ECLI:NL:RBUTR:2010:BO9867

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
30 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-440541-10 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in de zaak tegen een verdachte betrokken bij hennepteelt

In deze ontnemingszaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht, is op 30 november 2010 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde, geboren in 1959 en niet ingeschreven in de basisadministratie, was beschuldigd van medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had genoten van zijn betrokkenheid bij de hennepteelt. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die op 25 oktober 2010 was ingediend, afgewezen. Tijdens de zitting was de officier van justitie aanwezig, maar de veroordeelde is niet verschenen. De rechtbank baseerde haar beslissing op de inhoud van het procesdossier, inclusief het strafdossier en de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting. De rechtbank concludeerde dat de werkzaamheden van de veroordeelde ten behoeve van de hennepteelt niet voldoende bewijs opleverden voor het genieten van wederrechtelijk voordeel. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/440541-10 (ontneming)
beslissing van de rechtbank d.d. 30 november 2010
in de ontnemingszaak tegen
[verdachte],
geboren 1959 te [geboorteplaats],
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland.
1 De procedure
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de vordering, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/440541-10 waaruit blijkt dat veroordeelde op 30 november 2010 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Utrecht is veroordeeld
terzake van het medeplichtig zijn aan het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, tot de in die uitspraak vermelde straf;
- het proces-verbaal van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting;
- de overige stukken.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord.
De veroordeelde is behoorlijk opgeroepen naar niet ter terechtzitting verschenen.
2 De beoordeling
Dat veroordeelde op een tijdstip in de periode van 2 juni 2009 tot en met 11 augustus 2009 te Vianen opzettelijk behulpzaam is geweest, door voor onbekend gebleven persoon/personen, werkzaamheden te verrichten ten behoeve van de teelt/het kweken van hennep, blijkt uit de inhoud van de bewijsmiddelen opgenomen in het vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Utrecht van 30 november 2010.
Veroordeelde heeft verklaard dat ‘[A]’ hem geen geld heeft betaald voor het helpen in de kwekerij. Gelet op de inhoud van het procesdossier kan niet worden vastgesteld dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten. De rechtbank zal derhalve de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afwijzen.
3 De beslissing
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie d.d. 25 oktober 2010, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A. Wassing, voorzitter, mr. J. Ebbens en mr. S. Wijna, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.J. Reitsma en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 november 2010.