ECLI:NL:RBUTR:2010:BO9758
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Medeplichtigheid aan het kweken van hennep en diefstal van elektriciteit
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 30 november 2010, is de verdachte beschuldigd van medeplichtigheid aan het kweken van hennep en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het kweken van hennep in een loods waar 2400 hennepplanten werden aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij op het moment van aanhouding zich bewust was van zijn betrokkenheid bij de wietplantage. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde medeplegen van het kweken van hennep, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het subsidiaire feit van medeplichtigheid aan het kweken van hennep. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de verdachte het feit heeft begaan, zijn eerdere veroordelingen en de omvang van de hennepplantage. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, maar de rechtbank heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd. De benadeelde partij, een bedrijf, heeft een schadevergoeding gevorderd, maar de rechtbank heeft deze vordering niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 48 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.