en tijdspad, en dat [gedaagde] hierop geen invloed had.
2.4. Vervolgens hebben op 26 augustus en 9 oktober 2009 bij [eiseres sub 2] in totaal vijf creditcardbetalingen plaatsgevonden ten bedrage van in totaal EUR 8.885,00, die achteraf frauduleus bleken te zijn. De betrokken creditcardmaatschappijen hebben de betreffende bedragen niet aan [eiseres sub 2] vergoed.
3. Het geschil
3.1. [eiseres sub 2] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van EUR 8.885,00, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten ten bedrage van EUR 2.482,94, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding. [eiseres sub 2] baseert deze vordering op tekortschieten van [gedaagde] in de nakoming van haar verplichting om de CTAP-software tijdig te installeren, dat wil zeggen uiterlijk op de datum van introductie van de eigen aansprakelijkheid van acceptanten voor frauduleuze transacties zonder chip/pincode. Haar schade stelt [eiseres sub 2] in hoofdsom op het totaalbedrag van de fraudetransacties.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Zij betwist wanprestatie te hebben gepleegd, en beroept zich op eigen schuld van [eiseres sub 2].
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De vraag of [gedaagde] wanprestatie heeft gepleegd kan in het midden blijven, omdat het door haar gedane beroep op eigen schuld van [eiseres sub 2] gegrond is. Zelfs indien [gedaagde] door vertraagde installatie van de CTAP-software mocht zijn tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiseres sub 2], dan nog geldt dat de schade ten gevolge van de frauduleuze transacties eerst en vooral is veroorzaakt door eigen handelen van [eiseres sub 2], te weten het accepteren van creditcardbetalingen waarvan zij wist dat deze in geval van fraude niet meer door de creditcardmaatschappijen werden gegarandeerd.
4.2. Van een kostenveroordeling van [eiseres sub 1], zoals door [gedaagde] verzocht, kan geen sprake zijn omdat [eiseres sub 1] in de onderhavige procedure geen vordering heeft ingesteld. [eiseres sub 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht 317,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.221,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiseres sub 2] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 1.221,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Frieling en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2010.?