ECLI:NL:RBUTR:2011:BP7705
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- S. Wijna
- A. Wassing
- G. Perrick
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de ontnemingsvordering in een strafzaak na vrijspraak van de verdachte
Op 15 maart 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte die eerder was vrijgesproken van de hem tenlastegelegde feiten. Tijdens de zitting is de officier van justitie gehoord, die zijn vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel heeft ingediend. De verdachte was aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.A. Speelman. De rechtbank heeft vastgesteld dat, gezien de vrijspraak van de verdachte, niet kan worden aangetoond dat hij wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Dit is in lijn met het proces-verbaal van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, waaruit blijkt dat de vordering van de officier van justitie niet kan worden toegewezen. De rechtbank heeft daarom de vordering afgewezen.
De procedure is gestart met een vordering van de officier van justitie op 22 juli 2010, die binnen de wettelijke termijn is ingediend. Het strafdossier, dat onder parketnummer 16/710951-07 valt, toont aan dat de verdachte op 15 maart 2011 door de rechtbank is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft ook de bevindingen van het onderzoek ter terechtzitting op 1 maart 2011 in overweging genomen, evenals andere relevante stukken.
De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal en verduistering van geldbedragen van benadeelden door middel van het gebruik van hun pinpas en valse overschrijfkaarten. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is om de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel te honoreren, en heeft deze dan ook afgewezen.