ECLI:NL:RBUTR:2011:BP7705

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
15 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-710951-07
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de ontnemingsvordering in een strafzaak na vrijspraak van de verdachte

Op 15 maart 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte die eerder was vrijgesproken van de hem tenlastegelegde feiten. Tijdens de zitting is de officier van justitie gehoord, die zijn vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel heeft ingediend. De verdachte was aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.A. Speelman. De rechtbank heeft vastgesteld dat, gezien de vrijspraak van de verdachte, niet kan worden aangetoond dat hij wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Dit is in lijn met het proces-verbaal van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, waaruit blijkt dat de vordering van de officier van justitie niet kan worden toegewezen. De rechtbank heeft daarom de vordering afgewezen.

De procedure is gestart met een vordering van de officier van justitie op 22 juli 2010, die binnen de wettelijke termijn is ingediend. Het strafdossier, dat onder parketnummer 16/710951-07 valt, toont aan dat de verdachte op 15 maart 2011 door de rechtbank is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft ook de bevindingen van het onderzoek ter terechtzitting op 1 maart 2011 in overweging genomen, evenals andere relevante stukken.

De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal en verduistering van geldbedragen van benadeelden door middel van het gebruik van hun pinpas en valse overschrijfkaarten. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is om de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel te honoreren, en heeft deze dan ook afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/710951-07
beslissing van de rechtbank d.d. 15 maart 2011
in de ontnemingszaak tegen
[verdachte],
geboren op [1951] te [geboorteplaats],
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens,
thans verblijvende te [woonplaats], [adres],
raadsman mr. G.A. Speelman, advocaat te Amersfoort.
1 De procedure
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de vordering d.d. 22 juli 2010, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/710951-07 waaruit blijkt dat verdachte op 15 maart 2011 door de rechtbank Utrecht is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten;
- het proces-verbaal van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 1 maart 2011;
- de overige stukken.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord. Hij heeft daarbij zijn vordering ingediend. Tevens is de verdachte gehoord, bijgestaan door zijn raadsman.
2 De beoordeling
Aan verdachte is -kort weergegeven- tenlastegelegd dat hij
- € 5.500,00 heeft gestolen van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] door middel van het gebruik hun pinpas waarvan hij de code wist, dan wel dit geldbedrag heeft verduisterd (feit 1),
- € 58.975,00 heeft gestolen van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] door middel van het gebruik van overschrijfkaarten, dan wel deze personen heeft bewogen tot afgifte van dit geldbedrag door het aannemen van een valse hoedanigheid, namelijk door zich voor te doen als kredietwaardige lener, dan wel voornoemd geldbedrag heeft verduisterd (feit 2),
- valse overschrijfkaarten heeft gebruikt (feit 3).
Verdachte is door de rechtbank bij vonnis van 15 maart 2011 vrijgesproken van de hem tenlastegelegde feiten. Gelet op deze vrijspraak kan niet worden vastgesteld dat verdachte wederrechtelijk voordeel heeft verkregen zoals is uiteengezet in het proces-verbaal van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zodat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen.
3 De beslissing
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie d.d. 22 juli 2010, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, af.
Deze beslissing is gegeven door mr. S. Wijna, voorzitter, mr. A. Wassing en mr. G. Perrick, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. H.F.R. Storij en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 15 maart 2011.